Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Weigering verklaring van geen bezwaar op grond van persoonlijke feiten en omstandigheden. Geen strijd met eerlijke procesvoering omdat eiseres de stukken van het veiligheidsonderzoek niet mag inzien.

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

Sector bestuursrecht

zaaknummer: AWB 08/3996 BESLU

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres],

wonende te [woonplaats],

eiseres,

gemachtigde mr. W. de Klein,

en

de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, binnenlandse veiligheidsdienst (AIVD),

verweerder,

gemachtigde mr. P.G.O.Y. Zeewuster.

Procesverloop

Bij besluit van 29 april 2008 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd aan eiseres een verklaring van geen bezwaar te verstrekken. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.

Op 10 oktober 2008 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar.

Bij besluit van 16 oktober 2008 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard (het bestreden besluit).

Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 mei 2010.

Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Ten aanzien van het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig beslissen op bezwaar

1.1 De rechtbank stelt vast dat verweerder niet tijdig heeft beslist op de bezwaren van eiseres. Nu met het nemen van het bestreden besluit het (proces)belang tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar is komen te ontvallen, zal de rechtbank het beroep van eiseres, voor zover gericht tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar, niet-ontvankelijk verklaren.

De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiseres in verband met het instellen van beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit redelijkerwijs heeft moeten maken. De rechtbank bepaalt deze kosten met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht op 1 punt (voor het indienen van het beroepschrift) x

€ 322,00 x factor 0,25 (gewicht van de zaak: zeer licht) = € 80,50.

1.2. Bij toepassing van artikel 6:20, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt niet opnieuw griffierecht geheven. Het door eiseres betaalde griffierecht wordt daarom geacht mede te zijn voldaan ten aanzien van het beroep tegen het bestreden besluit.

2. Ten aanzien van het besluit van 16 oktober 2008

2.1. Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Wet veiligheidsonderzoeken (verder: Wvo) meldt de werkgever een persoon die hij wil belasten met de vervulling van een vertrouwensfunctie aan bij het hoofd van de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst.

Ingevolge het derde lid van die bepaling belast de werkgever een persoon eerst met de vervulling van een vertrouwensfunctie, nadat Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ten aanzien van die persoon een verklaring heeft afgegeven.

Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Wvo wordt, alvorens een verklaring wordt afgegeven of geweigerd, ten aanzien van de betrokken persoon door de Algemene inlichtingen en Veiligheidsdienst een veiligheidsonderzoek ingesteld.

Ingevolge het tweede lid, onder d van artikel 7 wordt daarbij onder meer gelet op gegevens betreffende overige persoonlijke gedragingen en omstandigheden, naar aanleiding waarvan betwijfeld mag worden of de betrokkene de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten onder alle omstandigheden getrouwelijk zal volbrengen.

Op grond van artikel 8, tweede lid, van de Wvo kan een verklaring slechts worden geweigerd, indien onvoldoende waarborgen aanwezig zijn dat de betrokkene onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen.

2.2. Eiseres is door verweerder aangemeld bij de AIVD voor een veiligheidsonderzoek in verband met een door haar geambieerde functie bij het Bureau Integriteit van de politie. Verweerder heeft de verklaring van geen bezwaar geweigerd vanwege een aantal persoonlijke gedragingen en omstandigheden van eiseres. Van de dochter van eiseres is bekend dat zij in de prostitutie werkzaam is en als slachtoffer van gedwongen prostitutie betrokken is (geweest) bij politieonderzoeken. De personen waarmee de dochter van eiseres omgaat verkeren in het criminele circuit en zijn vermoedelijk actief in drugshandel en prostitutie. Uit onderzoek is gebleken dat niet alleen de dochter maar ook eiseres wordt bedreigd door een persoon uit de omgeving van de dochter. Verder heeft eiseres verklaard dat bij de personen in de omgeving van haar dochter bekend is dat eiseres bij de politie werkt. Uit het ingestelde veiligheidsonderzoek is gebleken dat eiseres herhaaldelijk en via verschillende kanalen informatie probeerde te verkrijgen met betrekking tot het onderzoek waarin haar dochter als slachtoffer is betrokken. Door haar betrokkenheid bij haar dochter zijn de grenzen tussen werk en privé vervaagd. In verband met bronbescherming kan verweerder daar geen nadere mededelingen over doen. Deze omstandigheden hebben in 2007 geleid tot een veiligheidsincident. Op 14 mei 2007 werd bij een huiszoeking in een woning te Amsterdam een kopie van een e-mailwisseling aangetroffen, die was geprint uit de persoonlijke mailbox van een collega van eiseres. In de e-mail worden onder andere namen van criminelen en criminele organisaties vermeld die zich vermoedelijk bezighouden met vrouwenhandel. Om de herkomst van deze kopie vast te stellen is een onderzoek ingesteld. Omdat de kopie gevonden werd tussen persoonlijke papieren van de dochter van eiseres is tevens naar eiseres een oriënterend feitenonderzoek ingesteld. Eiseres heeft tijdens dat onderzoek verklaard dat zij deze kopie van haar collega heeft gekregen en in haar agenda heeft opgeborgen. Eiseres vermoedde dat haar dochter deze kopie heeft weggenomen uit haar agenda. Deze kopie is vervolgens aangetroffen in de woning van de vriend van de dochter van eiseres. Uit onderzoek van de politie is gebleken dat het uitlekken van deze informatie mogelijk nadelige gevolgen heeft gehad voor een onderzoek dat door de politie werd uitgevoerd. Conclusie van het onderzoek was dat eiseres niet een zodanige scheiding tussen werk en privé heeft aangebracht dat veiligheidsrisico’s werden vermeden. Bovendien heeft eiseres haar positie als politieambtenaar gebruikt om een meer dan gewone invloed uit te oefenen op het onderzoek waarin haar dochter was betrokken. Er zijn dan ook onvoldoende waarborgen aanwezig dat eiseres onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen, aldus verweerder.

2.3. Eiseres stelt in beroep allereerst dat geen sprake is van een reëel veiligheidsrisico. Eiseres is volkomen open en transparant ten aanzien van haar werkgever en brengt een strikte scheiding aan tussen haar rol als moeder en haar werk. Onjuist is dat zij haar positie als politieambtenaar heeft gebruikt om een meer dan gewone invloed uit te oefenen op het onderzoek waarin haar dochter betrokken was. Het incident met de e-mail was ongelukkig en eiseres heeft maatregelen genomen om dat te voorkómen. Verweerder heeft dit incident te zwaar aangezet. Ter zitting heeft eiseres voorts nog gesteld dat zij wordt veroordeeld als moeder.

2.4. Na met toepassing van artikel 87, eerste lid, van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (Wiv 2002), van de resultaten van dat onderzoek te hebben kennisgenomen, is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er onvoldoende waarborgen aanwezig zijn dat eiseres onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zal vervullen. Uit die stukken blijkt dat eiseres werk en privé niet altijd strikt gescheiden heeft gehouden en zich niet geheel afzijdig heeft gehouden van het onderzoek waarbij haar dochter was betrokken.

2.5. De rechtbank deelt niet de stelling van eiseres, dat zij door verweerder is veroordeeld omdat zij een moeder is. De afweging die verweerder dient te maken, is of al dan niet voldoende waarborgen aanwezig moeten worden geacht dat eiseres onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen. Daarbij komt aan verweerder een zekere beoordelingsvrijheid toe. In dit geding dient de rechtbank, die beoordelingsvrijheid in aanmerking nemend, te beoordelen of verweerder in redelijkheid tot zijn in het bestreden besluit omschreven standpunt heeft kunnen komen. Dat standpunt steunt niet op de stelling dat eiseres moeder is, maar op de hiervoor genoemde overwegingen terzake van het niet strikt gescheiden houden van werk en privé en het emailincident.

3.1. Eiseres stelt voorts dat er sprake is van schending van het recht op een eerlijke procesvoering, omdat zij geen kennis kan nemen van de stukken die verweerder met toepassing van artikel 87 van de Wiv 2002 heeft overgelegd.

3.2. Op grond van artikel 87, eerste lid, van de Wiv 2002 blijft artikel 8:29, derde tot en met vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht buiten toepassing in bestuursrechtelijke procedures inzake de toepassing van de Wiv 2002 of de Wvo waarbij verweerder door de rechtbank ingevolge artikel 8:27, 8:28 of 8:45 van de Awb wordt verplicht tot het verstrekken van inlichtingen dan wel het overleggen van stukken.

3.3. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen in de uitspraak van 13 juni 2007 (te vinden op www.rechtspraak.nl onder LJ-nummer BA7084) blijft ingevolge artikel 87, eerste lid, van de Wiv 2002, in procedures inzake de Wvo de in artikel 8:29, derde lid, van de Awb neergelegde bevoegdheid van de rechter om te beslissen of gerechtvaardigd is dat bepaalde stukken niet of uitsluitend ter kennisneming van de rechter worden ingebracht, buiten toepassing. Het staat de rechtbank dan ook niet vrij met een beroep op artikel 8:29, eerste lid, van de Awb , overgelegde stukken ter inzage te geven. Uit de Memorie van Toelichting op wetsvoorstel 30553 tot wijziging van de Wiv 2002 blijkt dat de reden hiervoor is dat de veiligheid van de staat in het geding is.

Niet kan worden geoordeeld dat door die beperking van de kennisneming artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens is geschonden. Deze bepaling bevat minimumnormen voor een eerlijke procesvoering, doch zijn deze niet absoluut. De nationale wetgever mag met het oog op een goede procesorde of ter bescherming van het algemeen belang of belangen van derden, procedurevoorschriften en beperkingen stellen, mits het eerlijke karakter van de procesvoering daarmee niet in essentie wordt aangetast. De beperkingsmogelijkheid van artikel 87 van de Wiv 2002 in samenhang met artikel 8:29 van de Awb belet niet dat een volledige rechterlijke toetsing van het besluit op bezwaar plaatsvindt, zodat het recht op een eerlijke procesvoering daarmee niet in essentie wordt aangetast. Deze beroepsgrond slaagt mitsdien niet.

4. Voorafgaand aan de zitting heeft de gemachtigde van eiseres aangekondigd ter zitting twee personen als getuigen mee te zullen brengen. Ter zitting heeft de gemachtigde zijn verzoek deze getuigen te horen toegelicht. Met betrekking tot de (potentiële) getuige [persoon 1] heeft de gemachtigde gesteld dat zij kan verklaren over de integere opstelling van eiseres in bepaalde concrete zaken, in welke zaken zij zich niet chantabel heeft opgesteld. Met betrekking tot [persoon 2] heeft de gemachtigde aangevoerd dat zij kan verklaren over de totstandkoming van de e-mail waarvan in 2007 een afdruk uit de agenda van eiseres is weggenomen. De rechtbank heeft het verzoek tot het horen van de getuigen afgewezen op de grond dat het horen van deze twee personen als getuigen redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Met betrekking tot [persoon 1] is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat zij uit eigen wetenschap kan verklaren omtrent de feiten en omstandigheden waarop verweerder het bestreden besluit heeft gebaseerd. Ten aanzien van [persoon 2] is op grond van de toelichting van de gemachtigde ter zitting niet gebleken dat zij uit eigen wetenschap kan verklaren over het emailincident zelf, nu dit in de huiselijke kring van eiseres heeft plaatsgevonden.

5. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep van eiseres voor het overige ongegrond verklaren. In verband daarmee bestaat geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten dan wel voor een vergoeding van het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep van eiseres, voor zover gericht tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar, niet-ontvankelijk;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten, begroot op € 80,50, te betalen door verweerder aan eiseres;

- verklaart het beroep gericht tegen het bestreden besluit ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.A.A.G. de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. S.P.M. van Boheemen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2010.

de griffier de rechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te ‘s-Gravenhage.

Afschrift verzonden op:

D: B

SB


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature