Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Omzetbelasting. Artt. 15, lid 1, laatste volzin, 17b, lid 2, en 30, leden 1 en 2, Wet OB '68; artt. 17, leden 2 en 3, en 28 ter, A, leden 1 en 2, Zesde richtlijn. Geen recht op aftrek van omzetbelasting verschuldigd ter zake van intracommunautaire verwerving in de lidstaat waarin de belastingplichtige is geregistreerd voor de BTW, terwijl de goederen in een andere lidstaat zijn aangekomen.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



nr. 43.176

22 april 2011

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 27 februari 2006, nr. P04/02522, betreffende een aan Facet B.V. te Z (hierna: belanghebbende) opgelegde naheffingsaanslag in de omzetbelasting.

1. Het geding in feitelijke instantie

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 oktober 2000 tot en met 30 november 2000 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd, alsmede een boete. De naheffingsaanslag en de boetebeschikking zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.

Het Hof heeft het tegen die uitspraken ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur alsmede de naheffingsaanslag en de boetebeschikking vernietigd en een proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld.

Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. Zij heeft tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld.

Het beroepschrift in cassatie en het geschrift waarbij incidenteel beroep in cassatie is ingesteld, zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

De Staatssecretaris heeft het incidentele beroep beantwoord.

Belanghebbende heeft in het incidentele beroep een conclusie van repliek ingediend.

Partijen zijn in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 22 april 2010, X en fiscale eenheid Facet BV/Facet Trading BV, C-536/08 en C-539/08, BNB 2010/321.

De Minister van Financiën heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt.

De Advocaat-Generaal M.E. van Hilten heeft op 28 oktober 2010 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het principale beroep in cassatie.

Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

3. Beoordeling van het in het principale beroep in cassatie voorgestelde middel

Het in het principale beroep in cassatie voorgestelde middel keert zich tegen het oordeel van het Hof dat de door belanghebbende verschuldigde omzetbelasting ter zake van de op grond van artikel 17b, lid 2, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet) in Nederland verrichte intracommunautaire verwervingen bij belanghebbende op de voet van artikel 15 van de Wet voor aftrek in aanmerking komt. Gelet op de verklaring voor recht opgenomen in het hiervoor onder 2 vermelde arrest van het Hof van Justitie slaagt het middel.

4. Beoordeling van het in het incidentele beroep in cassatie voorgestelde middel

Het in het incidentele beroep in cassatie voorgestelde middel betreft de in 's Hofs uitspraak opgenomen proceskostenveroordeling en richt zich tegen het oordeel dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 2, lid 3, van het Besluit proceskosten bestuursrecht . Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie , geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (vgl. HR 30 augustus 1996, nr. 30881, LJN AA2060, BNB 1996/373).

5. Slotsom

Gelet op het hiervoor in 3 overwogene kan 's Hofs uitspraak niet in stand blijven. Nu het Hof - in cassatie onbestreden - heeft vastgesteld dat tussen partijen slechts het antwoord op de hiervoor in 3 behandelde rechtsvraag in geschil was, kan de Hoge Raad de zaak afdoen.

6. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

7. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep in cassatie gegrond,

vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens voor zover deze betrekking heeft op de boetebeschikking, het griffierecht en de proceskosten, en

verklaart het tegen de uitspraak van de Inspecteur inzake de naheffingsaanslag ingestelde beroep ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens, E.N. Punt, J.A.C.A. Overgaauw en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 22 april 2011.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature