Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Vreemdelingenbewaring / besluit ten onrechte genomen door de staatssecretaris van Justitie / gebrek met toepassing van artikel 6:22 Awb gepasseerd

Passeren gebrek in bevoegdheid bij opleggen maatregel vreemdelingenbewaring met toepassing 6:22 van de Awb

Op 23 februari 2010 is het ontslag van de staatssecretaris van Justitie met onmiddellijke ingang aanvaard. De portefeuille van de staatssecretaris van Justitie is met onmiddellijke ingang overgenomen door de Minister van Justitie. Eiser is op 24 februari 2010 op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 in bewaring gesteld. De maatregel is genomen door de staatssecretaris van Justitie. De rechtbank stelt vast dat de maatregel gezien de eerdere overname van de portefeuille door de minister van justitie ten onrechte door de staatssecretaris van Justitie is genomen. Vast staat echter dat de maatregel wel is ondertekend door een hulpofficier van justitie die daartoe ingevolge artikel 5.3 van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 bevoegd was. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS 13 februari 2007, JV 2007-111) heeft overwogen kan een gebrek als voornoemd met toepassing van artikel 6:22 van de Awb gepasseerd worden indien niet is gebleken dat eiser in zijn belangen is geschaad. Eiser heeft zijn stelling dat zijn belangen zijn geschaad, in die zin dat zijn rechten zoals bedoeld in de artikelen 5,6 en 8 van het EVRM en de artikel 14 en 26 van het BUPO zijn geschonden, niet onderbouwd. Nu ook overigens niet is gebleken dat eiser in zijn belangen is geschaad ziet de rechtbank aanleiding het gebrek dat aan het besluit kleeft te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb .

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE

Sector Bestuursrecht

Zittinghoudende te Amsterdam

zaaknummer: AWB 10/7477

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken

V-nr:

in het geding tussen:

eiser [naam], van (gestelde) Algerijnse nationaliteit,

gemachtigde: mr. R.T. Laigsingh, advocaat te Amsterdam

en:

de minister van Justitie, verweerder,

gemachtigde: mr. D. Bozanovic, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.

1. Procesverloop

Op 24 februari 2010 is eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet ( Vw ) 2000 in bewaring gesteld.

Bij beroepschrift van 25 februari 2010 heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel.

Ingevolge artikel 94, eerste lid, van de Vw 2000 houdt het beroep tevens in een verzoek om toekenning van schadevergoeding.

De rechtbank heeft het beroep behandeld ter openbare zitting van 9 maart 2010. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig A. Akachar als tolk in de Arabische taal.

De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de ambtshalve door de rechtbank opgeworpen vraag of de maatregel van bewaring bevoegd is genomen. Gemachtigde van verweerder heeft zijn standpunt op 10 maart 2010 per fax aan de rechtbank doen toekomen. Gemachtigde van eiser heeft hierop per fax van 11 maart 2010 gereageerd. Beide partijen hebben aangegeven af te zien van een nadere mondelinge behandeling van het beroepschrift. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

2. Overwegingen

1. Eiser heeft het volgende -zakelijk weergegeven- aangevoerd.

Ten aanzien van de bevoegdheid stelt eiser zich op het standpunt dat de bewaringsmaatregel onbevoegd is genomen, welk gebrek niet te herstellen is via artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), nu het een fundamenteel gebrek betreft. Eiser is in zijn belangen geschaad; de aan hem toekomende rechten zoals vastgesteld in de artikelen 5, 6 en 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en de artikelen 14 en 26 van het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (Bupo) zijn geschonden.

Eiser stelt dat om verschillende redenen sprake is van een onrechtmatige staandehouding, welke ook de bewaringsmaatregel onrechtmatig maakt. Uit paragraaf A3/ 2.4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 blijkt dat een MTV-controle eerst kan plaatsvinden indien nog geen vermenging heeft plaatsgevonden met binnenlandse reizigers. Eiser bestrijdt dat er nog geen vermenging had plaatsgevonden. Eiser is niet, zoals in het proces verbaal staat vermeld, aangehouden nadat hij de trein afkomstig uit België was uitgestapt, maar eerst nadat hij, in vervolg hierop, de trein naar Roermond was ingestapt. De controle in de trein naar Roermond heeft op discriminatoire gronden plaats gevonden.

Na eisers staandehouding en de controle van zijn gegevens is eiser strafrechtelijk aangehouden op basis van artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht (WvSr). Later bleek echter dat de ongewenstverklaring reeds eerder was ingetrokken. Ook om deze reden moet de staandehouding onrechtmatig worden geoordeeld.

Eiser bestrijdt dat er zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Algerije is. Alhoewel eiser een kopie van zowel zijn geboorte- als zijn huwelijksakte aan verweerder had overgelegd heeft een eerdere laissez-passer (lp) aanvraag niet geleid tot afgifte van een lp door de Algerijnse autoriteiten. Een eerdere bewaring is na elf maanden opgeheven op grond van een belangenafweging. Eiser acht het aannemelijk dat het ontbreken van zicht op uitzetting ook een rol bij deze opheffing heeft gespeeld.

Eiser bestrijdt een aantal aan de maatregel ten grondslag gelegde gronden. Eiser beschikt wel over een vaste woon-of verblijfplaats, te weten bij zijn echtgenote en dochters in [plaats]. Eiser is nog verwikkeld in legaliseringsprocedure (AWB 09/15421). Eiser wordt financieel onderhouden door zijn echtgenote en beschikt daarmee over voldoende middelen van bestaan.

Tot slot stelt eiser dat uit het dossier niet blijkt dat verweerder de belangen van verweerder en eiser heeft afgewogen alvorens de maatregel van bewaring op te leggen. De belangenafweging dient in het voordeel van eiser uit te vallen, nu er nog een verblijfsrechtelijke procedure voor eiser loopt, hij eerder, diverse keren, langdurig in bewaring is gehouden zonder dat dit tot uitzetting naar Algerije heeft geleid, eiser zijn uitzetting niet frustreert, eiser zelfs documenten ter vaststelling van zijn identiteit en nationaliteit heeft overgelegd en er desondanks geen lp door de Algerijnse autoriteiten is afgegeven.

2. Verweerder heeft het volgende -zakelijk weergegeven- aangevoerd.

Ten aanzien van de bevoegdheid stelt verweerder zich op het standpunt dat de maatregel die is opgelegd met een onjuiste ondertekening, namens de staatssecretaris van Justitie in plaats van namens de minister van Justitie, niet onbevoegd is opgelegd. Verweerder wijst er op dat de maatregel is ondertekend door een hulpofficier van justitie die daartoe ingevolgde artikel 5.3 van het Voorschrift Vreemdelingen (VV) 2000 namens de minister van Justitie bevoegd was. Gelet op artikel 6:22 van de Awb kan het besluit in stand blijven nu niet valt in te zien dat eiser door de enkele schending van het vormvoorschrift in zijn belangen is geschaad.

Met betrekking tot de staandehouding verwijst verweerder naar het op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van staandehouding van 23 februari 2010, waaruit blijkt dat eiser is staande gehouden op het moment dat hij de trein die vanuit België in Maastricht was gearriveerd uitstapte. Op dat moment had nog geen vermenging met het binnenlands reizigersverkeer plaatsgevonden. Na staandehouding en controle van zijn gegevens is eiser strafrechtelijk aangehouden terzake van overtreding van artikel 197 van het WvSr . Dat later bleek dat de ongewenstverklaring van eiser is ingetrokken maakt de bewaring nog niet onrechtmatig.

Verweerder stelt zich op het standpunt dat er wel zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Algerije is. Eiser heeft tot op heden onvoldoende documenten ter vaststelling van zijn identiteit en nationaliteit overgelegd. Tot op heden hebben de autoriteiten van Algerije een eerdere aanvraag om verlening van een lp niet afgewezen. Er is geen aanwijzing te veronderstellen dat een hernieuwde aanvraag om verlening van een lp zal worden afgewezen.

Verweerder betoogt dat de gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd deze kunnen dragen. Eiser is niet ingeschreven in de GBA en beschikt dus niet over een vaste woon-of verblijfplaats. Eiser beschikt niet zelfstandig over voldoende middelen van bestaan. Verweerder heeft eiser meerdere malen aangezegd Nederland te verlaten. Eiser heeft hier niet aan voldaan.

Een belangenafweging valt in het voordeel van verweerder uit nu eiser niet alles heeft gedaan wat in zijn vermogen ligt om zijn identiteit en nationaliteit vast te stellen, hij geen vaste woon-of verblijfplaats heeft, hij is veroordeeld voor een strafbaar feit, hij al eerder in vreemdelingenbewaring is gehouden en Nederland ondanks aanzeggingen daartoe niet heeft verlaten.

De rechtbank overweegt het volgende.

3. De rechtbank constateert dat het ontslag van de staatssecretaris van Justitie is aanvaard bij Koninklijk Besluit van 23 februari 2010, dat met onmiddellijke ingang van kracht werd. De portefeuille van de staatssecretaris van Justitie is met onmiddellijke ingang overgenomen door de minister van Justitie. De rechtbank stelt vast dat de bewaringsmaatregel, gedateerd op 24 februari 2010, derhalve ten onrechte is genomen namens de staatssecretaris van Justitie. Vast staat echter dat de bewaringsmaatregel wel is ondertekend door een hulpofficier van justitie die daartoe ingevolge artikel 5.3 van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 namens de minister van Justitie bevoegd was. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS13 februari 2007, JV 2007-111) heeft overwogen kan een gebrek als voornoemd met toepassing van artikel 6:22 van de Awb gepasseerd worden indien niet is gebleken dat eiser in zijn belangen is geschaad.

Eiser heeft zijn stelling dat zijn belangen zijn geschaad in die zin dat zijn rechten zoals bedoeld in de artikelen 5, 6 en 8 van het EVRM en de artikelen 14 en 26 van het BUPO zijn geschonden, niet onderbouwd. Ook overigens is niet gebleken dat eiser in zijn belangen is geschaad. Onder de hiervoor genoemde omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding het gebrek dat aan het besluit kleeft te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb nu niet is gebleken dat eiser daardoor in zijn belangen is geschaad.

4. Ten aanzien van de staandehouding constateert de rechtbank dat in het op ambtseed opgemaakt proces verbaal van staande houding van 23 februari 2010 het volgende is opgenomen:

“ Op 23-02-2010, te 21.56 uur, heb ik een controle gehouden waarbij personen steekproefsgewijs gecontroleerd werden. Er bestaat aanleiding aan te nemen dat sprake was van grensoverschrijding en van geen vermenging met het overige verkeer omdat ik, verbalisant, heb de verdachte [naam eiser] de trein zien uitstappen.”

en

“Op het voornoemde perron wordt door personeel van de brigade Koninklijke Marechaussee Limburg Zuid controles uitgevoerd op personen die reizen met de voornoemde internationale trein. De trein overschrijdt de Belgisch-Nederlandse grens ter hoogte van de gemeente Eijsden. De trein rijdt vervolgens na grensoverschrijding direkt door na het voornoemde NS-station te Maastricht, zonder daarbij te stoppen op Nederlands grondgebied. Derhalve wist ik, Hes, dat er geen vermenging met het binnenlands reizigersverkeer had plaats gevonden. Bij aankomst van de voornoemde trein stond ik, Hes, op het voornoemde perron met uitzicht op de deuren van de voornoemde trein. Op het moment dat de trein stopte, werden de deuren geopend en liepen de reizigers richting het stationsgebouw. Ik, Hes, zag vervolgens dat een dertig-tal personen de voornoemde trein uitstapten. Ik heb tesamen met mijn collega’s deze personen vervolgens A-selectief aan een controle onderworpen.”

De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van het op ambtseed opgemaakt procesverbaal. De rechtbank concludeert dat nu uit het proces verbaal blijkt dat eiser is staande gehouden op een moment dat nog geen vermenging met het binnenlands reizigersverkeer had plaats gevonden de staandehouding rechtmatig heeft plaatsgevonden. Het feit dat later naar voren kwam dat de reden voor de strafrechtelijke aanhouding geen stand kon houden, daar de ongewenstverklaring reeds was opgeheven, maakt de oorspronkelijke staandehouding evenmin onrechtmatig.

5. De rechtbank kan verweerder volgen in zijn stelling dat zicht op uitzetting naar Algerije binnen een redelijke termijn aanwezig is. Weliswaar is een eerdere bewaringsmaatregel op 8 juli 2009 op geheven, maar de gemachtigde van verweerder heeft ter zitting toegelicht dat deze opheffing zijn oorsprong vond in de lange duur van de bewaring, niet in het ontbreken van zicht op uitzetting. Bovendien hebben de Algerijnse autoriteiten niet afwijzend beslist op een eerdere aanvraag om verlening van een lp ten behoeve van eiser, waarmee niet geoordeeld kan worden dat de herhaalde lp-aanvraag ten behoeve van de Algerijnse autoriteiten welke verweerder op 3 maart 2010 aan de lp-kamer heeft verzonden bij voorbaat kansloos is.

6. Eiser heeft een aantal gronden van de opgelegde bewaringsmaatregel bestreden, te weten het ontbreken van een vaste woon-of verblijfplaats, het niet beschikken over voldoende middelen van bestaan en het niet eerder rechtmatig verblijf hebben in Nederland. Eiser is echter in gebreke gebleven deze stellingen te onderbouwen dan wel aan te tonen. Reeds om deze reden kan de rechtbank eiser hierin niet volgen.

7. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder dat de belangenafweging in het voordeel van verweerder uitvalt. Eiser heeft weliswaar aangegeven te beschikken over een vaste woon-of verblijfplaats, doende te zijn met een legaliseringsprocedure en te beschikken over voldoende middelen van bestaan, doch heeft een en ander zoals onder rechtsoverweging 6 reeds besproken onderbouwd noch aangetoond. Daarentegen heeft verweerder aangevoerd dat eiser reeds meerdere keren in bewaring is geweest, nog immer zijn identiteit en nationaliteit niet heeft aangetoond en strafrechtelijk is veroordeeld. Bovendien is de bewaringsmaateregel eerst op 25 februari 2010 aangevangen zodat niet gesproken kan worden van een lange duur van de bewaring. Om deze redenen valt de belangenafweging in het voordeel van verweerder uit.

8. Na beoordeling van de door of namens eiser naar voren gebrachte beroepsgronden, concludeert de rechtbank dat de toepassing noch de tenuitvoerlegging van de vrijheidsontnemende maatregel in strijd is met de wet en dat deze bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid gerechtvaardigd is te achten. De rechtbank verklaart het beroep dan ook ongegrond.

9. Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank geen gronden aanwezig om toepassing te geven aan artikel 106 van de Vw 2000 of artikel 8:75 van de Awb .

3. Beslissing

De rechtbank

- verklaart het beroep ongegrond;

- wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Jonkers, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2010.

Afschrift verzonden op:

Conc.:AvT

Coll:

D: B

VK

Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt één week. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6: 6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature