Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

De politierechter oordeelt dat het Openbaar Ministerie beelden van een bewakingscamera van een bank mocht gebruiken voor het onderzoek en als bewijs in een strafzaak tegen een veelpleger. De politierechter oordeelt dat voor het opvragen van die beelden geen voorafgaande machtiging van de rechter-commissaris nodig is. Het belang om onbespied op straat te lopen is niet een privacybelang dat beschermd wordt door de regeling over het opvragen van persoonsgegevens. De verdachte is voor de fietsendiefstal, andere diefstallen en een inbraak veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden.

Uitspraak



RECHTBANK ZUTPHEN

Sector Straf

Politierechter

Parketnummer: 06-940054/10

Uitspraak d.d.: 15 april 2010

tegenspraak / dip

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [plaats, 1957],

wonende te [adres],

thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Arnhem De Berg, Arnhem Noord,

raadsvrouw: mr. De Jonge, advocaat te Apeldoorn

Onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van

1 april 2010.

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij in of omstreeks de periode van 26 november 2009 tot en met 27 november 2009 te Apeldoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (vanaf een eigen terrein, gelegen aan de [adres]) in/uit een voertuig heeft weggenomen een navigatie beeldscherm, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam autoverhuur] Autoverhuur B.V.en/of [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, (een) valse sleutel(s) en/of inklimming;

(zaak 1)

art 310 Wetboek van Strafrecht

art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

2.

hij in of omstreeks de nacht van 12 op 13 december 2009 te Apeldoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een laptop (merk HP) en/of een fototoestel (merk Kodak) en/of een hoeveelheid sigaretten, en/of in/uit een schuur van deze woning heeft weggenomen een flesje ijsthee en/of slagroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;

(zaak 2)

art 310 Wetboek van Strafrecht

3.

hij in of omstreeks de periode van 12 december 2009 tot en met 13 december 2009 te Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk

van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres]) weg te nemen geld en/of (een) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer C], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot dat geld en/of die/dat goed(eren) te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of

inklimming, een schroevendraaier en/of koevoet, althans een (breek)voorwerp in (een) kozijn(en) en/of in de/een deur(stijl) van de garage van die woning heeft gestoken en/of gewrikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

(zaak 3)

art 310 Wetboek van Strafrecht

art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

4.

hij op of omstreeks 07 november 2009 te Apeldoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een afgesloten fiets (merk Target Washington), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer D], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;

(zaak 4)

art 310 Wetboek van Strafrecht

art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

ALTHANS, dat

hij op of omstreeks 07 november 2009 te Apeldoorn opzettelijk en wederrechtelijk een fiets (merk Target Washington), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer D], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft weggemaakt door deze fiets opzettelijk vast te pakken en/of op te tillen en/of te vervoeren naar een voor die [slachtoffer D] onbekende plaats;

(zaak 4)

art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht

5.

hij op of omstreeks 16 december 2009 in de gemeente Apeldoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 2, althans een of meerdere broek(en) (merk Hugo Boss), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkelbedrijf] ([adres]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;

(gevoegde zaak, Parketnr 471745-09)

art 310 Wetboek van Strafrecht

Taal- en/of schrijffouten

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen ten aanzien van het bewijs1

Vaststaande feiten / aanleiding tot het onderzoek

Naar aanleiding van een aantal diefstallen en inbraken in de periode van 26 november 2009 tot 16 december 2009 in Apeldoorn is door de politie een onderzoek ingesteld. Verdachte is aangehouden naar aanleiding van de uitkomsten van een ingesteld bloedsporenonderzoek (DNA).

Standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 3 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden en dat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken. Alleen het aangetroffen bloedspoor bij de buren is volgens de officier van justitie onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen dat verdachte betrokken is geweest bij de poging tot woninginbraak bij huisnummer [nummer].

Ten aanzien van de onder 1, 2, 4 primair en 5 ten laste gelegde feiten heeft de officier van justitie gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte deze feiten heeft gepleegd. Hiertoe heeft de officier van justitie onder meer aangevoerd dat er van alle feiten een aangifte voorhanden is en dat verdachte met betrekking tot de feiten 1 en 5 een bekennende verklaring heeft afgelegd. Bij het eerste feit is er ook nog DNA (bloedspoor) van verdachte op het dashboard van de auto aangetroffen. Bij het tweede feit is ook DNA (bloedspoor) van verdachte aangetroffen op een fiets en in de woning.

Met betrekking tot het vierde feit heeft de officier van justitie aangevoerd dat er camerabeelden zijn waarop verdachte is herkend. De camerabeelden zijn gevorderd op grond van artikel

126nd, eerste lid Wetboek van Strafvordering (Sv). Uit een beslissing van de Hoge Raad van 23 maart 2010 (LJN: BK6331) zou afgeleid kunnen worden dat deze vordering gebaseerd had moeten worden op artikel 126nf, eerste lid Sv en dat derhalve de machtiging van de rechter-commissaris vereist is. Op de camerabeelden is wellicht de huidskleur van verdachte te zien, maar volgens de officier van justitie betreft dit geen informatie die een indringende inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer van verdachte. Daarbij komt, dat bekend is dat op veel plaatsen in de openbare ruimte camera's hangen. De officier van justitie heeft de politierechter verzocht schriftelijk vonnis te wijzen.

Standpunt van de verdachte / de verdediging

De raadsvrouw heeft zich ter zake een eventuele bewezenverklaring - op uitdrukkelijk verzoek van verdachte - aan het oordeel van de politierechter gerefereerd.

Beoordeling door de politierechter

A. Vrijspraak ten aanzien van feit 3

Naar het oordeel van de politierechter is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde feit heeft begaan. Het gaat om een poging tot inbraak in een woning op huisnummer [nummer]. Uit het proces-verbaal van sporenonderzoek blijkt dat op de klink van een houten deur bij de buren, op huisnummer [nummer], een op bloed gelijkende substantie is aangetroffen, welk spoor is bemonsterd2. Bij het huis op nummer [nummer], waar is geprobeerd in te breken, zijn geen biologische sporen aangetroffen.

Uit het onderzoek door het NFI blijken deze bloedsporen te matchen met het DNA-profiel van verdachte (DNA-profielcluster 2647)3. De kans dat een willekeurig gekozen persoon hetzelfde DNA-profiel heeft als dat van het spoor, is volgens het NFI kleiner dan 1 op 1 miljard. De zeldzaamheidswaarde van dit profiel is derhalve naar het oordeel van de politierechter erg groot. Verdachte, die op zitting is gevraagd naar een verklaring hiervoor, heeft niet méér verklaard dan dat hij overal in Apeldoorn wel komt.

Deze uitkomst leidt weliswaar tot de verdenking dat verdachte bij dit misdrijf betrokken is, maar het is naar het oordeel van de politierechter onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen van de inbraakpoging op huisnummer [nummer]. Uit het dossier blijkt namelijk niet dat de buren (op nummer [nummer]) van aangever is gevraagd naar feiten en omstandigheden waaruit zou kunnen worden afgeleid wannéér het bloedspoor daar is achtergelaten, daargelaten de betekenis die dat spoor op nummer [nummer] zou hebben voor de poging inbraak op nummer [nummer].

Verdachte dient derhalve van dit feit te worden vrijgesproken.

B. Overwegingen ten aanzien van de feiten 1, 2 en 5

Ten aanzien van feiten 1 en 5

Op grond van de processen-verbaal van aangifte4 en de bekennende verklaring van verdachte zoals (bij de politie en) ter zitting afgelegd, acht de politierechter de aan verdachte ten laste gelegde diefstal door middel van braak (feit 1) en diefstal (feit 5) wettig en overtuigend bewezen. Gelet op de bekennende verklaring van verdachte wordt met deze opsomming volstaan.

Ten aanzien van feit 2

[slachtoffer B] heeft aangifte5 gedaan van diefstal uit haar woning aan de [adres] te Apeldoorn in de nacht van 12 op 13 december 2009. Ze zag 's nachts om 00.00 uur dat haar achterdeur openstond. Toen ze de deur dicht wilde doen, zag ze dat haar laptop van het merk HP, een fototoestel van het merk Kodak en sigaretten waren verdwenen. Uit de schuur zijn ijsthee en slagroom weggenomen. Op de plaats delict werd een fiets aangetroffen met daarbij in de bidonhouder de weggenomen ijsthee; deze fiets werd veiliggesteld. Op deze fiets werd een bloedspoor aangetroffen6. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij door middelengebruik zich niet herinnert of hij deze diefstal heeft gepleegd.

Uit het onderzoek door het NFI blijkt dit bloedspoor te matchen met het DNA-profiel van verdachte (DNA-profielcluster 2647)7. De kans dat een willekeurig gekozen persoon hetzelfde DNA-profiel heeft als dat van het spoor, is volgens het NFI kleiner dan 1 op 1 miljard. De zeldzaamheidswaarde van dit profiel is naar het oordeel van de politierechter derhalve erg groot. Op grond van het vorenstaande en met name het aantreffen van een bloedspoor op een flesje drank dat is weggenomen uit de schuur en dat later elders op de plaats delict is aangetroffen, nabij een bloedspoor, waarvan het (volledig verkregen) DNA-profiel matcht met dat van verdachte, is de politierechter van oordeel dat het de in (de omgeving van) Apeldoorn verblijvende verdachte moet zijn geweest die tijdens het plegen van de diefstal zijn bloed(sporen) heeft achtergelaten. Deze aan verdachte ten laste gelegde diefstal kan derhalve wettig en overtuigend bewezen worden.

C. Overwegingen ten aanzien van feit 4

[slachtoffer D] heeft aangifte8 gedaan van de diefstal van haar fiets die zij op 7 november 2009 afgesloten had gestald tegen het raam van de Rabobank in Apeldoorn. Toen zij ontdekte dat haar fiets weg was, zag zij dat er bij de Rabobank een camera hing. Aangeefster is daarop bij de bank naar binnen gelopen, waarop de receptioniste contact heeft opgenomen met de beveiliging. Volgens de beveiliging van de Rabobank is op de beelden duidelijk te zien wie haar fiets had weggenomen, aldus aangeefster.

De officier van justitie heeft op 18 november 2009 op grond van artikel 126nd, eerste lid Sv9 de beelden rond het tijdstip van het feit opgevraagd, van de camera's welke aan de buitenzijde van de Rabobank staan opgesteld. Er is geen machtiging gevraagd of verkregen van de rechter-commissaris.

Door verbalisant [verbalisant], surveillant van politie, team Apeldoorn Binnenstad, werden deze opgevraagde bewegende camerabeelden op 29 december 2009 bekeken. Deze verbalisant ziet dat een man een fiets pakt, hiervan de achterkant optilt en vervolgens met de fiets wegloopt. Verbalisant herkent de man op de beelden aan zijn postuur en gezicht als verdachte, die hem ambtshalve bekend is10.

Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zich (door middelengebruik) niet herinnert of hij dit feit heeft gepleegd.

Vaststaat dat in het onderhavige geval aan de buitenzijde van het bankgebouw een camera is aangebracht, waarmee opnames (kunnen) worden gemaakt en dat de bank als houder van die (beeld)gegevens kan worden aangemerkt. Feit van algemene bekendheid is, dat uit een beeld (foto of film) van een persoon informatie over het ras van die persoon kan worden afgeleid. Het begrip ras moet volgens de wetgever ruim worden uitgelegd, zodat het ook huidskleur, afkomst en nationale of etnische afstamming omvat.

De politierechter overweegt verder als volgt.

Door het (toenemend) gebruik van informatie- en communicatietechnologie beschikken derden steeds vaker over (geautomatiseerde) gegevens van personen, met wie zij een bepaalde (dienstverlenende) relatie hebben.

Gedacht kan worden aan de relatie die iemand als rekeninghouder met zijn bank onderhoudt of als abonnementhouder met een vervoersbedrijf. Uit hoofde van dergelijke relaties verstrekt men persoonlijke gegevens aan de betreffende instellingen en bedrijven.

Gebruik (en verstrekking) van gegevens door zo'n instelling of bedrijf voor een ander doel dan waarvoor die gegevens door de betrokkkene oorspronkelijk zijn verstrekt, kan leiden tot een inbreuk op het recht op privacy. In de Wet bescherming persoonsgegevens zijn daarom regels geformuleerd voor een zorgvuldige omgang met dergelijke persoonsgegevens. Die regels brengen mee dat grenzen worden gesteld aan het zonder meer opvragen van persoonsgegevens van derden door, bijvoorbeeld, opsporingsinstanties.11 Om die reden bevatten de artikelen 126nc en verder Sv regels over de vergaring van gegevens voor de opsporing van strafbare feiten, rekening houdend met het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Daarbij gelden oplopende voorwaarden voor de toepassing van een (opsporings-)bevoegdheid, naarmate de bevoegdheid ingrijpender van karakter is.

Een vordering tot het verstrekken van persoonsgegevens van een natuurlijke persoon strekt tot het verkrijgen van identificerende gegevens van een bepaalde persoon, namelijk naam, adres, woonplaats, postadres, geboortedatum, geslacht en administratieve gegevens, zoals een klantnummer (artikel 126nc Sv). Op grond van artikel 126nd Sv kan de officier van justitie in het belang van het onderzoek ook andere (dan eerdergenoemde identificerende) gegevens vorderen, zij het dat de vordering in dat geval geen betrekking mag hebben op persoonsgegevens betreffende iemands godsdienst of levensovertuiging, ras, politieke gezindheid, gezondheid, seksuele leven of lidmaatschap van een vakvereniging. Alleen als aan bepaalde voorwaarden is voldaan, mogen dergelijke zogeheten "gevoelige" gegevens wel worden gevorderd; een van die voorwaarden is voorafgaande schriftelijke machtiging door de rechter-commissaris (artikel 126nf Sv).

De vordering tot het verstrekken van camerabeelden is in de thans voorliggende zaak naar het oordeel van de politierechter niet (zonder meer) op één lijn te stellen met een vordering tot het verstrekken van gevoelige persoonsgegevens. Voor dat oordeel is het volgende van belang.

Het verkrijgen van camerabeelden als op zich zelf staande "losse" informatiebron, levert geen schending op van het hiervoor geschetste privacy-belang dat de regeling middels oplopende voorwaarden beoogt te beschermen. In dit geval is immers geen sprake van een (dienstverlenende) relatie tussen de onderhavige bank en verdachte, uit hoofde waarvan de bank over de bewuste gegevens (beeldmateriaal) beschikt.

Integendeel, verdachte heeft zich als passant, op straat, binnen het bereik van deze (beveiligings-)camera bevonden.

In zoverre verschilt de onderhavige zaak dan ook van het door de Hoge Raad op 23 maart 2010 besliste geval. Daarin werden immers door de officier van justitie van een bedrijf gegevens gevorderd behorend bij een barcode van in een specifieke periode en op bepaalde plaatsen gebruikte OV-chipkaarten, zoals naam, adres en woonplaatsgegevens en een foto. Uit zo'n foto kan de huidskleur van de betreffende kaarthouder worden afgeleid. Dit bedrijf beschikte over die gegevens, omdat die door de betrokken personen waren verstrekt om een OV-chipkaart te kunnen verkrijgen. Het vorderen van die gegevens door de officier van justitie diende een ander doel, namelijk dat van de opsporing. De vordering strekte er dan ook toe om tegelijk met een persoon identificerende gegevens, ook gevoelige gegevens, zoals uit een foto blijkende informatie omtrent huidskleur van de betrokken reizigers, te verkrijgen. Om die reden kon de vordering in die zaak niet op artikel 126nd Sv gebaseerd worden.

Alles afwegend, is de politierechter in het onderhavige geval van oordeel dat het belang om zich onbespied in de openbare ruimte te begeven, niet het privacy-belang is dat de regeling van artikelen 126nc en verder Sv beoogt te beschermen.

Een en ander neemt niet weg dat de vordering tot het verstrekken van de camerabeelden in dit geval wel op artikel 126nd Sv gegrond kon en diende te worden. Dat is ook gebeurd.

Als vervolgens, bij het bekijken van de beelden door de politie, blijkt dat daarop personen voorkomen van wie (bijvoorbeeld) ook de huidskleur zichtbaar is, dan maakt dit in het onderhavige geval de toepassing van de bevoegdheid ex artikel 126nd Sv achteraf niet onrechtmatig en staat niets het gebruik van die beelden en de daarmee verkregen (gevoelige) informatie in de weg.

De officier van justitie heeft de vordering in dit geval derhalve kunnen baseren op artikel 126nd Sv, zodat geen sprake is van een vormverzuim. De bevindingen naar aanleiding van de gevorderde camerabeelden kunnen derhalve voor het bewijs worden gebruikt.

Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de politierechter ook deze aan verdachte onder 4 primair ten laste gelegde diefstal wettig en overtuigend bewezen. Het pakken van een afgesloten fiets en het met opgetild achterwiel weglopen met die fiets is naar het oordeel van de politierechter naar uiterlijke verschijningsvorm aan te merken als een wederrechtelijke toe-eigeningshandeling.

Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de politierechter is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 4 primair en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:

1.

hij in de periode van 26 november 2009 tot en met 27 november 2009 te Apeldoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (vanaf een eigen terrein, gelegen aan de [adres]) uit een voertuig heeft weggenomen een navigatie beeldscherm, geheel toebehorende aan [naam autoverhuur] Autoverhuur B.V. en/of [slachtoffer A], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak.

2.

hij in de nacht van 12 op 13 december 2009 te Apeldoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning ( gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een laptop (merk HP), een fototoestel (merk Kodak), een hoeveelheid

sigaretten, en uit een schuur van deze woning heeft weggenomen een flesje ijsthee en slagroom, geheel toebehorende aan [slachtoffer B];

4.

hij op 07 november 2009 te Apeldoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een afgesloten fiets (merk Target Washington), geheel toebehorende aan [slachtoffer D];

5.

hij op 16 december 2009 in de gemeente Apeldoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 2, broeken (merk Hugo Boss), geheel toebehorende aan [winkelbedrijf] ([adres]).

Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde

Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de politierechter niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:

1. Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;

2. Diefstal;

4. primair. Diefstal;

5. Diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

Ad informandum gevoegde zaken

De politierechter heeft tevens in aanmerking genomen de ter kennisneming onder de volgnummers 1 en 3 op de dagvaarding ad informandum vermelde zaken.

Het gaat daarbij om de navolgende zaken:

Feitgegevens (pleegperiode, -lokatie, -plaats, -gemeente, omschrijving feit)

1. 18 januari 2010, Apeldoorn, Gem. Apeldoorn, Diefstal 2 flessen wasmiddel in/uit bedrijf (Boni Supermarkt);

2. 4 februari 2010, Apeldoorn, Gem. Apeldoorn, Diefstal fiets.

Aannemelijk is geworden dat verdachte deze feiten heeft gepleegd - verdachte heeft deze feiten immers ter terechtzitting bekend - en de officier van justitie heeft toegezegd dat voor die feiten geen verdere strafvervolging zal volgen.

Verdachte heeft het onder volgnummer 2 genoemde feit (bij de politie èn ter zitting) niet bekend. Dat feit wordt hier dan ook niet meegenomen.

Oplegging van straf en/of maatregel

De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden met aftrek. De officier van justitie heeft haar standpunt gebaseerd op de grote recidive van verdachte met betrekking tot soortgelijke feiten.

De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de politierechter.

De politierechter heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Ook (twee van) de ad informandum gevoegde zaken worden bij de strafmaatbepaling betrokken. Verder heeft de politierechter in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte vele malen eerder met politie en justitie in aanraking is geweest voor soortgelijke feiten. Hij heeft een aanzienlijk strafblad. Ook na de laatste veroordeling op 23 december 2009, tot 2 maanden gevangenisstraf, is verdachte doorgegaan met het plegen van vermogensdelicten. Daardoor veroorzaakt verdachte veel overlast en schade bij de aangevers/slachtoffers. Een voorwaardelijke gevangenisstraf is niet meer op zijn plaats. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie is gevorderd, is passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 27, 45, 57, 63, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht .

Beslissing

De politierechter:

* verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;

* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 4 primair en 5 tenlastegelegde heeft begaan;

* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;

* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:

1. diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;

2. diefstal;

4. primair. diefstal;

5. diefstal;

* verklaart verdachte strafbaar;

* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zes (6) maanden;

* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.

Aldus gewezen door mr. Van der Mei, politierechter, in tegenwoordigheid van Heebink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 april 2010.

Eindnoten

1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 2010020958-14, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Apeldoorn, gesloten en ondertekend op 12 februari 2010 en delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlage opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 2009107601-1, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Apeldoorn, gesloten en ondertekend op 23 februari 2010.

2 Proces-verbaal sporenonderzoek, op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant], technisch rechercheur

3 Overzicht van de matchende DNA-profielen die bij het NFI zijn geregistreerd.

4 Processen-verbaal van aangifte van [slachtoffer A] en [naam].

5 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer B].

6 Proces-verbaal Sporenonderzoek van TFO.

7 Overzicht van de matchende DNA-profielen die bij het NFI zijn geregistreerd.

8 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer D]

9 Vordering vertrekking historische gegevens (art. 126nd/126ud, eerste lid Sv)

10 Proces-verbaal bevindingen 2009088198-5

11 Memorie van toelichting, 29441, nr. 3 (onder 1)


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature