Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

De verdachte is voor schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats voor het openbaar verkeer bestemd veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke werkstraf van 40 uur.

Uitspraak



Rolnummer: 22-002871-09

Parketnummer: 09-525011-09

Datum uitspraak: 7 april 2010

TEGENSPRAAK

Gerechtshof te 's-Gravenhage

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 27 mei 2009 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1946,

[adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 24 maart 2010.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 07 oktober 2008 te Noordwijk zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten (een parkeerhaven aan) de Provincialeweg (N206), met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 40 uren, met een proeftijd van 2 jaren.

De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Gevoerd verweer

De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 24 maart 2010, overeenkomstig haar pleitnota, bepleit dat de verklaringen van de verdachte, afgelegd bij de politie op 9 december 2008 en ter terechtzitting in eerste aanleg op 27 mei 2009, geen betrekking hebben op het feitencomplex dat plaatsvond op de parkeerplaats langs de N206 bij de afrit Noordwijk op 7 oktober 2008.

Het hof overweegt hieromtrent als volgt.

De verdachte heeft bij de politie op 9 december 2008 verklaard dat hij zich weleens staat af te trekken op een parkeerplaats naast de N206 en dat het kan voorkomen dat voorbijgangers dat zien. Hij heeft verder verklaard dat hij geil wordt als hij motor rijdt en dat hij sinds een half jaar met enige regelmaat zich staat af te trekken. De aangever heeft bij de politie op 28 oktober 2008 verklaard dat de desbetreffende motorrijder onder andere een grijze integraalhelm droeg en dat de motor nummer [KENTEKEN] als kenteken had. De verdachte heeft zowel bij de politie op 9 december 2008 als ter terechtzitting in hoger beroep van 24 maart 2010 verklaard dat hij in de tenlastegelegde periode een grijze integraalhelm droeg, dat voornoemd kenteken het kenteken van zijn motor is en dat in voornoemde periode niemand anders op deze motor heeft gereden. Het hof is - gelet op het hiervoor overwogene - van oordeel dat met voldoende mate van zekerheid is vast te stellen dat het de verdachte is geweest, die zich op 7 oktober 2008 op de tenlastegelegde wijze en plaats schuldig heeft gemaakt aan schennis van de eerbaarheid. Derhalve verwerpt het hof dit verweer.

Tevens heeft de raadsvrouw betoogd dat de verklaring van de verdachte ten overstaan van de politie op 9 december 2008 niet kan bijdragen aan het bewijs, omdat de verdachte aanvankelijk als getuige is gehoord zonder dat hem de cautie is gegeven en dat hij pas in de loop van het verhoor als verdachte is aangemerkt.

Het hof verwerpt ook dit verweer. Het hof is van oordeel dat uit het proces-verbaal van bedoeld verhoor blijkt dat aan de verdachte, als getuige, eerst is gevraagd wie de gebruiker is van de motor waarvan het kenteken op zijn naam staat. Deze vraag is redelijk, nu slechts de feitelijke gebruiker van de motor op 7 oktober 2008 als verdachte van het feit op deze datum, waarvan aangifte is gedaan, kan worden aangemerkt. Pas toen uit het antwoord van de verdachte bleek dat alleen hij de gebruiker van de motor was, kon hij als verdachte aangemerkt worden en is hem dienovereenkomstig de cautie gegeven. Deze gang van zaken is niet onjuist en er bestaat geen grond om de verklaring op enig onderdeel buiten beschouwing te laten. Overigens heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep herhaald dat hij in de periode rond 7 oktober 2008 als enige op de motor reed.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij op 07 oktober 2008 te Noordwijk zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten (een parkeerhaven aan) de Provincialeweg (N206), met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden.

Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsvoering

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.

In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op: Schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats voor het openbaar verkeer bestemd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

Strafmotivering

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.

Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.

Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan schennis van de eerbaarheid. Dergelijk gedrag wordt in het algemeen als onfatsoenlijk en aanstootgevend beschouwd.

Het hof heeft bij de strafoplegging meegewogen dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep doordrongen lijkt van het feit dat hij dergelijk gedrag in de toekomst nooit meer zal vertonen.

Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 239 van het Wetboek van Strafrecht , zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.

Verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.

Verklaart de verdachte strafbaar ter zake van het bewezenverklaarde.

Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 40 (veertig) uren, te vervangen door hechtenis voor de tijd van 20 (twintig) dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.

Beveelt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Dit arrest is gewezen door mr. W.P.C.M. Bruinsma, mr. S.A.J. van 't Hul en mr. I.P.A. van Engelen, in bijzijn van de griffier mr. S. Zamani. Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 7 april 2010.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature