Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Verdachte, vanaf eind juli 2008 winkelmanager AH to go [locatie2], heeft zich schuldig gemaakt aan discriminatie wegens ras binnen de uitoefening van een bedrijf, door aan een medewerkster P&O te verzoeken, geen sollicitanten van Marokkaanse afkomst meer door te sturen naar zijn vestiging AH-to-go. De rechtbank acht [..] een deels voorwaardelijke geldboete, zoals geëist door de officier van justitie, in beginsel een passende bestraffing. Echter, in aanmerking genomen de omstandigheid dat verdachte (en zijn collega’s) niet of nauwelijks ruggensteun hebben gekregen vanuit de organisatie [bedrijf] bij het (leren) omgaan met de (specifieke) problematiek van het personeelsbeleid in de AH to go vestigingen, terwijl verdachte vervolgens wel – op zichzelf beschouwd terecht - fors en kritisch is aangesproken op de wijze waarop hij die problemen het hoofd poogde te bieden, laat de rechtbank het in casu bij de oplegging van een geheel voorwaardelijke geldboete. Zie ook: BN9971, BN9983 en BO0019 (vonnissen in de zaken tegen medeverdachten).

Uitspraak



RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE

Sector Strafrecht

Meervoudige strafkamer

Parketnummer 09/665206-10

Datum uitspraak: 11 oktober 2010

Tegenspraak

(Promis)

De rechtbank ’s-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:

[verdachte [D]],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962,

adres: [adres]

1. Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 27 september 2010.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. W. Bos en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. M. Schut, advocaat te Amsterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2. De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks de periode van 1 februari 2009 tot en met 1 augustus 2009 te 's-Gravenhage en/of Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, met regelmaat (gewoonte), althans meermalen, althans eenmaal, in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf, namelijk (als) (medewerk(st)er) (Personeel & Organisatie) van de Nederlandse Spoorwegen en/of NS Poort en/of [bedrijf] en/of Stationsfoodstore en/of (als) (winkel/vestigingsmanager) AH to go, een of meer personen, te weten Marokkanen en/of personen met een (van oorsprong) Marokkaanse afkomst, opzettelijk heeft gediscrimineerd wegens zijn/hun ras, door

- alle, althans vrijwel alle, althans een onevenredig groot aantal, Marokkaanse sollicitanten en/of sollicitanten met een (van oorsprong) Marokkaanse afkomst (die zich hadden aangemeld/binnenkwamen bij/via het bedrijfsonderdeel Personeel & Organisatie) af te wijzen en/of

- in reactie op een inventarisatie van/vraag naar de wervingsbehoefte van AH to go vestigingen (door het bedrijfsonderdeel Personeel & Organisatie) aan te geven geen Marokkaanse sollicitanten/medewerkers te willen krijgen en/of

- in een inventarisatie van de wervingsbehoefte van AH to go vestigingen bij de lokaties [locatie 1], [locatie 2] en/of [locatie 3] de tekst "geen Marokkanen(!)" op te nemen en/of (vervolgens) bij mailbericht van 4 juni 2009 aan onder meer voornoemde vestigingen van AH to go te vragen of deze inventarisatie van de wervingsbehoefte nog steeds van toepassing was en/of (vervolgens) bij mailbericht van 4 juni 2009 te bevestigen dat deze inventarisatie van de wervingsbehoefte nog steeds van toepassing was met de tekst "Dringend! geen Marrokanen!" en/of

- geen, althans nauwelijks, althans een onevenredig klein aantal, Marokkaanse sollicitanten en/of sollicitanten met een (van oorsprong) Marokkaanse afkomst voor een sollicitatie/functie door te sturen/verwijzen naar voornoemde vestigingen van AH to go;

art 137g lid 1 Wetboek van Strafrecht

Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks de periode van 1 februari 2009 tot en met 1 augustus 2009 te 's-Gravenhage en/of Amsterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf, namelijk (als) (medewerk(st)er) (Personeel & Organisatie) van de Nederlandse Spoorwegen en/of NS Poort en/of [bedrijf] en/of Stationsfoodstore en/of (als)

(winkel/vestigingsmanager) AH to go, een of meer personen, te weten Marokkanen en/of personen met een (van oorsprong) Marokkaanse afkomst, heeft gediscrimineerd wegens zijn/hun ras, door

- alle, althans vrijwel alle, althans een onevenredig groot aantal, Marokkaanse sollicitanten en/of sollicitanten met een (van oorsprong) Marokkaanse afkomst (die zich hadden aangemeld/binnenkwamen bij/via het bedrijfsonderdeel Personeel & Organisatie) af te wijzen en/of

- in reactie op een inventarisatie van/vraag naar de wervingsbehoefte van AH to go vestigingen (door het bedrijfsonderdeel Personeel & Organisatie) aan te geven geen Marokkaanse sollicitanten/medewerkers te willen krijgen en/of

- in een inventarisatie van de wervingsbehoefte van AH to go vestigingen bij de lokaties [locatie 1], [locatie 2] en/of [locatie 3] de tekst "geen Marokkanen(!)" op te nemen en/of (vervolgens) bij mailbericht van 4 juni 2009 aan onder meer voornoemde vestigingen van AH to go te vragen of deze inventarisatie van de wervingsbehoefte nog steeds van toepassing was en/of (vervolgens) bij mailbericht van 4 juni 2009 te bevestigen dat deze inventarisatie van de wervingsbehoefte nog steeds van toepassing was met de tekst "Dringend! geen Marokkanen!" en/of

- geen, althans nauwelijks, althans een onevenredig klein aantal, Marokkaanse sollicitanten en/of sollicitanten met een (van oorsprong) Marokkaanse afkomst voor een sollicitatie/functie door te sturen/verwijzen naar voornoemde vestigingen van AH to go;

art 429quater lid 1 Wetboek van Strafrecht

3. Het bewijs

3.1 Het standpunt van de officier van justitie

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte

primair het misdrijf van beroepsmatige discriminatie zou hebben gepleegd daar hij

Marokkanen dan wel personen van Marokkaanse afkomst tezamen en in vereniging met (een) anderen(en) opzettelijk heeft gediscrimineerd wegens hun ras;

subsidiair de overtreding van beroepsmatige discriminatie daar hij

Marokkanen dan wel personen van Marokkaanse afkomst tezamen en in vereniging met (een) anderen(en) heeft gediscrimineerd wegens hun ras.

De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.

3.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft – zoals vervat in zijn pleitnota – in de kern het volgende gesteld.

* Verdachte heeft “ergens in februari” 2009 tegenover P&O de opmerking gemaakt dat hij “even geen Marokkanen hoefde via het internet”. Medeverdachte [A] werkte toen nog niet bij [bedrijf] en het is een raadsel hoe de opmerking “geen Marokkanen” in de mail van [A] terecht is gekomen.

* Er is feitelijk niet gediscrimineerd. Verdachte is mensen van Marokkaanse afkomst blijven aannemen; met het oog op een overzicht van juni 2009 zijn in deze periode drie personen waarvan één van Marokkaanse afkomst, door verdachte aangenomen.

* Er is geen sprake van opzet geweest. Verdachte heeft niet de wil gehad om personen van Marokkaanse herkomst uit te sluiten van sollicitatie. Dit staat bovendien objectief vast omdat uit het toegestuurde overzicht volgt dat in de periode waar het om gaat wel degelijk Marokkaanse werknemers zijn aangenomen door verdachte. Een constructie van voorwaardelijk opzet doet geweld aan de strekking van artikel 137g Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), zoals kan worden afgeleid uit de wetshistorie, en kan derhalve te dezen geen toepassing vinden.

* Indien de rechtbank van mening is dat in beginsel wel sprake is van discriminatie, kan verdachte zich beroepen op de strafuitsluitingsgrond die door de Hoge Raad in het Ter Apel arrrest (HR 17-09-2002, LJN: AE4269) is geformuleerd, te weten dat het verschil in behandeling kan worden verklaard door objectief gerechtvaardigde factoren die geen verband houden met discriminatie op een bepaalde grond. Als er al een onderscheid is gemaakt dan was dat alleen om de problemen te redresseren die werden gecreëerd door een specifieke groep werknemers.

* Er is geen sprake geweest van het in vereniging plegen van het tenlastegelegde feit. Het overzicht van de wervingsbehoeften waarin staat “geen marokkanen” is niet het resultaat van overleg of samenwerken geweest, maar enkel van miscommunicatie.

Op grond van het vorenstaande heeft de raadsman integrale vrijspraak bepleit.

3.3 De beoordeling van de tenlastelegging

Vaststaande feiten

Op grond van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank ten eerste het navolgende vast.1

Op 16 juli heeft het Bureau Discriminatiezaken Hollands Midden en Haaglanden aangifte gedaan van discriminatie van mensen wegens ras in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf door [bedrijf] B.V.2 Aanleiding daarvoor was dat medeverdachte [A], medewerkster P&O van Stationsfoodstore op 4 juni 2009 een e-mailbericht3 heeft verzonden, waarin een verzoek is gedaan aan de verschillende filialen van AH to go, om te bekijken of de wervingsbehoefte per winkel nog klopte. Bij die mail zat een bijlage waarin de daarvoor aangegeven wervingsbehoefte was aangegeven, inhoudende dat in totaal drie filialen van AH to go (te weten die van [locatie 1], [locatie 3] en [locatie 2]) daarbij te kennen hadden gegeven een personeelsbehoefte te hebben, in twee gevallen bovendien “dringend!”, zij het dat daaraan was toegevoegd “geen marokkanen”.4 De drie betrokken bedrijfsleiders, waaronder verdachte, hebben na daarmee door de horende verbalisanten te zijn geconfronteerd, verklaard dat zij inderdaad op enig moment bij Personeel & Organisatie hadden aangegeven in elk geval tijdelijk geen Marokkaanse sollicitanten doorgestuurd te willen krijgen.5

Beoordelingskader

Met de invoering van de overtreding van artikel 429quater Sr in 1971 is strafbaar gesteld het achterstellen van mensen wegens hun ras bij het beroeps- of bedrijfsmatig aanbieden van goederen of diensten.6 In 1981 is het bereik in daderschap van dit artikel uitgebreid door onderscheid – direct of indirect – wegens ras in de gehele sociaal-economische sfeer strafbaar te stellen en niet alleen een gemaakt onderscheid door (eigenaars van) bedrijven, maar ook door de werknemers van bedrijven.7 In 1991 is de reikwijdte van dit artikel uitgebreid, door naast het onderscheid wegens ras, ook het onderscheid wegens godsdienst, levensovertuiging, geslacht of hetero- of homo gerichtheid strafbaar te stellen. Tegelijkertijd is de definitie van het begrip “discriminatie” in artikel 90quater Sr aangepast en opgenomen in artikel 429quater Sr en is deze vorm van discriminatie met het oog op de wenselijkheid om de wetgeving betreffende discriminatie wegens onder meer ras op verschillende punten aan te scherpen8, ook als misdrijf strafbaar gesteld in artikel 137g Sr.9 Daarbij heeft de wetgever uitdrukkelijk gesteld dat onder “opzettelijk” ook moet worden begrepen het zogenoemde voorwaardelijk opzet (zich willens en wetens blootstellen aan de geenszins denkbeeldige kans dat racistische uitlatingen zullen worden gedaan)10. Tot slot is in 2003 de strafmaat in artikel 137g verhoogd in gevallen waarin discriminatie in de sociaal-economische sfeer tot een beroep of gewoonte is gemaakt of door twee of meer verenigde personen is gepleegd.11

Discriminatie en meer in het bijzonder die in de sociaal-economische sfeer, waaronder de arbeidsmarkt, is derhalve strafbaar gesteld. Onder “discriminatie” moet volgens artikel 90quater Sr worden verstaan “elke vorm van onderscheid, elke uitsluiting, beperking of voorkeur, die ten doel heeft of ten gevolge kan hebben dat de erkenning, het genot of de uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheiden op politiek, economisch of sociaal of cultureel terrein of op andere terreinen van het maatschappelijk leven, wordt teniet gedaan of aangetast.” Onder onderscheid naar ‘ras’ moet volgens de wetgever met verwijzing naar het oordeel van de Hoge Raad onder vermelding van artikel 1 van het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie mede worden verstaan onderscheid naar: huidskleur, afkomst, nationale of etnische afstamming.12

Discriminatie wegens ras

Verdachte (vanaf eind juli 2008 winkelmanager AH to go [locatie 2]) heeft tegenover de politie verklaard dat hij in februari/maart 2009 aan P&O het verzoek heeft gedaan even geen mensen van Marokkaanse afkomst via de mail door te sturen naar zijn AH to go-vestiging. Hij had dat verzoek gedaan omdat hij te maken had met een groep Marokkaanse medewerkers die voor veel problemen zorgden, welke verdachte wilde doorbreken.13

[A] heeft tegenover de politie verklaard dat verdachte haar op een bepaald moment heeft gebeld en hierbij te kennen heeft gegeven dat hij voorlopig geen Marokkaanse sollicitanten via haar wilde krijgen omdat hij die al genoeg kreeg. [A] heeft voorts verklaard dat zij de eisen van de winkels die “geen Marokkanen wilden” heeft geaccepteerd en dat ze in een overzicht van de personeelsbehoefte van de diverse vestigingen bij de desbetreffende vestiging heeft opgenomen de tekst: “geen marokkanen” en dit overzicht op 4 juni 2009 aan alle vestigingen per e-mail heeft rondgestuurd.14 [A] heeft vervolgens gedurende een periode van ongeveer twee weken geen sollicitanten met een Marokkaanse of daarop gelijkende naam doorgestuurd naar het betrokken filiaal.15 Ter terechtzitting van verdachte is [A] op verzoek van de verdediging als getuige gehoord, en heeft zij aldaar verklaard dat zij tegenover de politie de waarheid heeft gesproken en dat haar in die tijd alles nog helder voor de geest stond.

De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden bewezen dat verdachte in de uitoefening van bedrijf personen heeft gediscrimineerd wegens ras, in de zin van artikel 137g Sr. Immers, verdachte heeft door aan de afdeling P&O onmiskenbaar aan te geven geen sollicitanten van Marokkaanse afkomst meer aangeboden te willen krijgen een groep van personen wegens hun afkomst dan wel nationaliteit beperkt in hun mogelijkheden om zich een positie op de arbeidsmarkt te verwerven.

Anders dan door de raadsman betoogd, doet aan de vaststelling dat sprake is van discriminatie niet af dat niet verdachte, maar [A] zijn verzoek om geen Marokkanen naar hem door te sturen heeft geëffectueerd. Op grond van artikel 90quater Sr omvat het begrip discriminatie immers niet alleen elke vorm van onderscheid die – kort gezegd – achterstelling ten doel heeft, maar ook elke vorm van onderscheid die achterstelling tot gevolg kan hebben. Voor zover de raadsman mede heeft willen betogen dat van een beperkte uitleg van artikel 90quater Sr moet worden uitgegaan, overweegt de rechtbank dat in de Engelse verdragstekst van de International Convention on the Elimination of All Forms of Racial Discrimination, waaraan artikel 90quater Sr. is ontleend, de bewoordingen “ten doel heeft of ten gevolge kan hebben” zijn terug te vinden als: “which has the purpose or effect” (artikel 1). In de Nederlandse vertaling van dit verdrag16 is vermeld: “die ten doel heeft de erkenning, het genot of de uitoefening, op voet van gelijkheid, van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel gebied, of op andere terreinen van het openbare leven, teniet te doen of aan te tasten, dan wel de tenietdoening of aantasting daarvan ten gevolge heeft.” Uit deze bewoordingen en de redactie van de wetstekst van artikel 90quater Sr volgt een extensieve interpretatie als evenbedoeld en derhalve niet de door de raadsman voorgestane beperkte uitleg van artikel 90quater Sr

Aan voorgaande vaststelling doet evenmin af dat verdachte blijkens een door [bedrijf] opgesteld overzicht, in de maand juni 2009 drie personen heeft aangenomen, waarvan één van (kennelijk) Marokkaanse afkomst. Reeds het enkele feit dat verdachte het sollicitatiekanaal via de afdeling P&O heeft afgesloten voor personen van Marokkaanse afkomst en daarmee de mogelijkheid om hun recht op arbeid te verwezenlijken heeft beperkt, is voldoende om discriminatie wegens ras aan te nemen. De rechtbank zal dit aspect echter wel verdisconteren in de strafmaat.

De rechtbank verwerpt ook het betoog van de raadsman dat desondanks geen sprake is geweest van een verboden onderscheid omdat de gedragingen van verdachte kunnen worden gerechtvaardigd door het feit dat hij zich geconfronteerd zag met de hiervoor bedoelde groepsvorming en die niet verder wenste uit te breiden. Dit betoog van de raadsman veronderstelt – in essentie – dat geen sprake is van discriminatie in de zin van artikel 137g Sr indien daarvoor een objectieve rechtvaardigingsgrond aanwijsbaar is die geen verband houdt met discriminatie op een bepaalde grond.

De raadman gaat er hiermee ten eerste aan voorbij dat de leer rond de objectieve rechtvaardigingsgrond in dit opzicht tot op heden slechts een positie heeft verworven binnen de jurisprudentie van de HR rond de indirecte discriminatie, waarvan te dezen geen sprake is. Voorts en meer in het bijzonder zou de stelling van de raadsman naar het oordeel van de rechtbank op kunnen gaan, indien als rechtvaardigingsgrond van de overtreding van de meergenoemde strafbepaling – in de kern beschouwd mede een uitwerking van overtreding van het in artikel 1, tweede volzin, Grondwet (hierna: Gw) geformuleerde discriminatieverbod – een gerechtvaardigde uitoefening van een ander, daarmee botsend, grondrecht – een van (min of meer) gelijke betekenis - zou zijn aangevoerd, zoals de uitoefening van het grondrecht op het vrij belijden godsdienst of levensovertuiging als bedoeld in artikel 6 Gw De rechtbank wijst in dit verband bijvoorbeeld op de overwegingen van de Hoge Raad in HR (09-10-2001, LJN: ZD2776), waarin het in essentie handelde om de (artistieke) vrijheid van meningsuiting als bedoeld in artikel 6 Gw versus het doen van op zichzelf beschouwd beledigende uitlatingen als bedoeld in artikel 266 Sr. Van een botsing van en/of met grondrechten is in casu evenwel geen sprake. Immers door en namens verdachte is uitsluitend een pragmatische reden – kort gezegd negatieve groepsvorming - als rechtvaardigingsgrond aangevoerd, terwijl verdachte andere, minder ingrijpende, mogelijkheden had om die groepsvorming, het hoofd te kunnen bieden, in plaats van alle personen van Marokkaanse afkomst uit te sluiten voor een sollicitatie via e-mail aan P&O. Zulks temeer nu het volgens verdachte gebruikelijk was om, alvorens personen via P&O in dienst werden genomen, eerst zelf een gesprek te voeren met de sollicitanten waarin hun persoonlijke kwaliteiten en hun kennissenkring konden worden beoordeeld.17

Opzettelijk

Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte bewust – namelijk met het doel om verdere negatieve groepsvorming bij het bestaande personeel te voorkomen – gedurende een periode die binnen de tenlastelegging valt en met een feitelijk resultaat gedurende een periode van ongeveer twee weken, een direct onderscheid gemaakt op grond van ras door bij P&O aan te geven ondanks een dringende personeelsbehoefte geen sollicitanten van in het bijzonder Marokkaanse afkomst te willen krijgen. Verdachte heeft daardoor willens en wetens een groep mensen op basis van etnische afkomst achtergesteld. De rechtbank acht mitsdien opzettelijke discriminatie bewezen.

Strafverzwarende omstandigheden (medeplegen)

De rechtbank acht bewezen dat verdachte de discriminerende handelingen in bewuste en nauwe samenwerking met medeverdachte [A] heeft verricht. Verdachte heeft willens en wetens aangegeven geen sollicitanten van Marokkaanse afkomst meer te willen ten behoeve van vacatures op zijn AH-to go vestiging, waaraan medeverdachte [A] gevolg heeft gegeven, als hiervoor vermeld.

Voor zover mogelijk naar buiten toe de indruk is gewekt in de berichtgeving dat de medewerkers van [bedrijf], eigenaar van de desbetreffende vestigingen van AH-to go, met medeweten van elkaar en mogelijk op grotere schaal zich schuldig zou hebben gemaakt aan discriminatie wegens ras, acht de rechtbank deze onjuist, hetgeen moge volgen uit haar partiële vrijspraken binnen de primaire tenlastelegging.

Door en namens verdachte is ter zitting met nadruk gesteld dat de medeverdachte [A] nog helemaal niet in dienst was als medewerkster P&O toen verdachte het gewraakte verzoek, hetgeen begin 2009 moet hebben plaatsgevonden, heeft gedaan bij de afdeling P&O van zijn organisatie. De rechtbank acht dit verweer niet aannemelijk op grond van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting. Zoals reeds is aangegeven heeft verdachte immers tegenover de politie verklaard het gewraakte verzoek in februari, maart 2009 te hebben gedaan18, terwijl verdachtes medeverdachte [A] ter terechtzitting in haar op verzoek van de verdediging afgelegde getuigenverklaring heeft aangegeven dat zij vanaf begin maart 2009 werkzaam is geweest als medewerker P&O bij [bedrijf]19. Nu er niet of nauwelijks verschil bestaat in de door beiden genoemde tijdstippen in de evenweergegeven verklaringen, acht de rechtbank aannemelijk dat verdachte zijn gewraakte uitlatingen tegenover zijn medeverdachte [A] heeft gedaan, mede nu [A] heeft aangegeven dat verdachte haar heeft gebeld en zij inhoudelijk mededeling heeft gedaan over de nadere inhoud van dat telefoongesprek. Het impliciete verweer dat geen sprake zou zijn geweest van medeplegen van verdachte met medeverdachte [A] wordt derhalve door de rechtbank terzijde gesteld.

Conclusie

De rechtbank acht op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode van 1 februari 2009 tot en met 1 augustus 2009, samen met [A], in de uitoefening van een beroep opzettelijk schuldig heeft gemaakt aan de discriminatie wegens ras van personen met een Marokkaanse afkomst.

3.4 De bewezenverklaring

dat hij in de periode van 1 februari 2009 tot en met 1 augustus 2009 te 's-Gravenhage en Amsterdam en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, in de uitoefening van een beroep, namelijk als winkel/vestigingsmanager AH to go, personen, te weten Marokkanen en/of personen met een (van oorsprong) Marokkaanse afkomst, opzettelijk heeft gediscrimineerd wegens hun ras, door

- in reactie op een inventarisatie naar de wervingsbehoefte van AH to go vestigingen (door het bedrijfsonderdeel Personeel & Organisatie) aan te geven geen Marokkaanse sollicitanten/medewerkers te willen krijgen en

- in een inventarisatie van de wervingsbehoefte van AH to go vestigingen bij de locaties [locatie 1], [locatie 2] en [locatie 3] de tekst "geen marokkanen(!)" op te nemen en vervolgens bij mailbericht van 4 juni 2009 aan onder meer voornoemde vestigingen van AH to go te vragen of deze inventarisatie van de wervingsbehoefte nog steeds van toepassing was en

- geen Marokkaanse sollicitanten en/of sollicitanten met een (van oorsprong) Marokkaanse afkomst voor een sollicitatie/functie door te sturen naar voornoemde vestigingen van AH to go.

4. De strafbaarheid van het feit

Anders dan de raadsman, leest de rechtbank in het door de verdediging aangehaalde Ter Apel-arrest20 niet een zelfstandige strafuitsluitingsgrond bij een bewezenverklaring van een feit gestoeld op artikel 137g Sr. In genoemd arrest gaat het, anders dan in casu, om de uitleg van het begrip discriminatie in de delictsomschrijving van de overtredingsbepaling van artikel 429quater, welke zowel directe als indirecte discriminatie kan omvatten. Zoals hiervoor reeds is overwogen en ook overigens, acht de rechtbank geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

5. De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6. De straf

6.1. De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een geldboete van

€ 1.250,00, waarvan € 500,00 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

6.2. Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft subsidiair verzocht om rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte geen strafblad heeft en in de pers al is veroordeeld toen het incident zich in de zomer van 2009 openbaarde. Verdachte heeft een prominente rol gespeeld in een reeks workshops die zijn werkgever in de zomer van 2009 heeft georganiseerd over discriminatie en is stevig door zijn werkgever aangesproken op diens gewraakte uitlatingen binnen de organisatie, waarbij volgens de verdachte en zijn raadsman sprake is geweest van een uit zijn verband getrokken misverstand.

6.3. Het oordeel van de rechtbank

Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan discriminatie wegens ras binnen de uitoefening van een bedrijf, door aan een medewerkster P&O te verzoeken, geen sollicitanten van Marokkaanse afkomst meer door te sturen naar zijn vestiging AH-to-go. De ernst van deze gedraging is er vooral in gelegen dat verdachte zich in een maatschappelijke positie bevindt waarin hij een doorslaggevende invloed heeft op de mogelijkheden voor deze groep sollicitanten om op gelijke voet met anderen het recht op arbeid uit te oefenen. Door de werving via internet voor de gehele groep Marokkanen, althans mensen met een op het eerste gezicht Marokkaanse afkomst af te sluiten, heeft hij hen op willekeurige basis, namelijk uitsluitend wegens hun ras, in potentie de mogelijkheid ontnomen om zich individueel te ontplooien. Om die reden rekent de rechtbank hem deze gedraging aan.

De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 6 september 2010 betreffende de verdachte. Hieruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor strafbare feiten met justitie in aanraking is gekomen.

In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank er bij de strafoplegging rekening mee dat via andere kanalen dan P&O, personen van Marokkaanse afkomst niet zijn weerhouden van solliciteren en kennelijk ook zijn aangenomen bij de evenbedoelde en andere AH-to-go vestigingen. De rechtbank acht op grond van het verhandelde ter zitting en verdachtes uitlatingen daaromtrent niet aannemelijk dat verdachte een persoon is die in een breder verband dan de bewezenverklaring discriminatoire uitlatingen doet of discriminatoire gedachten koestert of daarnaar handelt. Dit laat de rechtbank sterk meewegen in haar oordeel. Tot slot houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte reeds intern is gestraft middels een schriftelijke waarschuwing van zijn leidinggevende en het feit dat de zaak al veel - voor verdachte negatieve - media-aandacht heeft gehad.

De rechtbank acht daarom al met al een deels voorwaardelijke geldboete, zoals geëist door de officier van justitie, in beginsel een passende bestraffing.

Echter, in aanmerking genomen de omstandigheid dat verdachte (en zijn collega’s) niet of nauwelijks ruggensteun hebben gekregen vanuit de organisatie [bedrijf] bij het (leren) omgaan met de (specifieke) problematiek van het personeelsbeleid in de AH to go vestigingen, terwijl verdachte vervolgens wel – op zichzelf beschouwd terecht - fors en kritisch is aangesproken op de wijze waarop hij die problemen het hoofd poogde te bieden, laat de rechtbank het in casu bij de oplegging van een geheel voorwaardelijke geldboete.

7. De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:

14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 47, 57 en 137g van het Wetboek van Strafrecht.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8. De beslissing

De rechtbank,

verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding primair tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:

medeplegen van het in de uitoefening van een beroep personen opzettelijk discrimineren wegens hun ras, meermalen gepleegd;

verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;

verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;

veroordeelt de verdachte tot:

een geldboete van € 1.250,00 (twaalfhonderdenvijftig euro);

bepaalt dat de geldboete bij gebreke van betaling en verhaal zal worden vervangen

door hechtenis voor de tijd van 22 (tweeëntwintig) dagen;

bepaalt dat deze geldboete niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het eind van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

Dit vonnis is gewezen door

mrs H. Steenhuis, voorzitter,

A.S.I. van Delden en I. Brand, rechters,

in tegenwoordigheid van mr. N. de Jong, griffier,

en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 oktober 2010.

1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt door daartoe bevoegde (opsporings)ambtenaren. Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit pagina’s van het doorgenummerde (pagina’s 1 t/m 74) proces-verbaal van de politie Haaglanden met het nummer PL1521/2009/30103-28.

2 Aangifte Bureau Discriminatiezaken Hollands Midden en Haaglanden d.d. 16 juli 2009, p. 22.

3 Ander geschrift, te weten een mail d.d. 4 juni 2009, p. 23.

4 Ander geschrift, te weten bijlage bij de mail d.d. 4 juni 2009, p. 26 en 27.

5 Proces-verbaal van verhoor verdachte [B] d.d. 29 oktober 2009, pagina 39; proces-verbaal van verhoor verdachte [C] d.d. 17 december 2009, pagina 58 en proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 23 december 2009, pagina 66.

6 TK 9724, nr. 3, p. 6.

7 TK 16115, nr. 3 (Stb. 1981, 306).

8 TK20239 (Stb. 1991, 623), M.v.T., nr. 3, p. 2.

9 TK 20239 (Stb. 1991, 623). Zie voor de invoering van artikel 137g Sr. nr. 15 en voor de aanpassing van artikel 90quater nr. 23.

10 TK20239 (Stb. 1991, 623, M.v.T., nr. 3, p. 6.

11 TK 27792 (Stb. 2003, 480).

12 TK 16115, nr. 3, p. 5 en de daarin vermelde verwijzing naar HR 24 juni 1975, NJ 1975, 450 en HR 15 juni 1976, NJ 1976, 551.

13 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 23 december 2009, pagina 66.

14 Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [A] d.d. 4 november 2009, p. 45.

15 Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [A] d.d. 4 november 2009, p. 45.

16 Trb. 1967, 48

17 Verklaring verdachte ter zitting d.d. 27 september 2010.

18 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 23 december 2009, pagina 66.

19 Getuigenverklaring [A], afgelegd ter terechtzitting van de rechtbank van 27 september 2010.

20 HR 17 september 2002, NJ 2002, 548.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature