Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

De rechtbank wijst het verzoek tot wraking van rechter af.

Uitspraak



RECHTBANK ZUTPHEN

Meervoudige wrakingskamer

Rekestnummer: 104504 KG RK 09-515

Vonnis van 23 april 2010 van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van:

[verzoeker],

wonende te [plaats],

verzoeker,

advocaat: mr. T.H. Dijkstra,

strekkende tot wraking van:

[rechter],

vice-president in deze rechtbank.

1. Het verloop van de procedure

Het verloop van de wrakingsprocedure blijkt uit:

- het verzoekschrift tot wraking, op 23 maart 2010 per fax bij de griffie van deze rechtbank ingediend door advocaat mr. Dijkstra namens verzoeker [verzoeker], en strekkende tot wraking van [rechter];

- de schriftelijke reactie van [rechter] van 2 april 2010, op 6 april ingekomen bij het Kabinet President;

- de schriftelijke reactie van mr. R.A. Scherpenhuysen, namens wederpartij [naam], op 6 april ingekomen op het Kabinet President;

- het proces-verbaal van de behandeling van het wrakingsverzoek ter terechtzitting van

16 april 2010.

2. Het wrakingsverzoek

Verzoeker heeft aan haar wrakingsverzoek het volgende ten grondslag gelegd.

2.1. [rechter] heeft op 2 december 2009 uitspraak gedaan over het echtscheidingsverzoek van [naam], gericht tegen verzoeker. In haar beslissing op 2 december 2009 honoreert [rechter] alle verzoeken van [naam] en wijst ze alle argumenten van [verzoeker] af. Volgens verzoeker heeft [rechter] bij de alimentatie-vaststelling niet gedetailleerd willen kijken naar salariscijfers en onkostenvergoedingen. Ze motiveert haar werkwijze onder meer met de volgende stelling:

‘op basis van hetgeen de man over de gedragingen van de vrouw tot nu toe heeft gesteld kan niet worden afgeleid dat deze zodanig zijn dat verstrekking van levensonderhoud door de man aan de vrouw in redelijkheid niet of niet ten volle van hem kan worden gevergd, mede gelet op het geweld van de man jegens de vrouw’.

2.2. Tegen verzoeker loopt thans een strafprocedure ten aanzien van de verdenking van mishandeling van zijn ex-vrouw. Deze strafprocedure is aangevangen op 4 december 2009. [rechter] heeft, ondanks dat verzoeker elke vorm van geweld ontkent, op 2 december 2009 al gemeend een oordeel te moeten formuleren in deze kwestie en heeft deze laten wegen in de beoordeling van alimentatietoekenning. [rechter] had niet vooruit moeten lopen op het oordeel van de strafrechter of had het gestelde, maar door verzoeker ontkende, geweld bij haar oordeel buiten beschouwing moeten laten.

3. Standpunt van [rechter]

[rechter] heeft bij schriftelijke reactie van 2 april 2010 het verzoek tot wraking gemotiveerd weersproken. Op hetgeen zij heeft aangevoerd zal hierna, indien van belang, nader worden teruggekomen.

4. Ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek

4.1. Door [rechter] is gesteld dat het gedane wrakingsverzoek niet tijdig is gedaan. Hiertoe voert zij aan dat de echtscheidingsbeschikking dateert van 2 december 2009, de oproep voor de mondelinge behandeling van de verdeling van de huwelijksgeoderengemeenschap op 25 maart 2010 dateert van 26 februari 2010 en het wrakingsverzoek dateert van 23 maart 2010. Verzoeker was gelet hierop dan ook in ieder geval op 26 februari 2010 bekend met het feit dat de behandeling ter zitting door haar zou geschieden.

4.2. Ter terechtzitting heeft mr. Dijkstra verklaard het wrakingsverzoek tijdig te hebben ingediend. Uit de oproeping blijkt niet dat [rechter] de behandelend rechter zou zijn op de desbetreffende zitting. Nadat mr. Dijkstra via de griffie van de rechtbank op de hoogte was gesteld van de naam van de behandelend rechter, is het wrakingsverzoek ten spoedigste ingediend. Derhalve is het verzoek tijdig gedaan en acht verzoeker zich ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek.

4.3. De rechtbank heeft de oproeping van 26 februari 2010 bezien. Het is de rechtbank niet gebleken dat, zoals door [rechter] gesteld, verzoeker door deze oproeping op de hoogte had kunnen zijn van de (naam van de) behandelend rechter, nu deze naam niet in de bedoelde oproeping vermeld staat. Derhalve is niet komen vast te staan dat verzoeker reeds op 26 februari 2010 op de hoogte was van de naam van de behandelend rechter.

4.4. Door en namens verzoeker is aangevoerd dat het wrakingsverzoek ten spoedigste is ingediend nadat verzoeker op de hoogte was van de naam van de behandelend rechter. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en hetgeen namens verzoeker ter zitting is gesteld en niet is weersproken, is de rechtbank van oordeel dat het verzoekschrift tijdig is ingediend. Verzoeker is dan ook ontvankelijk in zijn verzoek.

5. Inhoudelijke beoordeling van het wrakingsverzoek

5.1. Op de voet van artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan op verzoek van een partij een rechter die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

5.2. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 14 lid 1 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

5.3. Onderzocht moet worden of de door verzoekster aangevoerde gronden kunnen worden gekwalificeerd als een dergelijke uitzonderlijke omstandigheid.

5.4. De rechtbank constateert dat de onder 2.1 aangevoerde bezwaren betrekking hebben op de motivering van de echtscheidingsbeschikking van 2 december 2010. Het is de rechtbank gebleken dat het voorafgaand aan de echtscheidingbeschikking gevoerde debat mede heeft gezien op gedragingen van partijen. In haar beschikking heeft [rechter] haar oordeel gegeven over genoemd debat en haar beschikking met de door verzoeker gewraakte zinsnede gemotiveerd. Tegen deze beschikking heeft verzoeker geen hoger beroep ingesteld.

5.5. Het is aan de rechter om zich een oordeel te vormen omtrent feiten en omstandigheden die tijdens de behandeling van de aan hem voorgelegde zaak aan de orde komen. De door verzoeker geciteerde passage uit de echtscheidingsbeschikking maakt deel uit van het in die zaak door [rechter] gegeven oordeel.

Verzoeker heeft de wrakingskamer meegedeeld, dat hij ter echtscheidingszitting op verwijten van zijn echtgenote over door hem jegens haar gepleegd geweld had geantwoord dat zijn echtgenote ‘de waarheid moest spreken’. Daaruit heeft [rechter] kennelijk geconcludeerd dat daarmee het gestelde geweld door verzoeker niet zou zijn ontkend. Van dat oordeel hoeft zij zich niet door een strafrechtelijke procedure te laten weerhouden.

Indien dit oordeel naar mening van verzoeker onjuist is had het in de rede gelegen dat verzoeker dit in appel had aangevochten. Dat geldt ook voor het kennelijke oordeel dat bij beoordeling van beweerdelijk aan alimentatie-toekenning in de weg staande gedragingen van de vrouw de gedragingen van de man ter zake doen. Verzoeker heeft ter zitting evenwel meegedeeld dat geen appel is ingesteld maar dat een wijzigingsverzoek wordt overwogen.

Dat de rechter conform zijn opdracht oordeelt over – al dan niet relevante argumenten in - een aan hem voorgelegde zaak, rechtvaardigt in het algemeen al niet de stelling dat dit oordeel getuigt van vooringenomenheid en/of het ontbreken van onpartijdigheid en hetgeen verzoeker in deze zaak aanvoert is al helemaal geen grond om daartoe ten aanzien van [rechter] te concluderen

5.6. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat er geen sprake is geweest van uitzonderlijke omstandigheden zoals onder 5.2. bedoeld. Het verzoek tot wraking van

[rechter] zal dan ook worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek tot wraking van [rechter] af.

Deze beschikking is gegeven door mr. G. Vrieze, voorzitter, mrs. J.B. de Groot en

E.G. de Jong, vice-presidenten, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 23 april 2010.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature