Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

artikel 13 Flora- en faunawet ; bewijs- en strafmaatmotivering

Uitspraak



RECHTBANK ZWOLLE - LELYSTAD

Sector Strafrecht – Meervoudige Economische Strafkamer

Parketnr. : 07.996555-07

Uitspraak: 03 mei 2010

Vonnis in de zaak van:

het openbaar ministerie

tegen

(verdachte),

geboren op (geboortejaar),

wonende te (adres).

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 09 april 2009 en 20 april 2010. De verdachte is op 20 april 2010 verschenen, bijgestaan door mr. E.J. Kuiters, advocaat te Leeuwarden.

De officier van justitie, mr. A.L.A.H. de Muij, heeft ter terechtzitting gevorderd de veroordeling van verdachte ter zake het onder 1, 2, 3, 4A, 4B en 4C ten laste gelegde alsmede de ad informandum gevoegde feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van de periode door verdachte in voorlopige hechtenis doorgebracht.

Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de volgende goederen worden onttrokken aan het verkeer: de eieren en de vogels welke nog niet aan verdachte zijn geretourneerd alsmede de in beslag genomen munitie. Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd dat de in beslag genomen broedmachine verbeurd wordt verklaard.

TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:

(volgt tenlastelegging)

BEWIJS

De raadsman van verdachte heeft met betrekking tot het onder 1, 2, 3 en 4C aangevoerd dat voornoemde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.

Ten aanzien van het onder 4 A ten laste gelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte onterecht wordt verweten dat de rode wouwen niet aanwezig waren, terwijl daar wel papieren voor waren aangevraagd. Volgens de raadsman heeft zijn cliënt de vogels wel in zijn bezit gehad maar zijn ze op enig moment weggevlogen. Verdachte heeft de papieren naar het oordeel van de raadsman dan ook niet valselijk opgemaakt.

Met betrekking tot het onder 4B ten laste gelegde bepleit de raadsman voor wat betreft de kanoetstrandloper, de zwartkopgors, de kemphaan en de vijftien eieren van de kievit vrijspraak. Voor wat betreft de kemphaan en de tureluurs bepleit de raadsman dat zijn cliënt de feiten niet opzettelijk heeft begaan. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte niet kan worden aangerekend dat er iets aan de pootringen mankeerde. Voorts was verdachte volgens de raadsman niet op de hoogte van de omstandigheid dat de ringen niet universeel mochten worden gebruikt.

De kievitseieren heeft verdachte volgens de raadsman legaal in Friesland gekocht voor eigen consumptie. Later is zijn cliënt op het idee gekomen de eieren uit te broeden.

Met betrekking tot het onder 4A ten laste gelegde overweegt de rechtbank het volgende.

Aan de hand van het dossier kan niet worden vastgesteld of verdachte de rode wouwen nu wel of niet in zijn bezit heeft gehad. Derhalve kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte het betreffende aanvraagformulier voor een CITES-certificaat valselijk heeft opgemaakt. De rechtbank zal de verdachte van dit feit vrijspreken.

Met betrekking tot het onder 4B ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat artikel 13 van de Flora- en faunawet , voor zover hier relevant, bepaalt dat het verboden is vogels en eieren van een beschermde inheemse diersoort onder zich te hebben. Op grond van het bepaalde in artikel 5, eerste lid, van het besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten is het onder voorwaarden (waaronder het aanbrengen van een pootring) voor eigen gefokte vogels en eieren van die vogels vrijstelling van het verbod in artikel 13 van de Flora- en faunawet te verkrijgen.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat voor verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten geen vrijstelling gold.

Voorts is verdachte vanaf zijn jeugd een vogelkenner en vogelliefhebber. Van verdachte had mogen worden verwacht dat hij op de hoogte was van de betreffende regelgeving en die naleeft. De rechtbank is dan ook van oordeel dat, nu verdachte in strijd met voornoemde wetgeving heeft gehandeld, hem dit mag worden verweten.

Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.

De rechtbank verwerpt het verweer dienaangaande.

Met betrekking tot de op 6 juni 2007 in beslag genomen kievitseieren overweegt rechtbank als volgt.

Op grond van het bepaalde in artikel 60, eerste lid, van de Flora- en faunawet kunnen gedeputeerde staten aan samenwerkingsverbanden van weidevogelsbeschermers ontheffing verlenen van het verbod van artikel 12 van de Flora- en faunawet , ten behoeve van het zoeken en rapen van eieren van de kievit. Een dergelijke ontheffing wordt alleen verleend voor een periode liggend tussen 1 maart en 9 april in enig jaar..

Op 6 juni 2007 zijn de kievitseieren onder verdachte in beslag genomen.

In eerste instantie heeft verdachte op 12 november 2007 bij de politie verklaard dat de eieren van moederkieviten afkomstig waren welke hij in bezit had. De moederdieren zijn volgens verdachte in de volière door marterachtigen “te pakken” genomen.

Ter terechtzitting d.d. 20 april 2010 heeft verdacht echter verklaard dat hij de eieren in Friesland heeft gekocht, en dat deze geraapt zijn op grond van een ontheffing als hiervoor bedoeld.

De rechtbank overweegt dat de betreffende ontheffingsregeling in het kader van de onderhavige zaak eindigde op 9 april 2007. De kievitseieren zijn op 6 juni 2007 onder verdachte in beslag genomen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het uitbroeden van een kievitsei ongeveer achttien dagen in beslag neemt. Dit betekent dat de eieren, indien zij geraapt zouden zijn tijdens de ontheffingsperiode, op 6 juni 2007 reeds uitgebroed zouden moeten zijn geweest. De rechtbank acht het dan ook niet aannemelijk dat de eieren die bij verdachte in beslag zijn genomen afkomstig zijn geweest van rapen op grond van een ontheffing. Daar komt bij dat verdachte ook niet heeft aan kunnen geven van welke instantie hij de eieren heeft betrokken. Op grond hiervan en vanwege de omstandigheid dat verdachte wisselend over de afkomst van de eieren heeft verklaard acht de rechtbank het niet aannemelijk dat verdachte de eieren op legale wijze onder zich heeft gehad.

De rechtbank verwerpt het verweer.

De verdachte dient van het onder 4A ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.

De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 2, 3, 4B en 4C ten laste is gelegd, met dien verstande dat:

(volgt bewezenverklaring)

1.

hij in de periode van 16 april 2007 tot en met 17 april 2007, in de gemeente Almere en/of Lelystad, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk, dieren en eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, als bedoeld in artikel 4 van de Flora- en faunawet , te weten eieren van de lepelaar (Platalea leucorodia) en de grote zilverreiger (Casmerodius albus) en de blauwe reiger (Ardea cinerea) en jongen van de blauwe reiger (Ardea cinerea) heeft verworven en onder zich heeft gehad;

2.

hij op 4 mei 2007, te of bij Spanga, in de gemeente Weststellingwerf, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk, eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, als bedoeld in artikel 4 van de Flora- en faunawet , te weten 4 eieren van de ooievaar (Ciconia ciconia) onder zich heeft gehad;

3.

hij op 15 mei 2007 bij Nieuweschans, in de gemeente Reiderland en te Middelstum, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk, eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, als bedoeld in artikel 4 van de Flora- en faunawet , te weten eieren van de roodhalsfuut (Podiceps grisegena), binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en heeft verworven en heeft vervoerd en onder zich heeft gehad;

4B.

hij op 6 juni 2007 te Kuinre, in de gemeente Steenwijkerland, opzettelijk, dieren en eieren van dieren behorende tot een beschermde inheemse diersoort en/of beschermde uitheemse diersoort, als bedoeld in artikel 4 en/of 5 van de Flora- en faunawet en /of Bijlage A en/of B en/of C van de Verordening (EG) nr. 338/97, laatstelijk gewijzigd middels Verordening (EG) nr. 1332/2005, te weten

een Kanoetstrandloper (Calidris canutus) voorzien van ringnr. AO 5764 03 29 NL 4.5 en

een kemphaan (Philomachus pugnax) voorzien van ringnr. AO 5174 03 1 NL 6.5 en

een kemphaan (Philomachus pugnax) voorzien van ringnr. BEC 5.0 04 08 NL 3198 en

een tureluur (Tringa totanus) voorzien van ringnr. BEC 5.0 ?? ?? NL 3198 (ring deels onleesbaar) en

een tureluur (Tringa totanus) voorzien van ringnr. BEC 5.0 03 01 NL 3198 en

een tureluur(Tringa totanus) voorzien van ringnr. BEC 5.0 03 07 NL 3198 en

vijftien eieren van de kievit (Vanellus vanellus) onder zich heeft gehad.

4C.

Hij op 6 juni 2007 te Kuinre, in de gemeente Steenwijkerland, munitie van de categorie III, te weten 50 x .22 LR patronen van het merk CCI en 496 x .22 LR patronen van het merk Winchester en 173 x .22 LR patronen van het merk RWS en 12 x .22 LR patronen van het merk Eley en 10 x .22 Short patroontjes van een onbekend merk en 20 x 9mm volmantel patronen van het merk Dynabite Nobel, voorhanden heeft gehad.

Van het onder 1, 2, 3, 4B en 4C meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

STRAFBAARHEID

Het bewezene levert op:

1.

Medeplegen van overtreding van artikel 13 van de Flora- en faunawet , opzettelijk begaan,

strafbaar gesteld bij de artikelen 13 en 4 van de Flora- en faunawet en artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht;

2.

Medeplegen van overtreding van artikel 13 van de Flora- en faunawet , opzettelijk begaan,

strafbaar gesteld bij de artikelen 13 en 4 van de Flora- en faunawet en artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht;

3.

Medeplegen van overtreding van artikel 13 van de Flora- en faunawet , opzettelijk begaan,

strafbaar gesteld bij de artikelen 13 en 4 van de Flora- en faunawet en artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht;

4B.

Overtreding van artikel 13 van de Flora- en faunawet , opzettelijk begaan,

strafbaar gesteld bij de artikelen 13 en 4 van de Flora- en faunawet ;

4C.

Overtreding van artikel 26, eerste lid, Wet Wapens en Munitie ,

Strafbaar gesteld bij de artikelen 2 en 55 van de Wet Wapens en Munitie .

De verdachte is deswege strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden gebleken zijn die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

OPLEGGING VAN STRAF OF MAATREGEL

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.

Verdachte heeft naar eigen zeggen geen weerstand kunnen bieden aan de verzoeken van zijn medeverdachten om eieren en vogels uit de vrije natuur te halen. Derhalve heeft hij meegewerkt aan het leeghalen van nesten van beschermde vogels van verschillend pluimage. Verdachte was er van op de hoogte dat hij niet gerechtigd was de nesten van eieren en jonge vogels te ontdoen. Samen met zijn medeverdachten heeft verdachte puur en alleen ter bevrediging van de eigen behoefte fors ingegrepen in de natuurlijke omgeving van door de wet beschermde vogelsoorten. Daarbij heeft verdachte geen rekening gehouden met de schade die hij en zijn medeverdachten aan vogels en hun natuurlijke leefomgeving hebben aangebracht. De rechtbank rekent dit verdachte dan ook zwaar aan.

Verdachte heeft ter terechtzitting bepleit een vogelliefhebber te zijn maar heeft door zijn handelen die kwalificatie naar het oordeel van de rechtbank gelogenstraft.

De rechtbank heeft er voorts rekening mee gehouden dat de verdachte zich, naast de onder 1, 2, 3, 4B en 4C bewezenverklaarde feiten, ook schuldig heeft gemaakt aan vier soortgelijke feiten, zoals valt af te leiden uit de overige ter kennisneming van de rechtbank gebrachte processen-verbaal van politie, welke zich in het onderhavige dossier bevinden en zoals ook door de verdachte ter terechtzitting is bevestigd.

Bij haar beslissing heeft de rechtbank tevens rekening gehouden met een de verdachte betreffend voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland d.d. 24 maart 2009, waarin wordt geadviseerd verdachte bij veroordeling een verplicht reclasseringstoezicht op te leggen en verdachte deel te laten nemen aan een COVA-training.

De rechtbank houdt rekening met de omstandigheid dat een periode van 3 jaren is verstreken eer de zaak door de rechtbank inhoudelijk is behandeld. Niettemin is de rechtbank in dit geval van oordeel dat een forse straf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.

De rechtbank is van oordeel dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde broedmachine dient te worden verbeurdverklaard, omdat het een voorwerp betreft met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid.

De rechtbank is van oordeel dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde vogels en eieren die niet reeds aan verdachte zijn geretourneerd alsmede de munitie dienen te worden onttrokken aan het verkeer, omdat deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen gegrond op de artikelen 14a, 14 b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht; de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de Economische delicten en artikel 1 sub b van bijlage 2 Bekendmaking lijsten beschermde inheemse diersoorten.

BESLISSING

Het onder 4A ten laste gelegde is niet bewezen en de verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

Het onder 1, 2, 3, 4B en 4C ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld. De verdachte is deswege strafbaar.

De rechtbank legt aan verdachte op een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 240 uren.

De rechtbank beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf.

De tijd, door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, zal bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag.

Voorts veroordeelt de rechtbank de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.

De gevangenisstraf zal niet worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Als bijzondere voorwaarde wordt gesteld dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens Reclassering Nederland, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, ook als dit deelname aan een Cognitieve Vaardigheidstraining inhoudt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank verklaart verbeurd de broedmachine.

De rechtbank verklaart onttrokken aan het verkeer de vogels en eieren die niet reeds aan verdachte zijn geretourneerd en de munitie.

Aldus gewezen door mr. G.P. Nieuwenhuis, voorzitter, mrs. A.J. Louter en M. van Loenen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. van den Hoek als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 03 mei 2010.

Mr. A.J. Louter voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature