Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Afwijzing WW-uitkering: niet verzekerd. Dienstbetrekking op grond van artikel 5, aanhef en onder d, van de WW in samenhang met artikel 5, eerste en derde lid, van het Besluit aanwijzing gevallen waarin arbeidsverhouding (Aanwijzingsbesluit). In aanmerking genomen dat feitelijk op geld waardeerbare binnen de doelstelling van de stichting passende arbeid werd verricht en daarvoor feitelijk een periodieke beloning werd betaald, behoeft de eventueel resterende onzekerheid over de juridische merites van de daaraan ten grondslag liggende afspraak niet aan het aannemen van een arbeidsverhouding in de zin van artikel 5 van het Aanwijzingsbesluit in de weg te staan.

Uitspraak



09/4931 WW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

U I T S P R A A K

op het hoger beroep van:

[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 17 juli 2009, 08/5372 (hierna: aangevallen uitspraak),

in het geding tussen:

appellant

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: Uwv)

Datum uitspraak: 22 april 2010

I. PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. D. Matadien, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.

Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2010. Appellant is verschenen met bijstand van mr. H. Halfers, kantoorgenoot van mr. Matadien. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H. van Wijngaarden, werkzaam bij het Uwv.

II. OVERWEGINGEN

1. Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting gaat de Raad uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

1.1. Appellant heeft vanaf november 2005 als coördinator werkzaamheden verricht voor Stichting [stichting] te Driebergen-Rijsenburg (hierna: [stichting]). Deze werkzaamheden zijn eind 2006 beëindigd.

1.2 Op 16 juli 2007 heeft appellant een aanvraag ingediend om een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) per 1 januari 2007. Bij besluit van 31 juli 2007 heeft het Uwv deze aanvraag afgewezen op de grond dat appellant niet als werknemer kan worden aangemerkt en om die reden niet verzekerd is op grond van de WW.

1.3. Bij besluit van 4 oktober 2007 heeft het Uwv het hiertegen gerichte bezwaar van appellant ongegrond verklaard. Dit besluit is door de rechtbank bij uitspraak van 4 juli 2008 vernietigd. Tegen die uitspraak is geen hoger beroep ingesteld.

1.4. Bij besluit van 21 november 2008 heeft het Uwv het bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het hiertegen gerichte beroep van appellant ongegrond verklaard.

3. Naar aanleiding van hetgeen partijen in hoger beroep hebben aangevoerd, komt de Raad tot de volgende beoordeling.

3.1. Op grond van de onder 1.3 genoemde uitspraak van de rechtbank van 4 juli 2008 is thans ook voor de Raad een vaststaand gegeven dat tussen appellant en [stichting] geen privaatrechtelijke dienstbetrekking als bedoeld in artikel 3 van de WW bestond. Het betoog van appellant dat de burgerlijke rechter in andere zin heeft overwogen kan wat er overigens van zij niet afdoen aan het gezag dat in het kader van de onderhavige procedure moet worden toegekend aan het in de uitspraak van 4 juli 2008 uitdrukkelijk en zonder voorbehoud gegeven oordeel van de rechtbank dienaangaande, waartegen geen rechtsmiddel is aangewend.

3.2. Het geschil spitst zich dan toe op de vraag of sprake is van een dienstbetrekking op grond van artikel 5, aanhef en onder d, van de WW in samenhang met artikel 5, eerste en derde lid, van het Besluit aanwijzing gevallen waarin arbeidsverhouding als dienstbetrekking wordt beschouwd (hierna: Aanwijzingsbesluit). Het moet daartoe gaan kort samengevat om een persoon die tegen beloning persoonlijke arbeid verricht op doorgaans ten minste twee dagen per week, in een arbeidsverhouding die is aangegaan voor een aaneengesloten periode van ten minste dertig dagen en waaruit het inkomen per week minimaal 40% van het minimumloon bedraagt.

3.3. Blijkens het thans bestreden besluit van 21 november 2008 stelt het Uwv zich op het standpunt dat appellant niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat aan laatstgenoemde voorwaarde is voldaan. Anders dan de rechtbank, onderschrijft de Raad dit standpunt van het Uwv niet. Vaststaat dat appellant voor [stichting] op geld waardeerbare arbeid heeft verricht. Blijkens de zich onder de gedingstukken bevindende bankafschriften heeft [stichting] vanaf december 2005 tot en met oktober 2006 ongeveer maandelijks een bedrag van € 4.000, overgemaakt op de girorekening van appellant, meestal met de vermelding "voorschot". Op 22 augustus 2006 heeft het toen nieuw aangetreden bestuur van [stichting] schriftelijk verklaard dat de voorlopige aanstelling van appellant, die hiervoor tot dan toe een honorarium ontving van € 4.000, per maand, is omgezet in een vaste aanstelling voor een nader te berekenen bruto-salaris, dat rond de € 6.900, per maand zal liggen. In november 2006 is aan appellant een salarisspecificatie verstrekt waarop over die maand een salaris van € 6.900, bruto is vermeld en vanaf (22) augustus 2006 een herrekend salaris van € 16.199,82 bruto. Deze gegevens, bezien in het licht van hetgeen verder uit de stukken naar voren komt over de aanstelling van appellant als coördinator, de als zodanig door hem verrichte werkzaamheden en de bestuurlijke verwikkelingen waaronder hij moest functioneren, maken naar het oordeel van de Raad voldoende aannemelijk dat appellant ten tijde hier van belang een geregelde periodieke bezoldiging genoot die 40% van het minimumloon ruimschoots te boven ging.

3.4. De in het bestreden besluit vermelde omstandigheid dat appellant heeft verklaard dat hij in de beginperiode voor [stichting] bedragen uit eigen zak heeft voorgeschoten, acht de Raad onvoldoende grond voor de stelling van het Uwv dat met de vermelding "voorschot" bij de maandelijkse betalingen werd gedoeld op terugbetaling van door appellant voorgeschoten bedragen en niet op betaling aan appellant van een voorschot op zijn salaris. Dit zou betekenen dat appellant niet alleen gedurende lange tijd gratis arbeid heeft verricht, maar daarop ook nog eens iedere maand een bedrag van € 4.000, zou hebben toegelegd. Onder de gegeven omstandigheden ligt dit weinig voor de hand. Voorts heeft appellant in zijn verklaring aangegeven (slechts) rond € 10.000, in het bedrijf te hebben gestopt. De aan hem verrichte betalingen bedroegen aantoonbaar een veelvoud daarvan en het verschil levert nog altijd een arbeidsbeloning op die 40% van het minimumloon te boven gaat. Bovendien heeft appellant ter zitting geloofwaardig uiteengezet dat hij een deel van de door hem voorgeschoten bedragen per kas heeft teruggekregen.

3.5. Dat aan appellant op 31 januari 2006 een voorlopige aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2006 is opgelegd over een belastbaar inkomen uit werk en woning van (slechts) € 18.340, geeft evenmin aanleiding om de door hem gegeven voorstelling van zaken voor onjuist te houden. Het betreft hier een voorlopige aanslag die op het net begonnen belastingjaar betrekking heeft en op de situatie in voorafgaande jaren pleegt te worden afgestemd.

3.6. Of het nieuw aangetreden bestuur van [stichting] rechtmatig was samengesteld, kan bij dit alles in het midden blijven. Duidelijk is dat appellant reeds door het oude bestuur was binnengehaald om ter verzekering van de continuïteit van de stichting als coördinator werkzaam te zijn. Bovendien is het nieuw aangetreden bestuur als zodanig vermeld in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en is aannemelijk dat het naar derden toe, ook jegens appellant, de facto de stichting vertegenwoordigde. In aanmerking genomen dat feitelijk op geld waardeerbare binnen de doelstelling van de stichting passende arbeid werd verricht en daarvoor feitelijk een periodieke beloning werd betaald, behoeft de eventueel resterende onzekerheid over de juridische merites van de daaraan ten grondslag liggende afspraak niet aan het aannemen van een arbeidsverhouding in de zin van artikel 5 van het Aanwijzingsbesluit in de weg te staan.

3.7. Het vorenstaande leidt tot het oordeel dat het besluit van 21 november 2008 niet op een deugdelijke motivering berust en daarom wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor vernietiging in aanmerking komt. De rechtbank heeft dit niet onderkend, zodat het hoger beroep slaagt en de aangevallen uitspraak niet in stand kan blijven.

4. De Raad acht termen aanwezig om het Uwv met toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten van appellant in beroep en in hoger beroep tot een bedrag groot € 1.288, wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

III. BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep;

Recht doende:

Vernietigt de aangevallen uitspraak;

Verklaart het beroep tegen het besluit van 21 november 2008 gegrond en vernietigt dit besluit;

Draagt het Uwv op een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;

Veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1.288, ;

Bepaalt dat het Uwv aan appellant het door hem in eerste aanleg en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 149, vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door R.C. Schoemaker als voorzitter en R. Kooper en N.M. van Waterschoot als leden, in tegenwoordigheid van R.L.G. Boot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 april 2010.

(get.) R.C. Schoemaker.

(get.) R.L.G. Boot.

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH 's-Gravenhage) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen inzake het begrip kring van verzekerden.

KR


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature