Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

oplegging ISD-maatregel, meerdere diefstallen en (poging(en)) tot inbraak, veelpleger.

Uitspraak



RECHTBANK UTRECHT

Sector strafrecht

parketnummers: 16/601314-09 en 16/600997-09 (bij vonnis gevoegd) [P]

vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 januari 2010

in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats],

zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,

gedetineerd te P.I. Utrecht, Huis van Bewaring locatie Nieuwegein,

raadsman mr. J.G.M. Dassen, advocaat te Utrecht.

1. Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 5 januari 2010, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2. De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

terzake parketnummer 16/600997-09

Feit 1: een bromfiets heeft gestolen dan wel die bromfiets heeft geheeld

Feit 2: bij een inbraak in een woning een koffer met meetapparatuur en (vier) horloges heeft gestolen, dan wel een horloge heeft geheeld

Feit 3: bij een inbraak in een woning een navigatiesysteem en/of een laptop heeft gestolen, dan wel een navigatiesysteem heeft geheeld

Feit 4: een bromfiets heeft gestolen dan wel die bromfiets heeft geheeld

Feit 5: bij een inbraak in een woning diverse goederen, waaronder een rijbewijs, heeft gestolen danwel een rijbewijs heeft geheeld

terzake parketnummer 16/601314-09

Feit 1: heeft geprobeerd in te breken in de caravan van [benadeelde 1], dan wel huisvredebreuk heeft gepleegd door die caravan te betreden

Feit 2: heeft geprobeerd in te breken in de woning van [benadeelde 2], dan wel een of meer ramen en/of raamkozijnen van die woning heeft vernield

Feit 3: met geweld zich heeft verzet tegen een (politie)ambtenaar in functie

3. De beoordeling van het bewijs

3.1. Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten 1 primair, 2 subsidiair, 3 primair, 4 primair en 5 subsidiair van het bij parketnummer 16/600997-09 ten lastegelegde en de feiten 1 primair, 2 primair en 3 van het bij parketnummer 16/601314-09 heeft gepleegd en baseert zich daarbij op het volgende.

terzake parketnummer 16/600997-09

Ten aanzien van feit 1 primair geldt dat verdachte op de gestolen bromfiets is aangetroffen nog geen 24 uur nadat de bromfiets is gestolen en dat hij, zodra hij de politie zag, op de vlucht is geslagen.

Feit 2 subsidiair kan bewezen worden op basis van de aangifte en het aantreffen van het horloge bij verdachte.

Ten aanzien van het navigatiesysteem kan feit 3 primair bewezen worden, omdat tegenover de aangifte en het aantreffen van het navigatiesysteem geen aannemelijke verklaring van verdachte staat. Vrijspraak dient te volgen van de diefstal van de laptop, aldus de officier van justitie.

Ten aanzien van feit 4 bestaat voldoende bewijs voor het primaire, gelet op de aangifte en de verklaring van getuige [getuige 1].

Feit 5 subsidiair kan worden bewezen op basis van de aangifte, het aantreffen van het rijbewijs in de woning van getuige [getuige 1] en haar verklaring dat het rijbewijs zich tussen de spullen van de verdachte bevond.

terzake parketnummer 16/601314-09

Ten aanzien van feit 1 kan het primaire bewezen worden op basis van de aangifte en de bevindingen van de verbalisanten die braakgeluiden horen, braaksporen aantreffen en vervolgens verdachte vinden in de caravan, terwijl deze geen aannemelijke verklaring kan geven voor zijn verblijf aldaar. In de caravan lag op tafel een schroevendraaier, waarmee –naar uit werktuigsporenonderzoek bleek- de caravan opengebroken is.

Ook feit 2 primair kan worden bewezen, omdat verdachte korte tijd na de poging tot inbraak in de buurt van de woning is aangetroffen met in zijn directe omgeving een schroevendraaier, waarvan uit sporenonderzoek blijkt dat deze mogelijk is gebruikt bij de poging tot inbraak van de woning. Met betrekking tot feit 3 geldt dat het proces-verbaal van bevindingen voldoende gegevens bevat voor een bewezenverklaring.

3.2. Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat de rechtbank alleen ten aanzien van het onder 1 subsidiair van het bij parketnummer 16/601314-09 tenlastegelegde tot een bewezenverklaring kan komen en concludeert dat ten aanzien van de andere tenlastegelegde feiten vrijspraak dient te volgen. De verdediging wijst daarbij op het volgende.

terzake parketnummer 16/600997-09

Met betrekking tot feit 1 geldt dat de bromfiets op 8 september 2009 ’s avonds tussen 17.00 uur en 21.00 uur is gestolen. Tussen dit tijdstip en het tijdstip waarop verdachte op de bromfiets is aangetroffen is ruimschoots de gelegenheid geweest de bromfiets te verkopen. Uit niets blijkt dat verdachte wist of had kunnen weten dat de bromfiets gestolen was, aangezien de verzekeringspapieren werden bijgeleverd, hij een normale prijs heeft betaald voor de bromfiets en het framenummer door hem via het internet gecheckt is, waarbij hij geen verdachte registratie heeft aangetroffen. Van het horloge terzake feit 2 zegt verdachte, dat hij dit van een kennis gekregen heeft. Het is niet zeker dat het daadwerkelijk het gestolen horloge van [benadeelde 3] betreft, aangezien er geen serienummer in het horloge staat vermeld. Zo dit al het geval zou zijn, dan nog kon verdachte niet weten dat het door hem gekregen horloge gestolen was, aangezien het om een goedkoop merk horloge gaat, dat er gebruikt en niet duur uitzag. Ten aanzien van feit 3 geldt dat de getuigenverklaring van [getuige 2] met behoedzaamheid moet worden bekeken, aangezien daaruit niet blijkt hoe hij heeft kunnen zien dat er spullen uit de zakken van verdachte vielen en ook niet dat het navigatiesysteem daar deel van uit maakte. Deze verklaring betreft dus geen waarneming maar een conclusie van de getuige over de herkomst van het navigatiesysteem. Technisch bewijs in de vorm van bijvoorbeeld een dactylospoor op de Tom-Tom ontbreekt. Met betrekking tot de feiten 4 en 5 geldt dat de verklaring van getuige [getuige 1] niet betrouwbaar is, aangezien deze getuige zelf een gebruikster is. Het signalement dat een andere getuige heeft gegeven van de bestuurder van de bromfiets past bovendien niet bij verdachte en is te algemeen om als bewijs te kunnen dienen. Ten aanzien van feit 5 geldt dat niet kan worden uitgesloten dat iemand anders het rijbewijs in de woning van [getuige 1] heeft gelegd, aangezien het in haar woning een komen en gaan is van gebruikers en leveranciers van verdovende middelen, aldus de raadman.

terzake parketnummer 16/601314-09

Met betrekking tot feit 1 primair geldt dat verdachte een aannemelijke verklaring heeft gegeven voor zijn aanwezigheid in de caravan, namelijk dat hij schuilde voor de regen. Die verklaring wordt ondersteund door de bevindingen van de verbalisanten. Dat verdachte het tenlastegelegde in feit 2 zou hebben gepleegd, is niet logisch gezien het feit dat hij drie kwartier later nog in de caravan bij de woning ernaast zat. Mogelijk heeft iemand anders gepoogd in die woning in te breken. Uit niets blijkt dat de in de caravan aangetroffen schroevendraaier van verdachte is en dat hij deze schroevendraaier heeft gebruikt.

Met betrekking tot feit 3 geldt tenslotte dat er geen grondslag bestond voor de aanhouding van verdachte, aangezien het niet tonen van een legitimatiebewijs geen strafbaar feit is waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten en niet blijkt van enige andere reden tot aanhouding. De raadsman concludeert daarom dat de verdachte ook van dit feit dient te worden vrijgesproken.

3.3. Het oordeel van de rechtbank

Terzake parketnummer 16/600997-09

Op 10 september 2009 doet [benadeelde 4] aangifte van de diefstal van haar bromfiets, gepleegd op 9 september 2009 tussen 17.00 uur en 21.00 uur, van het merk Tomos, kleur blauw en voorzien van kenteken [kenteken] en bijbehorende zwarte helm. Op 10 september 2009 om 17.03 uur krijgen verbalisanten van de Regionale Meldkamer Utrecht een melding van een poging tot inbraak. De dader zou op een gestolen bromfiets met het kenteken [verdachte] rijden. Kort hierna zien de verbalisanten deze bromfiets rijden. Wanneer zij de bestuurder kenbaar maken dat hij moet stoppen, zien de verbalisanten dat deze bestuurder schrikt en door blijft rijden. Na een achtervolging waarbij de politie optische en geluidssignalen gebruikt, wordt de bestuurder uiteindelijk tot stilstand gebracht doordat de politieauto tegen de bromfiets aanrijdt. De verdachte valt hierbij op de grond. Bij aanhouding van de verdachte wordt er op 1 meter afstand van de verdachte een zilverkleurig navigatiesysteem van het merk TomTom op de stoep aangetroffen. De getuige [getuige 2] heeft waargenomen dat er na de val van verdachte spullen uit de jas van verdachte vielen, waaronder een navigatiesysteem. Getuige stond op de stoep voor zijn woning aan [adres], terwijl verdachte tegenover deze woning ter hoogte van de oprit van nummer 54 ten val kwam.

Bij zijn insluiting draagt de verdachte een horloge van het merk Diesel om zijn pols. Het navigatiesysteem blijkt uit een woning gestolen te zijn tussen 7 september 2009 te 4.45 uur en 11 september 2009 te 9.30 uur.

Van genoemd horloge is aangifte gedaan van de diefstal daarvan op 8 september 2009 tussen 19:30 uur en 20.30 uur. Het onder verdachte in beslaggenomen horloge wordt door de benadeelde met 100 % zekerheid herkend als het gestolen horloge. Naar aanleiding van de verklaring van de eigenaar van het horloge dat hij het horloge op twee gaatjes van het bandje heeft gedragen, constateert de verbalisant bovendien dat het bandje van het onder verdachte in beslaggenomen horloge op twee verschillende gaatjes gedragen is en uit zijn onderzoek blijkt voorts dat het horloge op 13 april 2007 gekocht is bij een juwelier in [plaats] en dat de prijs voor een dergelijk type horloge € 159,-- bedraagt.

Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de voornoemde bromfiets door verdachte is gestolen. De rechtbank overweegt daartoe dat de verdachte nog geen 24 uur na de diefstal op de bromfiets wordt aangetroffen. De verklaring van de verdachte, dat hij de bromfiets voor € 350,--- heeft gekocht, acht de rechtbank niet aannemelijk, nu de verdachte weigert om concrete gegevens te verschaffen over deze transactie en hij de transactie ook niet nader heeft onderbouwd. De rechtbank overweegt daarbij tevens dat het (verkeers)gedrag van verdachte voorafgaande aan zijn aanhouding geen andere conclusie wettigt, dan dat hij aan staandehouding door de politie wilde ontsnappen. Dit levert ondersteunend bewijs op voor het plegen van de diefstal door verdachte.

Ten aanzien van het navigatiesysteem en het horloge acht de rechtbank onvoldoende bewijs aanwezig voor de diefstal van deze voorwerpen door verdachte. Anders dan bij de bromfiets, is de tijdsperiode gelegen tussen de gepleegde diefstal en het aantreffen van de voorwerpen bij de verdachte niet zo kort dat van diefstal van deze voorwerpen door verdachte kan worden uitgegaan.

De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat er sprake is van heling. Ten aanzien van het navigatiesysteem is de rechtbank van oordeel dat de verdachte wist dat dit voorwerp van diefstal afkomstig was. Verdachte –die geen auto bezit– heeft verklaard dat hij het navigatiesysteem nooit in zijn bezit heeft gehad. Dat deze verklaring kennelijk leugenachtig is,blijkt uit de verklaring van getuige [getuige 2]. Het verweer van de raadsman dat verdachte het navigatiesysteem niet bij zich had wordt derhalve verworpen.

Ten aanzien van het horloge is de rechtbank van oordeel dat verdachte had moeten weten dat dit voorwerp van diefstal afkomstig was. Verdachte heeft verklaard dat hij het horloge heeft gekregen van een persoon, wiens identiteit de verdachte niet wil prijsgeven en van wie verdachte ook niet wil zeggen of deze persoon afkomstig is uit het gebruikersmilieu waarin verdachte verkeert. De verdachte heeft verklaard dat hij geen vraagtekens had bij deze schenking omdat het om een oud, gebruikt horloge ging dat er niet duur uit zag. Deze verklaringen acht de rechtbank niet geloofwaardig. Bij het ontvangen van een geschenk waarvan de waarde – als die niet al bleek uit het uiterlijk van het horloge, dan toch op grond van de merknaam van het horloge ingeschat had moeten worden – dient de ontvanger een ‘gezonde’ achterdocht te hebben. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte bij het aannemen van dit horloge had moeten weten dat dit horloge van diefstal afkomstig was.

Op 10 augustus 2009 doet [benadeelde 5] aangifte bij de politie van diefstal van een bromfiets van het merk Gilera, kleur zwart met goudkleurig(e) framezijden, achterrek en lamp, met het kenteken [kenteken], die toebehoort aan zijn vader. Hij verklaart dat hij op 4 augustus 2009 omstreeks 17.00 uur de bromfiets door middel van een kabelslot heeft vastgezet op [adres] te Amersfoort en dat hij omstreeks 23.30 uur diezelfde dag terugkwam en ontdekte dat de bromfiets verdwenen was en dat het kabelslot open op de grond lag. Getuige [getuige 3] verklaart dat hij de gestolen bromfiets van zijn vriend [benadeelde 5] op 9 augustus 2009 omstreeks zes uur ’s avonds in Amersfoort heeft zien rijden. Hij kon deze bromfiets herkennen, omdat [benadeelde 5] de bromfiets zo “belabberd” heeft overgespoten. Volgens [getuige 3] was de bestuurder een Nederlandse man. Op 11 augustus 2009 verklaart [getuige 1] dat de bij haar aangetroffen bromfiets met kenteken [kenteken] van verdachte is. Zij verklaart heel specifiek over wanneer verdachte met de bromfiets kwam aanzetten: volgens haar is dat geweest op 4 of 5 augustus 2009 ’s avonds, toen verdachte al een paar dagen bij haar verbleef. Ze verklaart dat verdachte haar naar het station heeft gebracht op de bromfiets, omdat haar fiets daar nog stond. .

Gelet op het voorgaande acht de rechtbank voldoende overtuigend bewezen dat verdachte de bromfiets met kenteken [kenteken] heeft gestolen. Blijkens de verklaring van getuige [getuige 1] heeft verdachte op de dag van de diefstal of ongeveer 24 uur na de diefstal op de bromfiets gereden. Ook hier geldt dat verdachte voor dit gegeven geen aannemelijke verklaring heeft afgelegd. De raadsman heeft weliswaar aangevoerd dat de getuige niet betrouwbaar is in haar verklaring, maar de rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid daarvan, gelet op de gedetailleerde informatie over het gebruik van de bromfiets door verdachte. Bovendien merkt de rechtbank op dat de getuige in een andere verklaring stelt dat een in haar woning aangetroffen plastic zak van verdachte moet zijn, maar dat zij verdachte niet met die plastic zak heeft gezien. Daaruit blijkt de rechtbank dat deze getuige niet alleen maar belastend over de verdachte verklaart om haar eigen straatje schoon te vegen, maar dat zij ook ontlastend voor verdachte verklaart, ook als dat niet in haar eigen belang is. Het verweer van de raadsman op dit punt wordt daarom door de rechtbank verworpen.

Ten aanzien van feit 5 heeft getuige [getuige 1] verklaart dat het in haar woning aangetroffen rijbewijs op naam van [benadeelde 6] van verdachte moet zijn. Uit de aangifte van [benadeelde 6] blijkt dat (onder meer) haar rijbewijs op 31 mei 2009 is gestolen bij een inbraak in haar woning. Voorgaande levert echter onvoldoende bewijs voor het feit dat het verdachte de inbraak zou hebben gepleegd, nu er geen ander bewijs is dat naar de verdachte leidt. Dat genoemd rijbewijs is aangetroffen in de woning van [getuige 1] in een kastje waarvan zij verklaart dat verdachte daarin zijn spullen bewaarde kan ook niet leiden tot een veroordeling van verdachte wegens heling. Nu verdachte ontkent dat hij het rijbewijs voorhanden heeft gehad en nu getuige [getuige 1] heeft verklaard dat er meer mensen zijn die bij haar over de vloer komen, valt niet uit te sluiten dat iemand anders het rijbewijs daar heeft neergelegd. De rechtbank zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.

Terzake parketnummer 16/601314-09

Op 10 december 2009 wordt verdachte opnieuw aangehouden door de politie. Verbalisanten krijgen op deze datum om 2.26 uur ’s nachts de melding dat er zou worden ingebroken op het adres [adres] te Leusden. Verbalisant [verbalisant 1] verklaart dat hij ongeveer een half uur na de melding ter hoogte van [adres] liep en dat hij braakgeluiden hoorde en een soort gestommel. Samen met een collega is hij naar de woning gelopen. Hij zag in de carport naast de woning een caravan staan. Op de boomstronk naast de caravan zag hij een trui of een jas, blauw/zwart gestreept en hij zag een zwarte handschoen op dit kledingstuk liggen. De verbalisant voelde dat de kleding droog was, terwijl het op dat moment hard regende. Hij hoorde de bewoner van [adres] zeggen dat de kleding niet van hem was. Verbalisant [verbalisant 1] verklaart voorts dat hij meerdere malen luid heeft geroepen: “Politie, kom tevoorschijn”, dat hij vervolgens de deur van de caravan -die niet afgesloten bleek- heeft geopend en dat gebukt achter deze deur –naar later bleek– verdachte zat. Op ongeveer 50 centimeter van de verdachte wordt een schroevendraaier aangetroffen op de tafel in de caravan. [benadeelde 1], de eigenaar van deze caravan, verklaart dat de schroevendraaier niet van hem is , dat hij de caravan op 9 december 2009 omstreeks 23.30 uur heeft afgesloten en dat hij op 10 december 2009 omstreeks 2.30 uur wakker werd van een geluid en toen vanuit de voorzijde van zijn woning een manspersoon gekleed in een grijsgestreepte trui met een vuilniszak op zijn rug uit de tuin van zijn buren op [adres] zag komen lopen. Hij verklaart voorts dat hij omstreeks 3.45 uur zag dat er moeten zaten in de deur en het deurkozijn van zijn caravan ter hoogte van het slot en doet daarvan aangifte. Door de bewoonster van [adres] wordt ook aangifte gedaan. Zij verklaart dat haar woning deugdelijk was afgesloten en dat zij op 10 december 2009 omstreeks 2.45 uur een geluid hoorde, dat haar man is gaan kijken en constateerde dat er bij de ruiten aan de zijkant van de woning was geprobeerd in te breken en dat er ruiten en een klapraam vernield waren. Zelf heeft zij gezien dat er glas en hout buiten lag, afkomstig van de vernielde ramen respectievelijk de raamkozijnen van hun woning.

Verdachte ontkent dat hij iets te maken heeft met de pogingen tot inbraak in de woning aan [adres] en in de caravan aan [adres]. De rechtbank acht dit niet geloofwaardig. Verdachte heeft als reden voor zijn aanwezigheid in de caravan gegeven dat hij wilde schuilen voor de regen, maar dit verklaart niet waarom hij zijn –droge– jas in de regen laat liggen, waarom er een schroevendraaier vlakbij hem wordt aangetroffen en waarom hij zich probeert te verbergen wanneer de politie hem vraagt naar buiten te komen. Daarbij komt nog de conclusie van het verrichte werktuigsporenonderzoek dat de moeten/afvormingen aangetroffen bij de woning aan [adres] mogelijk veroorzaakt zijn met de in de caravan aangetroffen schroevendraaier, terwijl de moeten/afvormingen aangetroffen bij de caravan aan [adres] veroorzaakt zijn door deze schroevendraaier. Bovenstaande verklaringen en bevindingen vormen tezamen en in onderlinge samenhang beschouwd het bewijs van de pogingen tot inbraak door verdachte aan [adres].

De rechtbank acht de verklaring van verdachte, dat de aangetroffen schroevendraaier niet van hem is, niet geloofwaardig. Niet alleen is de schroevendraaier op zeer korte afstand van verdachte gevonden, terwijl de eigenaar van de caravan heeft verklaard dat deze niet van hem was, maar ook de korte tijdspanne tussen de door de aangevers en de verbalisanten gehoorde braakgeluiden bij [adres] en [adres] passen niet bij de door de raadsman gegeven alternatieve lezing dat verdachte slechts zou hebben geschuild voor de regen en dat een ander dan verdachte de pogingen tot inbraak zou hebben gepleegd.

Ten aanzien van feit 3, de wederspannigheid, komt de rechtbank niet tot een bewezenverklaring. Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] vermeldt slechts dat hij verdachte heeft aangehouden vanwege het niet voldoen aan artikel 447e van het Wetboek van Strafrecht. Gelet hierop kan niet bewezen worden verklaard dat de verdachte buiten heterdaad is aangehouden op grond van verdenking van het overtreden van artikel 311 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht, zoals ten laste is gelegd. De rechtbank zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.

3.4. De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte

tav parketnummer 600997-09

1.Primair

op 09 september 2009 te Amersfoort met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een bromfiets (merk Tomos, kleur blauw, kenteken [kenteken]) en een helm (kleur zwart), toebehorende aan [benadeelde 4].

2.Subsidiair

op 10 september 2009 in Nederland, een (heren)horloge (merk Diesel) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dat horloge redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;

3.Subsidiair

hij op 10 september 2009 te Amersfoort, een navigatiesysteem (merk TomTom) voorhanden

heeft gehad, terwijl hij ten tijde van voorhanden krijgen van dat navigatiesysteem wist, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;

4.Primair

op 4 augustus 2009 te Amersfoort met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft

weggenomen een bromfiets (merk Gilera, kleur zwart, kenteken [kenteken]) toebehorende aan [benadeelde 5];

tav parketnummer 601314-09

1.Primair

op 10 december 2009 te Leusden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een caravan weg te nemen geld en/of goederen toebehorende aan [benadeelde 1], en zich daarbij de toegang tot die caravan te verschaffen door middel van braak, als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, het slot van de deur en het deurkozijn geforceerd/vernield en vervolgens die caravan binnen gegaan,

2.Primair

op 10 december 2009 te Leusden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning, gelegen aan de [adres], weg te nemen geld en/of goederen toebehorende aan [benadeelde 2] en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen door met een schroevendraaier, een (kozijn van een) klapraam/bovenlicht en raamkozijnen (gelegen aan de zijkant voor voornoemde woning) te vernielen en raamlatten te verwijderen,

zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.

De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4. De strafbaarheid

4.1. De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.

terzake parketnummer 16/600997-09:

Feit 1 primair + feit 4 primair (telkens): diefstal

Feit 2 subsidiair: schuldheling

Feit 3 subsidiair: opzetheling

terzake parketnummer 16/601314-09:

Feit 1 primair + feit 2 primair (telkens): poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

4.2. De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

5. De strafoplegging

5.1. De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel).

5.2. Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft aangevoerd dat de ernst van hetgeen bewezen kan worden verklaard de oplegging van een ISD-maatregel niet rechtvaardigt. Maar ook in het geval de rechtbank tot de bewezenverklaring van meer feiten komt, zou niet gekozen moeten worden voor oplegging van de ISD-maatregel, aldus de verdediging. Een eerder aan verdachte opgelegde ISD-maatregel heeft immers niet het gewenste resultaat gehad en er bestaat bovendien een goed alternatief voor de verdachte, namelijk een verblijf in het hostel van Amersfoort. Bij plaatsing van de verdachte in dit hostel zal er ook een einde komen aan de overlast die verdachte veroorzaakt. Verdachte heeft dan een dak boven zijn hoofd met 24-uurs begeleiding en kan over financiële middelen beschikken, terwijl het gebruik van hard- en softdrugs ter plaatse is toegestaan. Er is een wachtlijst voor het hostel, maar een kennis van verdachte wil verdachte zolang onderdak verschaffen. De raadsman verzoekt tenslotte om verdachte ingeval van een strafoplegging voorwaardelijk een gevangenisstraf of ISD-maatregel op te leggen, met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden.

5.3. Het oordeel van de rechtbank

Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.

Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan (poging tot) diefstal, al dan niet met braak, en aan heling. Uit deze handelingen blijkt dat verdachte weinig respect toont voor andere mensen en hun eigendommen.

De rechtbank is van oordeel dat het opleggen van de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders wenselijk en noodzakelijk is. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet daaromtrent stelt. De door verdachte begane misdrijven betreffen misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, terwijl de verdachte in de vijf jaren voorafgaand aan de door hem begane misdrijven tenminste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel, een vrijheidsbeperkende maatregel of taakstraf is veroordeeld, als laatste op 10 maart 2009, op 10 juni 2009 en op 11 januari 2006. Verdachte heeft de strafbare feiten begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen of maatregelen. Gelet daarop en op het voorlichtingsrapport van Centrum Maliebaan betreffende de persoon van verdachte d.d. 24 december 2009, moet er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.

Genoemde rapportage van het Centrum Maliebaan, opgemaakt door J. Vos (casemanager GAVO) en T. Plynaer (unitmanager GAVO), houdt als conclusie en advies in het opleggen van de ISD-maatregel aan verdachte. De rapportage vermeldt dat het GAVO sinds augustus 2000 contact heeft met verdachte en dat verdachte sinds 1992 een gebruiker is van heroïne, cocaïne, methadon, sedativa en softdrugs. De rapportage beschrijft welke behandelingen verdachte in het verleden heeft ondergaan en hoe die behandelingen zijn verlopen. Kort samengevat is verdachte in september 2000 opgenomen in de Piet Roorda Kliniek te Apeldoorn maar na twee dagen opname vertrokken. In november 2000 volgde een opname in het Motivatiecentrum van Centrum Maliebaan die hij voortijdig beëindigde. Een tweede opname daar volgde in januari 2003, waarna hij een maand later werd weggestuurd vanwege drankgebruik. Eind 2004 tot eind 2005 raakte verdachte gedetineerd. Het GAVO meldde hem opnieuw aan bij de Piet Roorda Kliniek, maar toen verdachte vervroegd in vrijheid werd gesteld, meldde hij zich niet bij het GAVO om de opname te realiseren. Op 1 juli 2006 werd hij veroordeeld tot een ISD-maatregel. In augustus 2008 werd hij in vrijheid gesteld, waarna hij half oktober 2008 geplaatst werd in een Regionale Instelling Beschermd Wonen van het Leger des Heils. Ook deze verblijfplaats moest verdachte verlaten omdat hij werd verdacht van handel in verdovende middelen en zich niet hield aan de daar geldende afspraken. De rapportage vermeldt tenslotte dat betrokkene keer op keer binnen detentie aangeeft de spiraal te willen doorbreken en definitief te willen stoppen met drugsgebruik en zijn criminele activiteiten, maar dat hij uit detentie niet opgewassen blijkt om met de aangeboden hulp dit plan te verwezenlijken. Een behandeling gericht op gedragsverandering kan waarschijnlijk alleen plaatsvinden in een gedwongen kader zoals de ISD-maatregel, aldus de rapporteur.

De rechtbank neemt de conclusie van deze deskundige over en maakt deze tot de hare.

De rechtbank is op grond van deze rapportage van oordeel dat het door de raadsman geschetste alternatief de veiligheid van personen en goederen in de samenleving niet voldoende waarborgt. Het verleden heeft immers geleerd dat een vrijwillig kader bij verdachte onvoldoende garanties biedt tegen recidive. Daarbij komt dat de wachtlijst voor het hostel in Amersfoort lang is. De kans op recidive tijdens deze wachtperiode acht de rechtbank zeer groot, daar verdachte verslaafd is en zal blijven aan harddrugs en slechts over een uitkering beschikt. Daarbij kan een opname in een hostel ook in gang worden gezet in het kader van de ISD-maatregel.

De rechtbank houdt bij het bepalen van de duur van de maatregel geen rekening met de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, omdat naar het oordeel van de rechtbank het karakter van maatregel zich daartegen verzet.

6. De benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde 7] vordert een schadevergoeding van € 1.700,25 voor feit 2 van parketnummer 16/600997-09.

De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat de diefstal door verdachte is gepleegd. Er bestaat daarom geen rechtstreeks verband tussen de geleden schade en het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. Hij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

De benadeelde partij [benadeelde 5] vordert een schadevergoeding van € 318,55 voor feit 3 van parketnummer 16/600997-09.

De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 39,95 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit ter zake van materiële schade en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.

Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering, omdat uit het dossier niet gebleken is dat de schadeposten zoals vermeld in de overgelegde factuur van 5 januari 2010 aan de bromfiets van de benadeelde partij is toegebracht. Voor dat deel kan de benadeelde partij zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Met betrekking tot het toegekende deel van de vordering van benadeelde partij [benadeelde 5] zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.

7. De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38m, 57, 310, 311, 416, 417bis van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8. De beslissing

De rechtbank:

Vrijspraak

- spreekt verdachte vrij van het bij parketnummer 16/600997-09 onder 2 primair en 3 primair en onder 5 primair en subsidiair en het bij parketnummer 16/601314-09 onder 3 tenlastegelegde feit;

Bewezenverklaring

- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.1 is omschreven;

- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;

Strafbaarheid

- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

terzake parketnummer 16/600997-09:

feit 1 primair + feit 4 primair (telkens): diefstal

feit 2 subsidiair: schuldheling

feit 3 subsidiair: opzetheling

terzake parketnummer 16/601314-09:

feit 1 primair + 2 primair (telkens): poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

- verklaart verdachte strafbaar;

Maatregel

- gelast de plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor twee jaar;

Benadeelde partijen

- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 7] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;

- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 5] van € 39,95 ter zake van materiële schade;

- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij [benadeelde 5] tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;

- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 5] in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;

- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 5], € 39,95 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;

- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [benadeelde 5] vervalt en omgekeerd.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Veldhuijzen, voorzitter, mr. A. Wassing en C.H.M. Pastoors, rechters, in tegenwoordigheid van E.M. Scheffer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 19 januari 2010.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature