Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Weigering bouwvergunning vanwege negatief welstandsadvies. Soortgelijke uitbouw van buurman is aan te merken als precedent. Feitelijk gelijke gevallen. Beroep op gelijkheidsbeginsel eiser slaagt evenwel niet. Het Stadsdeel heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de destijds aan de buurman van eiser - contrair aan een negatief welstandsadvies - verleende bouwvergunning, moet worden aangemerkt als misslag. Het Stadsdeel is niet gehouden om in het verleden gemaakte fouten te herhalen.

Uitspraak



RECHTBANK AMSTERDAM

Sector Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 09/1208 WW44

uitspraak van de enkelvoudige kamer

in de zaak tussen:

[eiser],

wonende te [woonplaats],

eiser,

gemachtigde mr. P.L.J.V. Kroonen,

en

het dagelijks bestuur van het stadsdeel Osdorp van de gemeente Amsterdam,

verweerder,

gemachtigde mr. M.M. Neerincx.

1. Procesverloop

Bij besluit van 14 augustus 2008 heeft verweerder eisers aanvraag voor een reguliere bouwvergunning voor het gedeeltelijk vergroten van de eerste verdieping van een woning op het perceel [adres 1] te [woonplaats], afgewezen.

Bij besluit van 10 maart 2009 heeft verweerder het door eiser hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard (hierna: het bestreden besluit).

Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 april 2010. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door voornoemde gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

2. Overwegingen

2.1.1 Ingevolge artikel 44, eerste lid onder d, van de Woningwet (Ww) mag slechts en moet de reguliere bouwvergunning worden geweigerd, indien het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk of de standplaats, waarop de aanvraag betrekking heeft, met uitzondering van een tijdelijk bouwwerk als bedoeld in artikel 4[adres 1], eerste lid, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onderdeel a, tenzij burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat de bouwvergunning niettemin moet worden verleend.

2.1.2 Ter plaatse is van kracht het bestemmingsplan “De Aker I”. Op het betreffende perceel berust de bestemming “Wonen 2”.

2.1.3 Krachtens artikel 4, derde lid, van de planvoorschriften bij het geldende bestemmingplan heeft de structuur die in algemene zin binnen de architectonische eenheid wordt beschermd als hoofdkenmerk dat zij bijdraagt aan een evenwichtig en rustig straatbeeld en een positieve beleving van de openbare ruimte doordat:

a de positionering van aan bestaande gebouwen toe te voegen bouwvolume, zoals opbouwen, dakkapellen en aan- of uitbouwen, binnen de architectonische eenheid zoveel mogelijk dezelfde is;

b bij de toepassing van materialen, detaillering en kleurstelling zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de binnen de architectonische eenheid reeds toegepaste materialen, detaillering en kleurstelling, zulks ter beoordeling van de welstandscommissie.

2.1.4 In de Welstandsnota 2004 van Stadsdeel Osdorp staat met betrekking tot de Welstandscriteria De Aker in onderdeel III, Gebiedsgerichte criteria, p. 93 (Welstandsnota), ten aanzien van de hoofdvorm onder meer:

“Bouwmassa en kapinrichting afstemmen op bestaande bouwblok of architectonische eenheid. Binnen stedenbouwkundige/ architectonische eenheid aan- en uitbouwen op identieke wijze uitvoeren. Bestaande, reeds vergunde, voorbeelden in bouwblok voor aan- en uitbouwen gelden als precedent.”

2.2.1 Eiser heeft in beroep gewezen op de situatie van zijn buurman van [adres 2]. Verweerder heeft in 1997 voor een vergelijkbare uitbreiding van diens woning en contrair aan het toen uitgebrachte welstandsadvies, bouwvergunning verleend. Er is dus sprake van een precedent. Voor het onderdeel vorm was het welstandsadvies positief, aldus eiser. Verder wordt het architectonische beeld van het betreffende blokje van vier woningen, waarvan de [adres 1] en [adres 2] de middenwoningen zijn, door het alsnog vergunnen verfraaid, omdat de symmetrie van dat bouwblokje wordt hersteld. Ook wijst eiser erop dat het om een uitbreiding aan de achterzijde gaat, in een grotendeels omsloten binnengebied en vraagt hij zich af of geen sprake is van een kruimelgeval als bedoeld in artikel 19, derde lid van de Ww . Ten slotte beroept eiser zich, onder verwijzing naar de gang van zaken bij zijn buurman, op het gelijkheidsbeginsel.

2.2.2 Verweerder heeft in zijn beslissing op bezwaar, in afwijking van het positieve advies van de commissie bezwaar- en beroepschriften, maar in navolging van het negatieve welstandsadvies, vastgehouden aan de weigering van de bouwvergunning. Daarbij heeft verweerder aangegeven dat de welstandsnota zo dient te worden gelezen dat slechts sprake is van precedentwerking, indien eerder is vergund met een positief welstandsadvies. Dat in 1997 een bouwvergunning is verleend zonder positief welstandsadvies, staat dus aan precedentwerking in de weg. De welstandsadviezen met betrekking tot de bouwplannen in 1997 en nu met betrekking tot eisers bouwplan zijn consistent negatief. De vergunningverlening in 1997 moet worden gezien als een misslag, welke eenmalig gemaakte fout niet behoeft te worden gecontinueerd. De situatie op [adres 2] moet een incident blijven, nu de welstandscommissie verdere aantasting van het bouwblok onacceptabel vindt.

3.1 De rechtbank stelt allereerst vast dat bij de in 1997 verleende bouwvergunning voor de uitbreiding van de woning op [adres 2] geen sprake was van een (op onderdelen) positief welstandsadvies, zoals eiser stelt. Verweerder heeft de betreffende vergunning indertijd na heroverweging in bezwaar alsnog verleend, contrair aan het negatieve welstandsadvies.

3.2 Ten aanzien van eisers stelling dat het architectonische beeld verfraaid wordt doordat de symmetrie in het bouwblokje wordt hersteld, stelt de rechtbank vast dat dit standpunt niet is onderbouwd met een contra-expertise of enig ander deskundig advies. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), zie bijvoorbeeld de uitspraak van 6 mei 2009, te vinden op www.rechtspraak.nl onder LJ-nummer: BI2952, mag verweerder aan het uitgebrachte welstandsadvies in beginsel doorslaggevende betekenis toekennen. Dit is, onder meer, anders als de aanvrager een advies overlegt van een andere deskundige, dan wel gemotiveerd aanvoert dat het welstandsadvies in strijd is met de volgens de welstandsnota geldende criteria. Dit neemt niet weg dat een welstandsnota criteria kan bevatten die zich naar hun aard beter lenen voor beoordeling door een deskundige dan door een aanvrager. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden doorslaggevende betekenis heeft kunnen geven aan het advies van de welstandscommissie, nu daarin aansluiting is gezocht bij de Welstandsnota en eiser dit niet afdoende onderbouwd heeft betwist. Eisers stelling dat het gaat om bouwplannen die betrekking hebben op de achterzijde van de woning in een grotendeels omsloten binnengebied, kunnen, gelet op het voorgaande, evenmin tot een ander oordeel leiden.

3.3 Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de verwijzing van eiser naar kruimelgevallen lijkt te zien op artikel 19, derde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (oud). Tussen partijen is niet in geschil dat geen sprake is van strijd met het bestemmings-plan. Eisers verwijzing naar kruimelgevallen, wat daar ook van zij, kan hem om die reden niet baten.

3.4.1 De rechtbank is van oordeel dat het bouwplan van eiser en de gerealiseerde vergroting van de woning van eisers buurman voldoende overeenstemmen om van feitelijk gelijke gevallen te kunnen spreken. In het welstandsadvies van 12 augustus 2008 in de primaire besluitvormingsfase is aangegeven dat er bezwaar bestaat, tegen eisers bouwplan omdat sprake is van een te grote uitbreiding, waardoor de hoofdmassa niet meer herkenbaar is, tenzij de buurman dit al heeft (met vergunning). In het welstandsadvies van 1 oktober 2010 is aangegeven dat de naastgelegen woning een identieke uitbouw heeft.

3.4.2 De rechtbank is verder, anders dan verweerder, van oordeel dat de passage in de Welstandsnota, zoals hierboven in r.o. 2.1.4. is weergegeven, niet zo mag worden gelezen dat uitsluitend sprake is van een precedent, indien de vergunning is verleend met een positief welstandsadvies. Verweerders standpunt vereist daarvoor een te ruime lezing van hetgeen in de Welstandsnota staat vermeld. De rechtbank houdt het er daarom voor dat bij de totstandkoming van de Welstandsnota een geval als het onderhavige niet was voorzien. De consequentie van deze omissie kan in redelijkheid niet voor risico van eiser komen. Dit betekent dat er sprake lijkt van een voor eiser relevant precedent.

3.4.3 Verweerder heeft zich evenwel voorts, in navolging van de welstandscommissie, op het standpunt gesteld dat de aan de buurman van eiser in 1997 verleende vergunning als een kennelijke misslag moet worden beschouwd, dat dit incident zonder navolging moet blijven en dat van hem niet kan worden gevergd dat hij gedwongen wordt om fouten uit het verleden te herhalen.

3.4.4 Verweerder heeft naar voren gebracht dat de bezwaarcommissie in 1997 zelf de buurt is ingegaan om op basis van een eigen vergelijking van de bouwwerken in de omgeving van het pand aan de [adres 2] tot de conclusie te komen dat het destijds uitgebrachte welstandsadvies blijk gaf van willekeur. Verweerder heeft die visie vervolgens overgenomen en alsnog een vergunning aan de buurman van eiser verleend. Verweerder heeft in de onderhavige procedure nadrukkelijk aangegeven dat hij bij nadere beschouwing inziet dat de bezwaarcommissie zich indertijd op het welstandelijk terrein heeft begeven, hetgeen niet haar terrein van expertise was, en dat de vergunningverlening een foutieve handelwijze van verweerder is geweest. Verweerder heeft benadrukt dat hij die fout niet wil herhalen bij vergelijkbare woningen, vanwege de onaanvaardbare inbreuk op de redelijke eisen van welstand, zoals deze uit de welstandsadviezen blijkt.

3.4.5 De rechtbank stelt vast dat de welstandscommissie in 1997 én in 2008 consistent negatief heeft geadviseerd over de geplande vergroting van de woningen in het bouwblok. De onderbouwing van de ernstige bezwaren die de welstandscommissie zag en ziet, is niet door eiser weerlegd met een tegenrapport van een daartoe deskundig adviseur. Ten aanzien van de vergunningverlening in 1997 is naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate aannemelijk geworden dat deze op een foutieve beoordeling door verweerder berust. Deze heeft dan ook voldoende gemotiveerd dat het precedent dat daarmee geschapen is, redelijkerwijs geen navolging verdient. De onder r.o. 2.1.4 aangehaalde passage uit de Welstandsnota, kan eiser om die reden niet baten.

3.4.6 De rechtbank wijst er in dit verband voorts nog op dat volgens vaste jurisprudentie het gelijkheidsbeginsel niet zover strekt dat een bestuursorgaan gehouden is om in het verleden gemaakte fouten te herhalen. Evenmin blijkt van een herhaald foutief toepassen van het welstandsbeleid, waardoor schending van het gelijkheidsbeginsel of willekeur dreigt. Dit betekent dat het beroep van eiser op het gelijkheidsbeginsel faalt. Dat de situatie van eiser en zijn buurman feitelijk gelijk is, kan derhalve evenmin tot het door eiser gewenste resultaat leiden.

3.5.1 Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat verweerder, na heroverweging in bezwaar en contrair aan het advies van de bezwaarcommissie, op goede gronden heeft kunnen vastgehouden aan de weigering aan eiser de gevraagde bouwvergunning te verlenen. Hetgeen eiser in beroep heeft aangevoerd kan niet leiden tot een vernietiging van het bestreden besluit. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

3.5.2 Ter voorlichting van partijen merkt de rechtbank nog op dat eisers aanbod om zijn bouwplan desgewenst aan te passen, in deze procedure geen rol kan spelen, nu hetgeen in het bestreden besluit is overwogen onderwerp van beoordeling is. Dat laat echter onverlet dat het eiser vrij staat om, onafhankelijk van de onderhavige procedure, in overleg te treden met verweerder over eventuele alternatieven, zoals de gemachtigde van verweerder ter zitting ook heeft aangegeven.

3.6 Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H.A. Knol, rechter, in tegenwoordigheid van

mr. V. Heijman, griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2010.

de griffier, de rechter,

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Afschrift verzonden op:

D: B

SB


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature