Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Rechterlijke goedkeuring. Vervolg op LJN: BO2008. Uitgangspunt zou moeten zijn dat de keuze van verzoekers voor toepasselijkheid van het Nederlandse recht meebrengt dat zij voor het wijzigen van het huwelijksvermogensregime en het veranderen van hun huwelijkse voorwaarden, rechterlijke goedkeuring behoeven overeenkomstig artikel 1: 119 BW. Gelet op artikel 8 van de Wet conflictenrecht huwelijksvermogensregime en de daaraan ten grondslag liggende strekking zoveel mogelijk te voorkomen dat artikel 1: 119 BW een obstakel vormt bij de uitoefening van de in het Haag Huwelijksvermogensverdrag van 1978 mogelijk gemaakte bevoegdheid tot het uitbrengen van een rechtskeuze staande huwelijk, blijft artikel 1: 119 BW buiten toepassing.

Uitspraak



RECHTBANK MAASTRICHT

Sector Civiel

Beschikking: 2 november 2010

De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven:

Zaaknummer: 155736 / FA RK 10-1574

In de zaak van:

[verzoeker 1],

en:

[verzoeker 2],

beiden wonende te [woonplaats],

verzoekers,

notaris mr. R.A. Thissen.

1. Verloop van de procedure

Verzoekers hebben op 28 oktober 2010 ter griffie ingediend een verzoekschrift tot goedkeuring voor het wijzigen van huwelijkse voorwaarden tijdens het huwelijk overeenkomstig het ontwerp van de notariële akte, dat bij het verzoekschrift is overgelegd.

2. Beoordeling

Verzoekers, beiden in het bezit van de Duitse nationaliteit, wonen sinds juni 2003 in Nederland. Zij zijn op [huwelijksdatum en - plaats] met elkaar gehuwd, in voor beiden tweede echt. Staande dat huwelijk hebben zij, eveneens in Duitsland, waar verzoekers op dat tijdstip woonden, huwelijkse voorwaarden gemaakt. Met en door die huwelijkse voorwaarden - een Ehevertrag op 19 mei 1983 voor [H.S.], Notar in Stade (Duitsland) verleden - hebben verzoekers het op grond van het Duitse recht geldende wettelijke stelsel van de Zugewinngemeinschaft (§ 1363 BGB) willen uitsluiten. De Ehevertrag voorziet in het contractueel stelsel van de Gütertrennung (§ 1414 BGB).

Thans willen verzoekers die huwelijkse voorwaarden wijzigen en nieuwe huwelijkse voorwaarden te maken. Die huwelijkse voorwaarden houden, kort samengevat, in een uitsluiting van elke huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap, een verplicht wederkerige finale verrekening bij het einde van het huwelijk door overlijden en, als allereerste, voor wat betreft de vermogensrechtelijke gevolgen van het huwelijk, een rechtskeuze voor het Nederlandse recht. Het bij de rechtbank ingediende verzoek strekt tot het verkrijgen van rechterlijke goedkeuring als bedoeld in artikel 1:119 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).

De vraag dient zich andermaal aan, net als bij het eerder door verzoekers ingediende verzoek, bekend onder zaaknummer 155647 / FA RK 10-1548 (LJN: BO2008), of rechterlijke goedkeuring voor de door verzoekers gewenste wijziging van het huwelijksvermogensregime vereist is. Waar de door de notaris in die zaak overgelegde ontwerpakte, bij gebreke van een uitdrukkelijk rechtskeuze voor het Nederlandse recht, zou kunnen doen veronderstellen dat verzoekers hun bestaande huwelijksvermogensregime 'slechts' hadden willen aanvullen met het Nederlandse verplicht wederkerige verrekenbeding en dat zij hun concrete huwelijksvermogensrechtelijke verhoudingen voor het overige onverminderd onder de vlag van het Duitse (materiele) recht hadden willen voortzetten,

zijn die twijfels bij de thans door de notaris overgelegde ontwerpakte verdwenen.

In dat verband is van belang dat het ontwerp van de door de notaris overgelegde akte, behalve een uitdrukkelijke rechtskeuze voor het Nederlandse recht, ook volledig op de Nederlandsrechtelijke leest geschoeide huwelijkse voorwaarden bevat. Daarmee is ontwijfelbaar dat verzoekers hun huwelijksvermogensrechtelijke verhouding integraal beheerst willen zien door het Nederlandse recht. Uitgangspunt in deze zaak zou derhalve moeten zijn dat die ondubbelzinnige keuze van verzoekers voor toepasselijkheid van het Nederlandse recht meebrengt dat zij voor het wijzigen van het huwelijksvermogensregime en het veranderen van hun huwelijkse voorwaarden, rechterlijke goedkeuring behoeven overeenkomstig hetgeen het Nederlandse recht in artikel 1: 119 BW dwingend voorschrijft.

'Zou moeten zijn'. De terughoudendheid waarmee de rechtbank dat uitgangspunt omarmt, komt voort uit het bepaalde in artikel 8 van de Wet conflictenrecht huwelijksvermogensregime (hierna: Wch) en de daaraan ten grondslag liggende strekking zoveel mogelijk te voorkomen dat artikel 1: 119 BW een obstakel vormt bij de uitoefening van de door het op 1 september 1992 in werking getreden Haag Huwelijksvermogensverdrag van 1978 (hierna: HHV 1978) in artikel 6 mogelijk gemaakte bevoegdheid tot het uitbrengen van een rechtskeuze staande huwelijk. Ingevolge artikel 8 van de Wch is het bepaalde in artikel 1: 119 BW immers niet van toepassing, indien de echtgenoten een ander recht op hun huwelijksvermogensregime aanwijzen dan het recht dat tevoren daarop toepasselijk was.

Buiten twijfel is bovendien dat artikel 8 Wch ook voor verzoekers geldt. Weliswaar zijn zij gehuwd v óór de inwerkingtreding van het HHV 1978 en de Wch maar artikel 12, derde lid, van de Wch brengt mee dat de bepalingen van de Wch betreffende de aanwijzing van het toepasselijke recht (ook) van toepassing zijn op het huwelijksvermogensregime van echtgenoten die vóór het tijdstip van inwerkingtreding in het huwelijk zijn getreden en die na dat tijdstip het daarop toepasselijke recht aanwijzen.

Nu de door verzoekers uit te brengen rechtskeuze voor het Nederlandse recht aansluitend en in een en dezelfde akte wordt gevolgd door het maken van huwelijkse voorwaarden overeenkomstig het Nederlandse recht, brengt het bepaalde in artikel 8 Wch mee dat daarvoor geen rechterlijk goedkeuring als bedoeld in artikel 1: 119 BW is vereist.

Een en ander leidt tot de volgende beslissing.

3. Beslissing:

Wijst het inleidende verzoek tot goedkeuring van de door verzoekers overeengekomen huwelijkse voorwaarden af.

Deze beschikking is gegeven door mr. F.L.G. Geisel, rechter en in het openbaar uitgesproken op 2 november 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.

FG

Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:

a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;

b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature