Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Vaststelling maximale periodebijdrage. Het uitvoeringsorgaan waarbij de verzekerde, aan wie zorg is verleend, staat ingeschreven, is gehouden van hem of haar een eigen bijdrage te heffen overeenkomstig hetgeen dwingendrechtelijk is voorgeschreven in het Bbz. De stelling van appellante dat aan haar geen zorg in de zin van de AWBZ is verleend, wordt door de Raad niet onderschreven, nu appellante ter zitting niet heeft ontkend dat zij ten tijde in geding hulp in het huishouden heeft ontvangen van thuiszorginstelling Vivent en daarvoor blijkens de nader ingekomen stukken ook indicaties zijn afgegeven door CIZ.

Uitspraak



08/4496 AWBZ

08/4498 AWBZ

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[Appellante], wonende te [woonplaats], (hierna: appellante)

tegen de uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 23 juni 2008, 07/3716 en 07/3717 (hierna: aangevallen uitspraak)

in het geding tussen

appellante

en

VGZ Zorgverzekeraar N.V., gevestigd te Nijmegen, (hierna: VGZ)

Datum uitspraak: 1 december 2010

I. PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. M. Koelewijn, advocaat te Uden, hoger beroep ingesteld.

VGZ heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2009. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Koelewijn. VGZ heeft zich laten vertegenwoordigen door R.H.P.M. Boerenkamps en mr. M.W. Teunissen.

De Raad heeft het onderzoek ter zitting geschorst. Hij heeft daarbij VGZ in de gelegenheid gesteld de aanvragen van appellante voor een indicatie van de Stichting Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) alsmede de aan appellante toegezonden indicatiebesluiten aan de Raad toe te sturen.

Bij brief van 12 mei 2010 heeft CIZ de Raad onder meer indicatiebesluiten van 7 juli 2005 en 28 maart 2006 doen toekomen.

Met toestemming van partijen heeft de Raad vervolgens bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft, waarna hij het onderzoek heeft gesloten.

II. OVERWEGINGEN

1.1. Bij besluit van 25 oktober 2005 heeft het Centraal Administratiekantoor Bijzondere Zorgkosten (CAK) de maximale periodebijdrage voor periode 7 tot en met 13 van het zorgjaar 2005 vastgesteld op € 104,63.

1.2. Bij besluit van 11 april 2006 heeft CAK de maximale periodebijdrage voor periode 1 tot en met 13 van het zorgjaar 2006 vastgesteld op € 241,63.

1.3. Bij besluiten van 19 oktober 2007 heeft VGZ de bezwaren van appellante tegen de besluiten van 25 oktober 2005 en

11 april 2006 - onder verwijzing naar de adviezen van de Centrale Adviescommissie Eigen Bijdrage Thuiszorg van

27 september 2007 - ongegrond verklaard.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen de besluiten van 19 oktober 2007 ongegrond verklaard.

3. Appellante heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Aangevoerd is dat appellante geen overeenkomst met CAK dan wel VGZ heeft en ook geen aanspraak op zorg heeft gedaan. Er is voorts geen indicatie op grond waarvan een aanspraak op zorg tot gelding zou kunnen worden gebracht.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.1. Ingevolge artikel 6, eerste lid, van de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ) hebben verzekerden aanspraak op zorg (…). Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden aard, inhoud en omvang van de zorg waarop aanspraak bestaat geregeld.

4.1.2. Ten tijde in geding bepaalde artikel 3 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ (Bza) dat huishoudelijke verzorging omvat het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden in verband met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap of een psychosociaal probleem die of dat leidt of dreigt te leiden tot het disfunctioneren van de verzorging van het huishouden van de verzekerde dan wel van de leefeenheid waartoe de verzekerde behoort, te verlenen door een instelling.

4.2.1. Ingevolge artikel 6, derde lid, van de AWBZ kan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur als voorwaarde voor het verkrijgen van een verstrekking worden gesteld dat de verzekerde bijdraagt in de kosten daarvan (…).

4.2.2. Ten tijde in geding bepaalde artikel 16a, eerste lid van het Bijdragebesluit zorg (Bbz) dat de verzekerde van 18 jaar of ouder bijdraagt in de kosten van de zorg, bedoeld in de artikelen 3 tot en met 5 van het Bza (…). In artikel 16d van het Bbz was ten tijde in geding geregeld hoe hoog deze eigen bijdrage per uur was.

4.3. Ingevolge artikel 5, tweede lid, van het Administratiebesluit Bijzondere Ziektekostenverzekering verricht CAK voor de zorgverzekeraars de vaststelling en de inning van de bijdrage, bedoeld in artikel 16d van het Bbz, op basis van de door de Belastingsdienst verstrekte inkomensgegevens.

4.4.1. Ingevolge artikel 9a van de AWBZ voorzien burgemeester en wethouders erin dat in hun gemeente ten behoeve van de inwoners een onafhankelijk indicatieorgaan werkzaam is, dat kosteloos besluit of een inwoner is aangewezen op een van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen vormen van zorg.

4.4.2. Artikel 2 van het Zorgindicatiebesluit (Zib) bepaalde ten tijde in geding dat als vormen van zorg als bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van de AWBZ worden aangewezen de vormen van zorg, bedoeld in de artikelen 3 tot en met 10 van het Bza (…).

4.5. Uit het samenstel van deze bepalingen moet worden afgeleid dat het uitvoeringsorgaan waarbij de verzekerde, aan wie zorg is verleend, staat ingeschreven, gehouden is van hem of haar een eigen bijdrage te heffen overeenkomstig hetgeen dwingendrechtelijk is voorgeschreven in het Bbz. De stelling van appellante dat aan haar geen zorg in de zin van de AWBZ is verleend, wordt door de Raad niet onderschreven, nu appellante ter zitting niet heeft ontkend dat zij ten tijde in geding hulp in het huishouden heeft ontvangen van thuiszorginstelling Vivent en daarvoor blijkens de nader ingekomen stukken ook indicaties zijn afgegeven door CIZ. Dat niet appellante zelf, maar het ziekenhuis deze indicaties voor haar heeft aangevraagd doet hieraan niet af.

4.6. Uit het voorgaande vloeit voort dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.

5. De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;

Recht doende:

Bevestigt de aangevallen uitspraak.

Deze uitspraak is gedaan door R.M. van Male, in tegenwoordigheid van J.R.K.A.M. Waasdorp als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 december 2010.

(get.) R.M. van Male.

(get.) J.R.K.A.M. Waasdorp.

RB


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature