Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Vrijspraak van moord. Geen bewijsmiddelen die afdoende wijzen op een reëel moment van bezinning bij verdachte.

Doodslag bewezen. Verdachte heeft meermalen met een bijl tegen het hoofd en lichaam van het slachtoffer geslagen, ten gevolge waarvan het slachtoffer is overleden.

Verwerping beroep noodweer / noodweerexces. De rechtbank acht, gezien het niet waarnemen van letsel bij verdachte door de politie kort na het voorval en de bevindingen van een forensisch arts, onaannemelijk dat verdachte eerder door het slachtoffer met een bijl tegen zijn hoofd of lichaam is geslagen. Geen sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, waartegen verdachte zich moest verdedigen.

Eis t.a.v. moord (onder meer): 20 jaar gevangenisstraf met aftrek voorarrest.

Opgelegd t.a.v. doodslag (onder meer): 12 jaar gevangenisstraf met aftrek voorarrest.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH

Sector Strafrecht

Parketnummer: 01/889097-09

Datum uitspraak: 15 september 2010

Vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:

[Verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962,

thans gedetineerd te: P.I. Breda - HvB De Boschpoort.

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 8 februari 2010, 20 april 2010, 16 juni 2010 en 1 september 2010.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.

De tenlastelegging.

De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 5 januari 2010. Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 16 juni 2010 en 1 september 2010 is gewijzigd, is aan verdachte tenlastegelegd dat (kopieën van beide vorderingen tot wijziging zijn aan dit vonnis gehecht):

hij op of omstreeks 28 oktober 2009 te Helmond tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal,

- voornoemde [slachtoffer] met zijn (tot vuist gebalde) hand(en) op/tegen het hoofd en/of lichaam geslagen, en/of geschopt tegen het hoofd en/of lichaam en/of

- voornoemde [slachtoffer] met een bijl, althans met een hard en/of zwaar en/of puntig voorwerp, op/tegen het hoofd en/of lichaam geslagen, en/of,

- (met kracht) de/het o(o)g(en) van voornoemde [slachtoffer] ingedrukt, en/of

- (met kracht) de keel vastgepakt en/of dichtgedrukt,

tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;

(artikel 289/287 Wetboek van Strafrecht ).

Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

De formele voorvragen.

Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.

De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.

Het standpunt van de officier van justitie.

De officier van justitie acht voldoende feiten en omstandigheden aanwezig om het handelen van verdachte te kunnen kwalificeren als moord. Gedurende de geweldshandelingen van verdachte is er ruimschoots de gelegenheid geweest voor verdachte om zich rekenschap te geven van de betekenis en gevolgen van zijn daden. Verdachte heeft welbewust naar de dood van het slachtoffer toegewerkt. De manier waarop verdachte het slachtoffer heeft gedood, toont aan dat de levensberoving van het slachtoffer geen gevolg was van een ogenblikkelijke gemoedsbeweging. Dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad, blijkt uit het gebruikte geweld en uit het gedrag van verdachte na het delict.

Het standpunt van de verdediging.

De verdediging heeft bepleit dat er onvolledig opsporingsonderzoek heeft plaatsgevonden, hetgeen de verdediging bemoeilijkt. Bijvoorbeeld onderzoek naar vingerafdrukken op de achterdeur had mogelijk bewijs kunnen leveren voor verdachte zijn verklaring dat [slachtoffer] bij de achterdeur heeft gestaan en deze op slot heeft gedraaid. De verdediging heeft geen conclusie hieraan verbonden ten aanzien van de bewezenverklaring.

Het oordeel van de rechtbank.

De bewijsbeslissing ten aanzien van moord.

De rechtbank acht anders dan de officier van justitie niet wettig en overtuigend bewezen de aan verdachte impliciet primair tenlastegelegde moord, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Naar het oordeel van de rechtbank kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat sprake is geweest van voorbedachten rade in de zin van de wet. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.

Van voorbedachte rade is sprake wanneer verdachte de tijd heeft gehad om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.

De rechtbank overweegt dat de getuigenverklaring van [getuige 1]1, inhoudende dat verdachte buiten zijn woning tegen haar zei: "Kom kijken, er ligt hier een dooie", in de richting van zijn voordeur keek en zei: "Wacht even, hij is nog niet dood" en vervolgens met de bijl de woning terug in liep en dat zij vervolgens twee of drie bonken hoorde, een wezenlijke bijdrage zou kunnen leveren aan de bewijsconstructie voor het bestanddeel voorbedachte rade. De rechtbank stelt deze verklaring echter als onvoldoende betrouwbaar terzijde nu deze verklaring geen steun vindt in andere getuigenverklaringen. De vader van getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij met zijn dochter [getuige 1] buiten stond toen verdachte zei: "Er ligt een dooie kom maar kijken". Vervolgens is hij achterwaarts gelopen en heeft zijn dochter [getuige 1] vlug mee naar binnen genomen.2 Ook haar moeder, [getuige 2], heeft verklaard dat zij tegen haar kinderen heeft gezegd dat ze naar binnen moesten komen toen de buurman van nummer [huisnummer] riep dat hij iemand had doodgeslagen. Ze zijn allemaal naar binnen gegaan en daarna sloot zij de voordeur.3 Nu de verklaring van [getuige 1] wezenlijk anders is dan de verklaring van haar vader en moeder en de rechtbank het een logische gang van zaken vindt dat ouders hun dochter in een dergelijke situatie vlug mee naar binnen nemen, acht de rechtbank haar verklaring voor wat betreft dit onderdeel niet geloofwaardig.

Er zijn evenmin andere bewijsmiddelen aanwezig die afdoende wijzen op een reëel moment van bezinning bij verdachte. De door de officier van justitie aangevoerde feiten en omstandigheden ná het delict zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om tot een bewezenverklaring van voorbedachte rade te komen. De rechtbank spreekt verdachte om die reden vrij van moord.

De bewijsoverweging ten aanzien van doodslag.

De rechtbank stelt de volgende feiten vast.

Op 28 oktober 2009 wordt in de woning van verdachte aan de [adres] te Helmond het levenloze lichaam aangetroffen van een man.4 Het blijkt te gaan om [slachtoffer ], roepnaam [slachtoffer].5 Op het afdakje boven de voordeuren van de panden [adres 2] en [adres 3] wordt een kloofbijl aangetroffen met daarop bloedsporen.6 Verdachte heeft deze daar weggegooid.7

De rechtbank overweegt voorts als volgt.

De patholoog-anatoom F.R.W. van de Goot van het NFI heeft omtrent de oorzaak van de dood van [slachtoffer] (onder meer) het volgende gerapporteerd:

"Bij sectie werden aan met name het hoofd vele huidletsels gezien. Er waren circa 40 huidklievingen en vele tientallen krassen en grote gebieden met kneuzing. Er was meervoudige breuk van met name de aangezichtsbeenderen aan de rechter zijde van het hoofd en de rechter zijde van de bovenkaak. Er was kneuzing van de hersenen en er was veel bloed onder de harde en zachte hersenvliezen. Dit alles was het gevolg van herhaaldelijke inwerking van heftig uitwendig botsend mechanisch geweld zoals bijvoorbeeld kan optreden bij het herhaaldelijk slaan met een kantig voorwerp. Het slaan of "aanstoten"met een bijl behoort daarbij tot de mogelijkheden.

(..)

Al met al kan gesteld worden dat, gezien de bloeduitstortingen en de weefselreacties (een groot deel) van de letsels bij leven waren opgelopen en ze verklaren het intreden van de dood zondermeer op basis van hersenbeschadiging met uitval van hersenfuncties, bloedverlies en weefselschade. De letsels aan de handen en de armen zouden afweerletsels kunnen zijn, maar zijn daarvoor niet bewijzend.

(..)

Conclusie.

Bij [slachtoffer ], oud 48 jaren, was hersenschade met uitval van hersenfuncties, bloedverlies en weefselschade ten gevolge van veelvuldig heftig botsend mechanisch geweld op het hoofd de oorzaak van het intreden van de dood."8

Verdachte heeft ter zitting van 16 juni 2010 over het slaan met de (kloof)bijl tegen het hoofd van [slachtoffer] verklaard: "Op dat moment heb ik de bijl opgeraapt. Ik stootte hem een paar keer op zijn hoofd met de bijl. Ik heb hem vijf of zes keer op zijn hoofd geraakt. Het waren lichte aantikkende bewegingen. Het waren geen mokerslagen. Daarna deed hij niet veel meer. Ik weet niet waarom. (..) Die andere plekken zullen ook wel in de worsteling zijn ontstaan. Ik kan me niet goed herinneren hoe dat precies is gegaan.9

Er zijn geen aanwijzingen dat het bij het slachtoffer aangetroffen letsel, zoals hiervoor beschreven door de patholoog-anatoom, is veroorzaakt door iets anders dan het door verdachte tegen het slachtoffer gepleegde geweld.

De rechtbank acht op basis van het forensisch onderzoek, de verklaring van verdachte en de aangehaalde stukken uit het dossier wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] opzettelijk van het leven heeft beroofd.

De bewezenverklaring.

Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte

op 28 oktober 2009 te Helmond opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet meermalen voornoemde [slachtoffer] met een bijl tegen het hoofd en lichaam geslagen tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.

Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De kwalificatie.

Het bewezenverklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.

De strafbaarheid.

Standpunt van de verdediging.

De verdediging heeft ten aanzien van de bewezenverklaring betoogd dat verdachte van alle rechtsvervolging moet worden ontslagen. Daartoe is aangevoerd dat verdachte zich heeft moeten verdedigen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van zijn lijf zodat hem een beroep op noodweer, maar in elk geval op noodweer-exces, toekomt. Hierbij is de verdediging uitgegaan van de volgende gang van zaken voorafgaand aan de dodelijke slagen met de bijl.

Verdachte was eerder die dag door [slachtoffer] bedreigd met een vuurwapen. Later op de dag kwam [slachtoffer] opnieuw naar de woning van verdachte. Tijdens een onenigheid werd verdachte werd eerst door [slachtoffer] in zijn woning met een (kloof)bijl belaagd. Deze (kloof)bijl was geen eigendom van verdachte. Verdachte heeft de bijl vast kunnen pakken en hij is daarop met [slachtoffer] in de woonkamer in een worsteling terecht gekomen. In de woonkamer is hij tegen het hoofd geraakt met de bijl. De worsteling heeft zich vanuit de woonkamer verplaatst naar de gang. Daarbij werd gevochten om de bijl. Verdachte heeft de bijl losgelaten en is de trap op naar boven gegaan. Hij probeerde uit de situatie weg te komen en werd toen met de bijl geraakt op zijn voet. [slachtoffer] kwam achter verdachte aan de trap op en verdachte heeft hem daarop de trap afgeschopt. [slachtoffer] viel hierop achterover van de trap. Verdachte is naar beneden gelopen om [slachtoffer] uit te schakelen om er zeker van te zijn dat hij niet mogelijk opnieuw een vuurwapen tegen verdachte zou kunnen gebruiken. Verdachte mocht gelet op dit eerdere incident op de avond er vanuit gaan dat [slachtoffer] nog steeds in het bezit was van dit wapen. Nadat hij [slachtoffer] van de trap af had getrapt, heeft verdachte de bijl die op de grond lag opgeraapt en [slachtoffer] met de bijl een aantal keren tegen het hoofd aangestoten.

Het standpunt van de officier van justitie.

Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de afweging heeft gemaakt tussen vluchten of aanvallen en dat hij heeft gekozen voor de aanval. Verdachte heeft wel de mogelijkheid gehad om weg te gaan. Er is daarom naar de mening van de officier van justitie geen sprake van noodweer. Evenmin is uit feiten en omstandigheden gebleken dat sprake was van een hevige gemoedsbeweging die tot grensoverschrijdende verdedigingshandelingen heeft geleid. Er was derhalve ook geen sprake van noodweerexces.

Het oordeel van de rechtbank.

Om een geslaagd beroep te kunnen doen op noodweer dient de verdediging aannemelijk te maken dat verdachte heeft gehandeld ter noodzakelijke verdediging tegen -in dit geval- een onmiddellijke en wederrechtelijke aanranding van zijn lijf.

De rechtbank zal de versie van de gebeurtenissen zoals weergegeven door de verdediging beoordelen in het licht van de uit het dossier beschikbare informatie zoals verklaringen van getuigen en technisch sporenonderzoek. Daarna zal de rechtbank aangeven welke andere feiten en omstandigheden voor haar oordeel van belang zijn geweest.

Verdachte heeft ter zitting op 16 juni 2010 verklaard dat [slachtoffer] geen kloofbijl bij zich had toen hij hem op 28 oktober 2009 voor de tweede maal zijn woning binnenliet. De rechtbank gaat er, mede gelet op het formaat van een deze bijl, vanuit dat de bijl waarmee [slachtoffer] om het leven is gebracht zich in of nabij de woning van verdachte moet hebben bevonden. Een aannemelijke verklaring waaruit iets anders blijkt heeft verdachte niet gegeven en ook anderszins is dit niet aannemelijk geworden. De verklaring van verdachte dat mogelijk een derde persoon [slachtoffer] de bijl via de achterdeur heeft aangereikt toen verdachte even naar boven was acht de rechtbank onaannemelijk. Deze verklaring is door de verdediging op geen enkele controleerbare wijze onderbouwd. De rechtbank acht dit deel van de verklaring bovendien niet aannemelijk omdat de forensische sporen en verklaringen van verschillende getuigen in het geheel niet wijzen op de aanwezigheid van een derde persoon. Daar komt bij dat ten tijde van de gebeurtenissen een (forse) hond van verdachte losliep in de achtertuin. Deze hond is niet aangeslagen en het is ook niet aannemelijk dat een derde die onbekend is met de hond de tuin heeft betreden om [slachtoffer] langs de achterdeur een kloofbijl aan te reiken. De nadien ter plaatse gekomen politieambtenaren schatten de situatie met betrekking tot de hond kennelijk zodanig in dat zij een familielid van verdachte vroegen de hond eerst veilig op te bergen, voordat zij het erf konden betreden. Tevens is door de technische recherche vastgesteld dat de achterdeur van woning vanuit de binnenzijde op slot was gedraaid.

Verdachte heeft betoogd dat [slachtoffer] hem in de woning met de bijl heeft belaagd en dat hij zich hiertegen moest verweren. De rechtbank acht zijn verklaring ook op dit onderdeel niet aannemelijk.

De rechtbank stelt vast dat verdachte, anders dan [slachtoffer], op 28 oktober 2009 geen enkele zichtbare verwonding heeft opgelopen die redelijkerwijs het gevolg kan zijn geweest van geweld met een bijl. Het letsel aan de enkel van [verdachte] als weergegeven op de foto in het dossier10 duidt slechts op een oppervlakkig verwonding en is naar zijn uiterlijk, zeker indien men dit letsel vergelijkt met de verwondingen van het slachtoffer, geen letsel tengevolge van het slaan met een bijl. Verdachte heeft verklaard dat hij in de woonkamer met de bijl tegen het hoofd is geslagen. Op basis van deze verklaring heeft onderzoek aan het hoofd van verdachte plaatsgevonden door forensisch arts B.F.L. Oude Grotebevelsborg van het NFI. Deze concludeert op pagina 5 van zijn rapport: "Bij onderzoek van het hoofd van [verdachte] werden twee huidverkleuringen waargenomen, passend bij littekens na huidklieving en/of - verscheuring, opgelopen door scherprandig en/of stomp botsend mechanisch geweld. Het is niet mogelijk om een nadere uitspraak te doen over de wijze waarop deze huidklievingen en/of -verscheuringen zijn opgelopen. Huidklievingen en/of - verscheuringen gaan ondermeer gepaard met bloedverlies en de vorming van een korstje waardoor het niet waarschijnlijk is dat [verdachte] het letsel rechts aan de voorzijde van het hoofd heeft opgelopen zonder dat dit uitwendig zichtbaar was. Beide littekens in de hoofdhuid vertoonden kenmerken van een resttoestand na de remodelleringsfase van wondgenezing en passen derhalve meer bij ouder letsel, dan bij letsel met een ouderdom van circa 6 maanden.

Ter hoogte van het litteken rechts aan de voorzijde in de schedelhuid leek een gering niveauverschil in de schedel voelbaar, dat kan passen bij een oude afwijking aan de schedel, of een normale vormvariant van het schedelbot, het is niet mogelijk om de ouderdom van een schedelfractuur op basis van radiologisch onderzoek, zoals een röntgenfoto, CT-scan of MRI, of op basis van ander medisch onderzoek vast te stellen. Omdat een schedelfractuur doorgaans gepaard gaat met uitwendig zichtbare afwijkingen,is het niet waarschijnlijk dat [verdachte] een schedelfractuur had opgelopen, zonder dat dit uitwendig waarneembaar is."11

Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat op 29 oktober 2009 door de politie geen letsel is waargenomen aan het hoofd van verdachte. In samenhang met de bevindingen van de forensisch arts als hierboven weergegeven, acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij op 29 oktober 2009 tegen zijn hoofd is geslagen met de bijl onaannemelijk. De deskundige heeft immers twee, van elkaar onafhankelijke, redenen aangegeven waarom het door deze deskundige bij verdachte aangetroffen sporenbeeld niet is ontstaan op 28 oktober 2009 en indien dit wel zo zou zijn geweest er dan significant letsel had moeten zijn waargenomen.

Daarentegen staat vast dat op [slachtoffer] excessief geweld is toegepast met een bijl, zoals volgt uit het forensisch onderzoek en de foto's in het dossier. De patholoog heeft bij [slachtoffer] ook letsel op de armen en handen aangetroffen dat qua uiterlijk overeen komt met afweerletsel. De aard en vorm van de verwondingen bij [slachtoffer] en het ontbreken van relevante verwondingen bij verdachte duiden niet op agressie van [slachtoffer] jegens verdachte, maar juist van verdachte jegens [slachtoffer].

De rechtbank acht evenmin aannemelijk dat [slachtoffer] verdachte op de trap tegen zijn voet heeft geslagen met een bijl. De aard van de verwonding op de voet van verdachte duidt hier niet op. Technisch onderzoek heeft ook niet uitgewezen dat de trap op enig punt beschadigd is door inwerkend geweld met een bijl. Een dergelijke beschadiging valt te verwachten als de bijl bij een slag de voet van verdachte had geschampt. Verder acht de rechtbank het ongeloofwaardig dat verdachte handelde uit angst voor de aanwezigheid van een vuurwapen bij [slachtoffer]. Het handelen van verdachte geeft hiervoor geen enkele aanwijzing. Het ligt in een dergelijk geval niet voor de hand de bijl los te laten en onbeschermd de trap op te lopen, daarmee zou verdachte [slachtoffer] immers alle gelegenheid hebben gegeven om een vuurwapen te gebruiken. Dit terwijl hij daar juist zo bang voor was. Bovendien acht de rechtbank het volstrekt onlogisch dat [slachtoffer] met een bijl agressie zou hebben gepleegd tegen verdachte indien hij tevens in het bezit zou zijn geweest van een geladen vuurwapen.

Naast het letsel aan de arm en hand van [slachtoffer], letsel dat qua vorm overeenkomt met afweer van [slachtoffer] tegen geweld dat tegen hem werd uitgeoefend, bevindt zich in het dossier de getuigenverklaring van [getuige 3]12, die er in de kern op neerkomt dat zij geruime tijd bonken heeft gehoord en een persoon die om hulp riep. De patholoog-anatoom heeft geconcludeerd dat een groot deel van het letsel van [slachtoffer] bij leven is toegebracht. Hieruit leidt de rechtbank af dat [slachtoffer] nog enige tijd in leven moet zijn geweest tijdens het slaan door verdachte met de bijl. Ook dit aspect duidt volstrekt niet op een situatie waarin verdachte heeft gehandeld uit noodweer.

Ook het gedrag van verdachte achteraf duidt niet op handelen uit zelfverdediging.

Verdachte heeft aangebeld bij een buurvrouw met het verzoek de bijl schoon te maken.13 Nadat de buurvrouw te kennen heeft gegeven hieraan niet mee te werken heeft verdachte zich van de bijl ontdaan door deze op het afdakje bij de voordeur van deze buurvrouw te gooien.14 Tenslotte heeft verdachte na het incident de woning opnieuw betreden, daarbij is hij over het lichaam van [slachtoffer] heen gestapt, en heeft hij in de woning onder andere een biertje uit de koelkast gepakt om dit vervolgens op straat, zittend op de motorkap van de auto van de buren, op te drinken.

Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van het bovenstaande niet aannemelijk geworden dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van [slachtoffer] jegens verdachte (of de dreiging daarvan) waartegen verdachte zich moest verdedigen. Reeds hierom faalt het beroep op noodweer(exces).

Er zijn voorts geen andere feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit of van de verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen te zijnen laste bewezen is verklaard.

Oplegging van straf en/of maatregel.

De eis van de officier van justitie.

De officier van justitie heeft ten aanzien van moord een gevangenisstraf geëist voor de duur van twintig jaren met aftrek van het voorarrest en gehele toewijzing van de civiele vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] voor een bedrag van € 6711,17 met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.

Het standpunt van de verdediging.

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van alle rechtsvervolging dient te worden ontslagen. Een standpunt ten aanzien van de eventueel op te leggen straf heeft de verdediging niet ingenomen. De civiele vordering van de benadeelde partij wordt betwist en dient naar de mening van de verdediging te worden afgewezen, gelet op het standpunt dat sprake is geweest van noodweer, danwel noodweerexces.

Het oordeel van de rechtbank.

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals tot uitdrukking komt in het wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.

De rechtbank stelt voorop dat het leven het meest wezenlijke en kostbare bezit is dat een mens heeft. Daarom stelt de wet zeer strenge straffen in het vooruitzicht aan degene die opzettelijk een ander van het leven berooft. Verdachte heeft het slachtoffer [slachtoffer], een man van 48 jaar oud, op zeer gewelddadige en gruwelijke wijze om het leven gebracht. Verdachte heeft met een kloofbijl excessief geweld uitgeoefend op met name het hoofd van het slachtoffer. Het slachtoffer moet doodsangsten hebben uitgestaan in de laatste momenten van zijn leven. Ook voor de nabestaanden moet het extra traumatisch zijn geweest om te vernemen wat het slachtoffer in die momenten heeft mee moeten maken. Verdachte heeft de mensen die [slachtoffer] lief hadden, in het bijzonder zijn familie, in uitzonderlijke mate leed aangedaan. Hij heeft de kinderen van [slachtoffer] hun vader ontnomen en zij zullen verder moeten leven zonder hem. Ook heeft hij met zijn daad de rechtsorde ernstig geschokt, grote onrust teweeg gebracht onder zijn buren en gevoelens van onveiligheid vergroot.

Uit verdachtes Justitiële Documentatie blijkt voorts dat verdachte al eerder voor poging tot moord is veroordeeld tot zeven jaren gevangenisstraf. Ook meer recentelijk is verdachte veroordeeld voor geweldsdelicten. Ook deze omstandigheid weegt de rechtbank ten nadele van verdachte mee bij het bepalen van de strafduur.

De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de licht strafmatigende omstandigheid dat uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen dat niet kan worden uitgesloten dat verdachte eerder die dag in zijn woning door [slachtoffer] met een vuurwapen is bedreigd.

De rechtbank is van oordeel, dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke vrijheidsbeneming meebrengt voor de duur als hierna te melden. De rechtbank zal een gevangenisstraf van een kortere duur opleggen dan de door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank verdachte veroordeelt voor doodslag en niet voor moord.

De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij].

De rechtbank acht de vordering geheel toewijsbaar. De rechtbank zal voor het toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.

Aangezien aldus aan verdachte meer verplichtingen tot vergoeding van dezelfde schade worden opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat verdachte van de schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde is bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot schadevergoeding.

De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil. Verder wordt verdachte veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Beslag.

De officier van justitie heeft onttrekking aan het verkeer gevorderd van de op de beslaglijst onder 1 tot en met 6 genummerde voorwerpen. De officier van justitie heeft voorts aangegeven dat de op de beslaglijst genoemde voorwerpen nummers 7 tot en met 12 bewaard dienen te blijven voor eventueel nader forensisch technisch onderzoek en dat deze derhalve van de beslaglijst dienen te worden verwijderd. De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.

De rechtbank stelt vast dat de voorwerpen op de beslaglijst genummerd 1 tot en met 6

niet onder verdachte in beslag zijn genomen en niet aan verdachte toebehoren. Voorts is er geen relatie met het onderhavige feit op grond waarvan de rechtbank de voorwerpen zou kunnen onttrekken aan het verkeer. De rechtbank neemt daarom geen beslissing ten aanzien van deze in beslaggenomen voorwerpen.

Toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f en 287 van het Wetboek van Strafrecht .

DE UITSPRAAK

De rechtbank:

verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven;

verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.

Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:

doodslag

Verklaart verdachte hiervoor strafbaar en legt op de volgende straf en maatregel:

* Gevangenisstraf voor de duur van 12 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 2 7

Wetboek van Strafrecht

* Maatregel van schadevergoeding van EUR 6711,17 subsidiair 68 dagen hechtenis

Legt derhalve aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] van een bedrag van EUR 6711,17 (zegge: zesduizendzevenhonderdenelf euro en zeventien cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 68 dagen hechtenis.

De toepassing van deze vervangende hechtenis heft de hiervoor genoemde betalingsverplichting niet op.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij], van een bedrag van EUR 6711,17 (zegge: zesduizendzevenhonderdenelf euro en zeventien cent), ter zake materiële schade (posten Dela en Verhoeven).

Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op nihil.

Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten.

Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.

Ten aanzien van het beslag:

De rechtbank stelt vast dat de voorwerpen op de beslaglijst genummerd 1 tot en met 6

niet onder verdachte in beslag zijn genomen en niet aan verdachte toebehoren. Voorts is er geen relatie met het onderhavige feit op grond waarvan de rechtbank de voorwerpen zou kunnen onttrekken aan het verkeer. De rechtbank neemt daarom geen beslissing ten aanzien van deze in beslaggenomen voorwerpen.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. J.G. Vos, voorzitter,

mr. drs. W.A.F. Damen en mr. H.H.E. Boomgaart, leden,

in tegenwoordigheid van mr. I.J.A.M. Balemans-Jongeneelen, griffier,

en is uitgesproken op 15 september 2010.

mr. H.H.E. Boomgaart is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.

1 Proces-verbaal van de regiopolitie Brabant Zuid-Oost, gezamenlijke recherche Helmond, met dossiernummer 2009181536, afgesloten op 21 januari 2010 (hierna verder genoemd PV), verklaring [getuige 1], p. 117-118.

2 PV, verklaring [getuige 4], p. 128-129.

3 PV, verklaring [getuige 2], p. 105-108.

4 PV, relaas verbalisanten, p. 29-33.

5 PV, p. 323-324, 325-326 en p. 329.

6 Proces-verbaal van regiopolitie Brabant Zuid-Oost, divisie recherche, Forensische Technische Ondersteuning, rechercheonderzoek 'Zwaardvis', afgesloten op 8 maart 2010 (hierna verder genoemd PV2), bijlage 9.1.

7 Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 16 juni 2010, verklaring verdachte.

8 Deskundigenrapport NFI, pathologie onderzoek, F.R.W. van de Goot, d.d. 4 februari 2010, p. 4 en 5.

9 Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 16 juni 2010, verklaring verdachte.

10 PV2, bijlage 9.11.

11 Rapport d.d. 3 mei 2010, B.F.L Oude Grotebevelsborg, forensisch arts, KNMG, p. 5.

12 PV, verklaring [getuige 3], p. 109-111 en p. 112-114.

13 PV, verklaring [getuige 2], p. 105-108.

14 PV, verklaring [getuige 2], p. 107 en proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 16 juni 2010, verklaring verdachte.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature