Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Verzwijging inkomsten alimentatiegerechtigde over reeks van jaren. Terugbetaling. Limitering (oud).

Uitspraak



GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Familiesector

Uitspraak : 31 maart 2010

Zaaknummer : 200.042.005

Rekestnr. rechtbank : FA RK 07-7066

[appellant],

wonende te [woonplaats],

verzoeker in hoger beroep,

hierna te noemen: de man,

advocaat mr. P.R. Slingenberg-Beishuizen te ’s-Gravenhage,

tegen

[geïntimeerde],

wonende te [woonplaats],

verweerster in hoger beroep,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat mr. F.B. Kloppenburg te Leiden.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De man is op 2 september 2009 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 9 juni 2009 van de rechtbank ’s-Gravenhage.

De vrouw heeft op 21 oktober 2009 een verweerschrift ingediend.

Van de zijde van de man zijn bij het hof op 15 december 2009 en 5 januari 2010 aanvullende stukken ingekomen.

Van de zijde van de vrouw zijn bij het hof op 15 december 2009 en 29 december 2009 aanvullende stukken ingekomen.

Op 7 januari 2009 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de vrouw, bijgestaan door haar advocaat, en de man, bijgestaan door zijn advocaat. De aanwezigen hebben het woord gevoerd, de advocaat van de man onder meer aan de hand van de bij de stukken gevoegde pleitnotities.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.

Bij die beschikking is – met wijziging in zoverre van het tussen partijen gewezen vonnis van 25 mei 1992 en uitvoerbaar bij voorraad – het verzoek van de man om zijn onderhoudsverplichting jegens de vrouw met ingang van 23 oktober 2007 te beëindigen afgewezen en bepaald dat de onderhoudsverplichting van de man jegens de vrouw eindigt op 23 oktober 2017 en dat verlenging van de vastgestelde termijn na ommekomst daarvan mogelijk is. Het meer of anders verzochte is afgewezen.

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

primair te bepalen dat de alimentatieverplichting van de man jegens de vrouw definitief eindigt per 22 oktober 2007, met veroordeling van de vrouw tot restitutie van de door haar onverschuldigd ontvangen partneralimentatie sedert deze datum, gerekend tot aan de datum van de door uw Gerechtshof te nemen beschikking;

subsidiair te bepalen dat de alimentatieverplichting van de man definitief zal eindigen per de datum van de door het hof ten deze te nemen beschikking;

althans meer subsidiair, te bepalen dat er een kortere termijn van betaling van alimentatie door de man aan de vrouw zal worden vastgesteld die inhoudt dat de alimentatieverplichting definitief zal eindigen op 23 december 2012 met vaststelling van een afbouwregeling zoals door de man voorgesteld in alinea 44 althans per een zodanige datum eerder dan 23 oktober 2017 en met een zodanige afbouwregeling als het hof in goede justitie juist acht;

de door de man aan de vrouw te betalen hoogte van de bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud zoals bepaald in de beschikking van de rechtbank 's-Gravenhage d.d. 20 februari 1998 en de beschikking van dit hof d.d. 3 maart 2000, te wijzigen en met terugwerkende kracht:

- per 1 augustus 2002 te bepalen op € 1.838,75 bruto per maand minus een correctie voor wat betreft haar eigen inkomsten;

- per 1 januari 2003 te bepalen op € 1.890,58 per maand minus een correctie voor wat betreft haar eigen inkomsten;

- per 1 januari 2004 te bepalen op € 1.925,10 per maand minus een correctie voor wat betreft haar eigen inkomsten;

- per 1 januari 2005 te bepalen op € 560,24 per maand;

- per 1 januari 2006 te bepalen op € 693,81 per maand;

- per 1 januari 2007 te bepalen op € 78,77 per maand, en

te bepalen dat de vrouw binnen veertien dagen na de datum van de in deze te wijzen beschikking de teveel betaalde alimentatie, een bedrag ad € 103.591,25, aan de man dient te restitueren, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf de wijzigingsdatum en vervolgens periodiek per vervallen maand (samengestelde rente) tot aan de dag der voldoening, althans de partneralimentatie met terugwerkende kracht te wijzigen en met ingang van een zodanige datum te bepalen, en op een zodanig bedrag als het hof in goede justitie juist acht, met verplichting tot restitutie van de teveel ontvangen alimentatie door de vrouw aan de man, binnen een nader door het hof te bepalen termijn, welk bedrag nog nader door het hof zal worden vastgesteld, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf de wijzigingsdatum en vervolgens periodiek per vervallen maand (samengestelde rente) tot aan de dag der algehele voldoening, en

bij tussenbeschikking te bepalen dat de vrouw de in alinea 15 genoemde informatie binnen veertien dagen na dagtekening van die tussenbeschikking aan de man en het hof dient toe te zenden, kosten rechtens.

2. De vrouw bestrijdt het beroep en verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de verzoeken van de man in appel niet-ontvankelijk te verklaren, althans af te wijzen, met bekrachtiging van de bestreden beschikking.

Wet Limitering Alimentatie

3. In zijn eerste grief voert de man aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat beëindiging van de partneralimentatie voor de vrouw te ingrijpend is. De behoefte van de vrouw is in 2000 door het hof vastgesteld op fl. 4.300,- per maand, hetgeen in 2008 neerkomt op € 2.383,- bruto per maand. Hierbij is rekening gehouden met een huurlast van fl. 1.600,- per maand, terwijl de vrouw in werkelijkheid met ingang van augustus 2002 een netto woonlast blijkt te hebben van € 354,- per maand. Voorts is tijdens de procedure in eerste aanleg gebleken dat de vrouw werkzaam is bij [werkgever] en jarenlang haar inkomsten voor de man heeft verzwegen.

4. De vrouw stelt dat het beëindigen van partneralimentatie een ingrijpende inkomensachteruitgang voor haar zou betekenen, welke niet van haar gevergd kan worden.

5. Voor een beroep op de uitzondering vervat in artikel II, lid 2, van de overgangsregeling bij de Wet Limitering Alimentatie (WLA) is van belang of er bij beëindiging van de partneralimentatie sprake is van een ingrijpende inkomensachteruitgang. Daartoe dient de actuele inkomenspositie van de alimentatiegerechtigde voor beëindiging van de bijdrage in het levensonderhoud te worden vergeleken met die waarin hij of zij als gevolg van die beëindiging zal komen te verkeren. Gelet op de inkomsten van de vrouw zoals vastgesteld door de rechtbank en de door haar ontvangen partneralimentatie is het hof met de rechtbank van oordeel dat er bij de vrouw sprake zal zijn van een ingrijpende terugval in inkomen indien de partneralimentatie zou vervallen. Hetgeen de man ter zake de behoefte van de vrouw heeft aangevoerd, doet hier niet aan af. De eerste grief faalt.

6. Voorts is het hof van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft geoordeeld dat de inkomstenterugval van de vrouw bij beëindiging zodanig ingrijpend is dat deze naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet van de vrouw gevergd kan worden, zodat de rechtbank terecht het verzoek van de man tot beëindiging van de partneralimentatie heeft afgewezen. Het hof neemt deze gronden over en verwerpt gelet daarop ook de tweede grief. Het hof is met gedeeltelijke gegrond bevinding van de derde grief echter van oordeel dat de termijn waarin de man gehouden is partneralimentatie te voldoen dient te worden verlengd met een periode van vijf jaar, te weten tot de vrouw de 65-jarige leeftijd zal hebben bereikt en zij dientengevolge een AOW-uitkering zal ontvangen. Daarbij acht het hof van belang dat de vrouw aanspraak kan maken op een deel van het tijdens het huwelijk door de man opgebouwde pensioen.

7. Voor zover de derde grief zich keert tegen bepaling dat de termijn na ommekomst voor verlenging vatbaar is wordt deze als niet, althans onvoldoende, gemotiveerd verworpen.

Wijziging van omstandigheden

8. De man heeft in hoger beroep op grond van artikel 1:401, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek wijziging van de partneralimentatie verzocht, op grond dat de alimentatie in verband met wijziging van omstandigheden niet meer voldoet aan de wettelijke maatstaven. Daartoe is het volgende aangevoerd. Eerst ter gelegenheid van de behandeling in eerste aanleg heeft de vrouw de man geïnformeerd over de door haar genoten inkomsten. Voorts is gebleken dat de vrouw sinds 2002 lagere woonlasten heeft dan de fl. 1.600,- per maand waarvan het hof bij beschikking van 3 maart 2000 is uitgegaan.

9. De vrouw stelt dat de wijziging van het verzoek van de man in strijd is met de goede procesorde, omdat de vrouw te kort de tijd heeft gehad om op dit verzoek te reageren. Daarnaast stelt de vrouw dat zij niet gestraft dient te worden voor het feit dat zij is gaan werken, nu het hof bij beslissing van 20 februari 1998 heeft overwogen dat de vrouw zich onvoldoende inspande om een baan te vinden en daarin reden heeft gezien een korting van fl. 500,- per maand op de partneralimentatie toe te passen.

10. Het hof acht de vermeerdering van het verzoek van de man niet in strijd met de goede procesorde, nu de vrouw – gelet op de diverse juridische procedures tussen partijen inzake de partneralimentatie – rekening had kunnen houden met dit verzoek van de man en sinds het indienen van het appelschrift ruimschoots de gelegenheid heeft gehad om op dit verzoek van de man te reageren.

11. Met betrekking tot de door de man aangevoerde wijziging van omstandigheden in de woonlasten van de vrouw is het hof van oordeel dat – gelet op de gemotiveerde betwisting hiervan door de vrouw – dit niet een wijziging van omstandigheden oplevert. De bij beschikking van 3 maart 2000 door het hof geschatte woonlasten van de vrouw verschillen naar het oordeel van het hof niet in relevante mate van haar huidige woonlasten.

12. Uit de aan het hof overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de vrouw sinds 2001 inkomsten geniet uit werkzaamheden die zij verricht voor [werkgever]. Gelet op de diverse juridische procedures die tussen partijen in het kader van de partneralimentatie zijn gevoerd, is het hof van oordeel dat van de vrouw verwacht had mogen worden dat zij de man tijdig op de hoogte bracht van haar inkomsten. Het feit dat de vrouw deze informatie aan de man heeft verzwegen, acht het hof in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid die partneralimentatiegerechtigde en -plichtige jegens elkaar in acht dienen te nemen. Mede gelet op de eerdere uitspraken van dit hof had de vrouw zich immers dienen te realiseren dat door haar zelf (meer) gegenereerde inkomsten uit arbeid van invloed zouden zijn op de door de man aan haar te betalen partneralimentatie.

13. Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de behoefte van de vrouw opnieuw vastgesteld dient te worden, rekening houdend met de door haar vanaf 2001 gegenereerde inkomsten. Uitgaande van de – geïndexeerde – behoefte van de vrouw zoals vastgesteld door het hof bij beschikking van 3 maart 2000, en rekening houdend met de eigen inkomsten van de vrouw zoals deze uit de overgelegde stukken blijken, verminderd met de korting van fl. 500,- per maand waarmee het hof destijds rekening heeft gehouden, stelt het hof de behoefte van de vrouw aan een aanvullende bijdrage van de man in haar levensonderhoud als volgt vast:

- in 2001 op € 1.233,71 per maand;

- in 2002 op € 1.098,10 per maand;

- in 2003 op € 1082,82 per maand;

- in 2004 op € 1.073,41 per maand;

- in 2005 op € 1.341,11 per maand;

- in 2006 op € 1.398,21 per maand;

- in 2007 op € 893,94 per maand;

- in 2008 op € 717,98 per maand;

- in 2009 op € 1.219,- per maand;

- in 2010 op € 1.276,- per maand.

14. Nu de draagkracht van de man niet in geschil is, bedraagt hetgeen de man aan de vrouw met ingang van 1 januari 2001 in overeenstemming met de wettelijke maatstaven verschuldigd is hetgeen de vrouw overeenkomstig voorgaande opstelling behoeft.

Met betrekking tot de vraag of dit oordeel rechtvaardigt dat de beschikking van dit hof van 3 maart 2000 dienovereenkomstig gewijzigd wordt overweegt het hof verder evenwel als volgt.

15. De behoedzaamheid waarmee de rechter van zijn bevoegdheid tot wijziging van een bij eerdere uitspraak vastgestelde onderhoudsbijdrage over een periode in het verleden gebruik dient te maken brengt mee dat, in geval zodanige wijziging ingrijpende gevolgen kan hebben voor de onderhoudsgerechtigde in verband met een daardoor in het leven geroepen verplichting tot terugbetaling van hetgeen in die periode in feite is betaald of verhaald, naar aanleiding van hetgeen partijen hebben aangevoerd moet worden beoordeeld of en in hoeverre in redelijkheid van de onderhoudsgerechtigde terugbetaling kan worden verlangd.

In het onderhavige geval is het hof van oordeel dat de onverschuldigdheid en de daaruit voortvloeiende verplichting tot terugbetaling van hetgeen, als gevolg van een wijziging van de onderhoudsbijdrage overeenkomstig hetgeen in de rechtsoverwegingen 12. en 13. is overwogen teveel is betaald, voor de vrouw, gezien de omvang van het betrokken bedrag, ingrijpend is, zodat het hof dient te beoordelen of deze terugbetaling van de vrouw in redelijkheid kan worden gevergd.

16. Het hof stelt voorop dat indien de vrouw, zoals van haar mocht worden verwacht, de man tijdig over haar inkomsten uit arbeid had geïnformeerd, het bedrag van de terugbetaling minder omvangrijk zou zijn geweest. Daartegenover staat dat de man de gevolgen van zijn beslissing om met zijn onderhavig wijzigingsverzoek het moment af te wachten waarop het de vrouw heeft behaagd over haar inkomsten uit arbeid opening van zaken te geven niet ten volle op de vrouw kan afwentelen. Nu, gelet daarop, naar het oordeel van het hof van de vrouw niet kan worden gevergd dat zij met het oog op terugbetaling schulden aangaat, terwijl uit de stukken noch de behandeling ter terechtzitting enige aanwijzing is gerezen dat de door de vrouw ontvangen alimentatie niet overeenkomstig haar consumptieve karakter is besteed, is het hof van oordeel dat van de vrouw in redelijkheid niet kan worden gevergd dat zij meer terugbetaalt dan een bedrag van € 35.000,-, te weten het tegoed aan spaargeld waarover zij blijkens de stukken ten tijde van de openbaring van haar inkomsten uit arbeid beschikte.

Met het oog hierop zal het hof de ingangsdatum van de bij deze te wijzigen onderhoudsbijdrage bepalen op 1 maart 2008 en verder beslissen als na te melden.

17. Gelet op het vorenstaande dient als volgt te worden beslist.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:

vernietigt de bestreden beschikking en, opnieuw beschikkende:

bepaalt – met dienovereenkomstige wijziging van de beschikking van 3 maart 2000 van het hof ’s-Gravenhage – de uitkering tot levensonderhoud voor de vrouw ten laste van de man, met ingang van 1 maart 2008 op € 717,97 per maand, met ingang van 1 januari 2009 op € 1.219,- per maand en met ingang van 1 januari 2010 op € 1.276,- per maand, wat de na heden te verschijnen termijnen betreft bij vooruitbetaling te voldoen;

bepaalt dat de vrouw de door de man aan haar teveel betaalde partneralimentatie tot een bedrag van € 35.000,- binnen een maand na heden aan de man terugbetaalt;

bepaalt dat de verplichting van de man tot levensonderhoud aan de vrouw eindigt op 26 augustus 2014;

bepaalt dat verlenging van deze termijn na ommekomst daarvan mogelijk is;

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. Dusamos, Bouritius en van der Burght, bijgestaan door mr. Quarles van Ufford-van Waning als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 maart 2010.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature