Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Promis; diefstal; heling; omkatten van auto’s.

Veroordeling voor medeplegen van opzetheling van een bestelbus. Onvoldoende bewijs voor diefstal. Veroordeling voor het vervalsen van het voertuigidentificatienummer van de auto, strafbaar gesteld in artikel 219 WvSr . Verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf weken waarvan zeven weken voorwaardelijk met aftrek.

Uitspraak



RECHTBANK ALKMAAR

Sector straf

Parketnummer : 14.810420-09 (P)

Datum uitspraak : 17 november 2010

TEGENSPRAAK

VONNIS van de rechtbank Alkmaar, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak van het

OPENBAAR MINISTERIE

tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedatum] 1972,

wonende op het adres [adres en woonplaats], Polen.

1. Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 november 2010.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. R.J. Pardijs, advocaat te Alkmaar, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2. De tenlastelegging

Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd, dat

1.

hij in of omstreeks de periode van 7 tot en met 8 november 2009 te [woonplaats], gemeente Langedijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een op/aan de [adres 1] geparkeerd staande Mercedes bestelbus (kenteken: [kenteken 1]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;

subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij in of omstreeks de periode van 7 tot en met 9 november 2009 te [verblijfplaats], gemeente Zijpe, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een Mercedes bestelbus (origineel kenteken: [kenteken 1]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die auto wist(en) althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;

2.

hij op of omstreeks 9 november 2009 te [verblijfplaats], gemeente Zijpe, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een Voertuig Identifcatienummer(VIN)/chassisnummer, (zijnde een ander merk dan de in artikel 217 en 218 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde merken ) dat krachtens artikel 5.3.1 onder 5 van de Regeling Voertuigen (zoals geldend van 1 mei 2009 tot en met 31 december 2009), althans krachtens wettelijk voorschrift, op een motorvoertuig moet worden aangebracht, valselijk heeft geplaatst, althans het echte Voertuig Identificatienummer(VIN)/chassisnummer heeft vervalst, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader opzettelijk valselijk het Voertuig Identificatienummer(VIN)/chassisnummer [identificatienummer 1] geplaatst op een motorvoertuig, althans het echte Voertuig Identificatienummer(VIN)/chassisnummer [identificatienummer 2] van het motorvoertuig Mercedes Sprinter (origineel afgegeven Nederlands kenteken: [kenteken1]) vervangen door een Voertuig Identificatienummer(VIN)/chassisnummer [identificatienummer 2], met het oogmerk om dat motorvoertuig te gebruiken of door anderen te doen gebruiken alsof laatstbedoeld Voertuig Identificatienummer(VIN)/chassisnummer krachtens genoemd artikel, althans krachtens genoemd wettelijk voorschrift, echt en onvervalst was.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

3. De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4. Overweging ten aanzien van het bewijs

A. Inleiding

In de nacht van 7 op 8 november 2009 wordt de bestelbus van het merk Mercedes van aangever [slachtoffer] gestolen. Op 9 november 2009 wordt deze bestelbus op het perceel [adres 2] 1 te [verblijfplaats] aangetroffen en door aangever als zijn eigendom herkend. De op het terrein aanwezige mannen, waaronder verdachte, worden aangehouden en de bestelbus wordt door de politie in beslag genomen. Uit nadien verricht onderzoek aan de bestelbus blijkt dat twee van de karakters van het voertuigidentificatienummer zijn veranderd, waarvan één karakter in een ander cijfer.

De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte, al dan niet tezamen met een ander of anderen, genoemde Mercedes bestelbus heeft gestolen, dan wel dat hij deze auto, al dan niet tezamen met een ander of anderen, in zijn bezit had terwijl hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de auto van misdrijf afkomstig was. Ook dient de rechtbank te bezien of wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte, al dan niet tezamen met een ander of anderen, – kort gezegd – door middel van het veranderen van het voertuigidentificatienummer, valselijk een ander merk op de auto heeft geplaatst met het oogmerk de auto te (doen) gebruiken alsof het merk daarvoor bestemd was.

B. Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht het 1 primair ten laste gelegde feit, mede vanwege het te ver verwijderde verband in tijd tussen de diefstal en het aantreffen van de auto, niet bewezen en heeft ten aanzien daarvan vrijspraak gevorderd.

Wel acht de officier van justitie de onder 1 subsidiair ten laste gelegde opzetheling wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie acht daarvoor onder meer redengevend dat de bestelbus op het terrein is aangetroffen waar ook verdachte en medeverdachte [medeverdachte] worden aangetroffen, die aanvankelijk wegrennen voor de politie, en dat duidelijk is geworden dat zij aan de bestelbus hebben gesleuteld. Het originele motormanagement van de Mercedes wordt los onder de auto aangetroffen. Verder wordt in de auto van medeverdachte [medeverdachte] een handvat van een Mercedes gevonden waar de sleutel van aangever op past. Ook zaten er naar de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] geen kentekenplaten op de bestelbus toen verdachte deze kocht. Tot slot heeft verdachte ter terechtzitting alleen over irrelevante details verklaard, terwijl hij op relevante punten telkens aangaf geen herinnering meer te hebben. De officier van justitie heeft daaruit geconcludeerd dat verdachte wist dat de auto van misdrijf afkomstig was.

Ook acht de officier van justitie bewezen dat verdachte het tweede ten laste gelegde feit heeft begaan, nu dit feit door verdachte wordt erkend. Bovendien is naar het oordeel van de officier van justitie sprake van medeplegen, gelet op voornoemde omstandigheden en gezien het feit dat de door verdachte gebruikte slagcijfers ter plaatse zijn aangetroffen en ook door medeverdachte [medeverdachte] zijn vastgehouden.

C. Standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft vrijspraak van feit 1 primair bepleit. Ook ten aanzien van feit 1 subsidiair heeft de raadsman vrijspraak bepleit, omdat van opzetheling geen sprake is. Het kopen van een auto dient niet noodzakelijk in een bedrijfsruimte plaats te vinden, vaker vinden één op één contacten plaats en dit is geen indicatie dat iets niet in orde zou zijn. Het veranderen van het chassisnummer heeft ook enkel plaatsgevonden met de bedoeling de auto zonder al te veel kosten naar Polen te kunnen vervoeren. Ten aanzien van de onder feit 1 meer subsidiair ten laste gelegde schuldheling heeft de raadsman aangevoerd, dat hier naar zijn mening geen sprake van is maar dat hij zich overigens refereert aan het oordeel van de rechtbank. Omdat medeverdachte [medeverdachte] de aankoop van de bestelauto slechts van afstand heeft waargenomen is in elk geval geen sprake geweest van medeplegen.

Tot slot heeft de raadsman vrijspraak van feit 2 bepleit, nu bij verdachte het opzet heeft ontbroken en bovendien geen sprake is van een voltooid delict, aangezien nog een cijfer had moeten worden veranderd om de vervalsing compleet te maken.

D. Beoordeling van de tenlastelegging door de rechtbank

Redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 1 en feit 2

Tussen 7 en 8 november 2009 wordt de bestelbus van het merk Mercedes, type Sprinter, met kenteken [kenteken 1] en voorzien van chassisnummer [identificatienummer 2] van [slachtoffer] gestolen. Op 9 november 2009 wordt te [verblijfplaats], gemeente Zijpe, op het perceel [adres 2] 1 een ontvreemde bedrijfsauto aangetroffen. Deze bestelbus wordt door aangever als zijn eigendom herkend. De bestelbus is voorzien van het Poolse kenteken [kenteken 2] en de motorkap staat open. De auto staat op een krik en het rechter voorwiel ligt naast de auto. De handen van de op het terrein aanwezige verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn zwart van de oliesmeer en hun kleding is vies. Op 11 november 2009 wordt de personenauto van medeverdachte [medeverdachte], welke ook op de [adres 2] 1 te [verblijfplaats] stond, doorzocht en daarin wordt een handvat van een Mercedes aangetroffen. De handvatten die op de Mercedes bestelbus zijn gemonteerd zijn niet origineel en bij een vergelijking van die handvatten met het in de auto van medeverdachte aangetroffen handvat blijken deze identiek te zijn. De originele sleutel van de Mercedes bestelbus past op het slot van het in de auto van medeverdachte aangetroffen handvat, met dien verstande dat met de sleutel het slot in het handvat kan worden bewogen. Uit nader onderzoek aan de bestelbus blijkt dat kennelijk recentelijk montage en/of demontage werkzaamheden zijn uitgevoerd aan het contactslot. Aan de portiersloten van zowel het linker als rechter portier zijn vernielingen c.q. braaksporen aangetroffen. De handgreep van de deur van de laadruimte aan de achterzijde van de bestelbus hangt grotendeels los. Bij vervanging van het contactslot dient ook het motormanagement omgewisseld te worden. In de laadruimte van de bestelbus wordt een gedemonteerd motormanagement aangetroffen. Het chassisnummer dat bij dit gedemonteerde motormanagement of wel ‘Elektronische Controle Unit’ hoort is van aangever [slachtoffer]. Verder worden sporen van werkzaamheden aangetroffen bij het voertuigidentificatienummer. Het zesde en zevende karakter van dit nummer zijn vervalst. Het zesde karakter, dat een 2 behoorde te zijn, is veranderd in het cijfer 1. Als zevende karakter is het valse cijfer 6 in plaats van het originele cijfer 6 aangebracht.

Medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat zijn zwager, verdachte, de bestelbus op een industrieterrein gekocht heeft en dat er op dat moment geen nummerborden op de Mercedes zaten. Vervolgens zijn Poolse kentekenplaten van een andere Mercedes op de bestelbus geplaatst. Over het repareren van de bestelbus heeft medeverdachte [medeverdachte] aanvankelijk verklaard dat hij op 9 november 2009 bezig was met de reparatie van de bestelbus waaraan hij in een later verhoor heeft toegevoegd dat hij geholpen heeft de uitlaat uit te draaien.

Verdachte heeft in eerste instantie verklaard niets met de Mercedes te maken te hebben, maar later geeft hij aan dat hij de auto van een vage Poolse kennis heeft gekocht. Zijn zwager, medeverdachte [medeverdachte], heeft verdachte toen een lift gegeven. Verdachte heeft voor de auto betaald en zijn Poolse kentekenplaten achtergelaten waarna deze op de bestelbus zijn bevestigd. Medeverdachte [medeverdachte] heeft na aflevering van de auto geholpen het wiel van de auto af te schroeven. Daarnaast had verdachte het advies gekregen om een gewijzigd nummer op het chassis aan te brengen en daarmee was verdachte ten tijde van zijn aanhouding bezig. Ook heeft verdachte sleutels en een contactslot uit Polen meegenomen van een andere auto. Verdachte zou het slot en de andere onderdelen van de auto aan de verkoper terug moeten geven. Verdachte heeft de auto op de dag van zijn aanhouding gekocht en de verkopers vertelden hem dat er geen documenten waren.

Vrijspraak feit 1 primair

Met de officier van justitie en de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van de bestelbus. In het dossier ontbreekt een direct bewijsmiddel ter onderbouwing van de slotsom dat verdachte voornoemde personenauto in de periode van 7 tot en met 8 november 2009 te [woonplaats] heeft gestolen, terwijl de periode gelegen tussen de diefstal en het aantreffen van de auto bij verdachte en zijn medeverdachte naar het oordeel van de rechtbank evenmin meebrengt dat verdachte als dief van het gestolen voertuig moet worden aangemerkt. Verdachte dient dan ook van het als feit 1 primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring feit 1 subsidiair

Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat voornoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang beschouwd, wel redengevend zijn voor het bewijs dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander de bestelbus heeft verworven en voorhanden gehad terwijl hij wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Daartoe is voor de rechtbank met name bepalend dat verdachte andere kentekenplaten op de bestelbus heeft aangebracht en dat hij daarna aan de auto heeft gesleuteld, waarbij niet alleen het motormanagement en de originele handvatten zijn verwijderd, maar ook het chassisnummer door verdachte is gewijzigd. Naar het oordeel van de rechtbank kan het onder die omstandigheden niet anders dan dat verdachte wist dat het een gestolen bestelbus betrof. Bovendien is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte], nu vast is komen te staan dat medeverdachte [medeverdachte] verdachte naar de plaats van verkoop van de auto heeft gebracht, ook de medeverdachte heeft gezien dat de bestelbus op dat moment niet voorzien was van kentekenplaten en hij vervolgens net als verdachte aan de auto heeft gesleuteld, terwijl ook nog een origineel handvat van de bestelbus is de auto van de medeverdachte is aangetroffen.

Bewezenverklaring feit 2

Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat voornoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang beschouwd, ook redengevend zijn voor het bewijs van het tweede ten laste gelegde feit. Naar het oordeel van de rechtbank is de vervalsing van het merk, door het veranderen van een karakter van het chassisnummer, voltooid, nu het chassisnummer hierdoor is veranderd en het voertuig daarmee een andere identiteit heeft gekregen.

De raadsman heeft voorts bepleit dat bij verdachte het opzet heeft ontbroken aangezien hij het chassisnummer slechts veranderd heeft teneinde de auto op een goedkopere manier naar Polen te kunnen vervoeren. Voor zover de raadsman daarmee bedoeld heeft te zeggen dat bij verdachte het oogmerk heeft ontbroken de bestelbus te gebruiken of doen gebruiken alsof het daarop geplaatste merk echt en onvervalst was, is de rechtbank van oordeel dat in het veranderen van een karakter van het chassisnummer, wat het motief ook geweest is, reeds besloten ligt dat verdachte voornoemd oogmerk heeft gehad, nu verdachte kennelijk de bedoeling had de bestelbus in het verkeer te laten doorgaan voor datgene wat de bestelbus volgens het gewijzigde chassisnummer moest zijn.

De rechtbank heeft uit voornoemde feiten en omstandigheden echter niet kunnen afleiden dat verdachte ten aanzien van het vervalsen van het chassisnummer nauw en bewust heeft samengewerkt met de medeverdachte [medeverdachte], zodat verdachte van dat onderdeel dient te worden vrijgesproken.

5. Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:

1.

hij op 9 november 2009 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander een Mercedes bestelbus met origineel kenteken: [kenteken 1] heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het verwerven en het voorhanden krijgen van die auto wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;

2.

hij op 9 november 2009 te [verblijfplaats], gemeente Zijpe, een Voertuig

Identifcatienummer(VIN)/chassisnummer, zijnde een ander merk dan de in artikel 217 en 218 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde merken, dat krachtens wettelijk voorschrift op een motorvoertuig moet worden aangebracht, heeft vervalst, immers heeft verdachte opzettelijk valselijk het echte Voertuig Identificatienummer(VIN)/chassisnummer [identificatienummer 2] van het motorvoertuig Mercedes Sprinter (origineel afgegeven Nederlands kenteken: [kenteken 1]) vervangen door een Voertuig Identificatienummer(VIN)/chassisnummer [identificatienummer 1], met het oogmerk om dat motorvoertuig te gebruiken of door anderen te doen gebruiken alsof laatstbedoeld Voertuig Identificatienummer(VIN)/chassisnummer krachtens wettelijk voorschrift, echt en onvervalst was.

6. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde; kwalificatie

Er zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten, zodat dit strafbaar is.

Het bewezen verklaarde levert op:

Ten aanzien van feit 1:

medeplegen van opzetheling.

Ten aanzien van feit 2:

andere dan in de artikelen 217 en 218 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde merken, die krachtens wettelijke voorschriften op goederen moeten of kunnen worden geplaatst, daarop valselijk plaatsen, met het oogmerk om die goederen te gebruiken of door anderen te doen gebruiken alsof de daarop geplaatste merken echt en onvervalst waren.

7. De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar nu niet gebleken is van enige omstandigheid die de strafbaarheid uitsluit.

8. De strafoplegging

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar als feit 1 subsidiair en feit 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf weken, waarvan zeven weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk toe te wijzen. De officier van justitie heeft tot slot gevorderd hieraan de schadevergoedingsmaatregel te koppelen.

Standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft geheel subsidiair, namelijk in geval van bewezenverklaring van een van de ten laste gelegde feiten, als strafmatigende omstandigheid aangevoerd dat verdachte ten aanzien van feit 2 niet de intentie had de auto om te katten, doch deze slechts goedkoop naar Polen over te brengen. Omdat de raadsman vrijspraak heeft bepleit, heeft hij ook verzocht de vordering benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. Geheel subsidiair komt hem de vordering van de benadeelde partij niet onredelijk voor.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft bij de op te leggen straf rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan alsmede met de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen:

Verdachte heeft samen met zijn mededader een bestelbus verworven en voorhanden gehad, terwijl hij wist dat dit een gestolen auto betrof. Daarnaast heeft verdachte een merk, te weten het chassisnummer van voornoemde bestelbus, vervalst door met een slagcijfer een karakter van dat nummer te veranderen. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan twee ernstige feiten. Door heling van goederen wordt de diefstal in stand gehouden, terwijl diefstal een ergerlijk feit is waardoor schade wordt veroorzaakt. Blijkens de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] geldt dit ook voor hem. Daarnaast worden auto’s voorzien van een uniek voertuigidentificatienummer, bedoeld om de handel in gestolen auto’s te voorkomen en tegen te gaan. Door dit nummer te vervalsen heeft verdachte het vertrouwen dat in de juistheid van identificatienummers moet worden gesteld ernstig aangetast.

Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat hij blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie gedateerd 21 mei 2010, in Nederland niet eerder ter zake van enig strafbaar feit tot straf is veroordeeld.

Op grond van het voorgaande en gelet op de straf die in soortgelijke gevallen pleegt te worden opgelegd zal de rechtbank verdachte een straf opleggen zoals door de officier van justitie is geëist.

9. Vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft vóór de aanvang van de terechtzitting in het geding over de strafzaak bij de officier van justitie opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot vergoeding van € 135,-, te vermeerderen met de wettelijke rente, wegens schade die de verdachte met zijn mededader aan de benadeelde partij heeft toegebracht.

Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zodanig eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.

Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feit, door de handelingen van de verdachte – ook al is een andere dader daarbij betrokken –, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank is van oordeel dat het gevorderde bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, kan worden toegewezen.

De verdachte dient daarnaast te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken.

De verdachte is niet tot vergoeding gehouden voor zover het toewijsbare reeds door de mededader aan de benadeelde partij is voldaan.

10. Schadevergoeding als maatregel

De rechtbank heeft tot het opleggen van de hierna te noemen maatregel besloten omdat de verdachte naar het oordeel van de rechtbank jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht aan de benadeelde. De toepassing van hechtenis, bij gebreke van voldoening van het verschuldigde bedrag, heft de opgelegde verplichting niet op.

De maatregel wordt opgelegd voor het toegewezen schadebedrag van € 135,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 november 2009 tot aan de dag der algehele voldoening, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer], met bepaling dat wanneer de mededader geheel of gedeeltelijk betaalt, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.

11. Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14 b, 14c, 36f, 47, 57, 219 en 416 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12. Beslissing

Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het als feit 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart bewezen, dat de verdachte het als feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde, zoals hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING aangeduid, heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven in de rubriek BEWEZENVERKLARING bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verstaat dat het bewezen verklaarde oplevert de hierboven in de rubriek STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZEN VERKLAARDE; KWALIFICATIE vermelde strafbare feiten.

Verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.

Veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van 12 (twaalf) weken.

Beveelt dat van deze straf een gedeelte, groot 7 (zeven) weken niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt beslist.

Stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast.

De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.

Bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.

Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot het hierna te noemen bedrag.

Veroordeelt de verdachte tot het betalen van een bedrag van € 135.-, (honderdvijfendertig euro) als schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 november 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.

Veroordeelt de verdachte voorts in de kosten die de benadeelde partij tot op heden heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak moet maken, tot op heden begroot op nihil.

Bepaalt dat de verdachte niet tot betaling gehouden is indien en voor zover het verschuldigde bedrag reeds door de mededader is voldaan.

Legt aan de verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] te betalen een som geld ten bedrage van € 135,-, (honderdvijfendertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 november 2009 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 (twee) dagen.

Bepaalt dat, voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij of de staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.

Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de betaling aan de Staat.

Bepaalt dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de betaling aan de benadeelde partij.

Dit vonnis is gewezen door

mr. A. van der Perk, voorzitter,

mr. P.H.B. Littooy en mr. E.K. Veldhuijzen van Zanten, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. E.M. ten Bos, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 november 2010.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature