Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Verkeerscontrole in het kader van Waakzaam Twee-project onrechtmatig. Het hierdoor verkregen bewijs kan niet als bewijsmiddel worden gebezigd.

Op 6 november 2009 heeft een controle plaatsgevonden in het kader van het “Waakzaam-Twee” project. Tijdens deze controle zijn een aantal voertuigen van de weg gehaald en gecontroleerd, waaronder ook het voertuig waarin verdachte zich bevond. Om te bepalen welke voertuigen gecontroleerd zouden worden is gebruik gemaakt van Automatic Number Plate Recognition (ANPR), ofwel automatische nummerplaatcontrole. De gescande kenteken zijn vergeleken met een databank. In deze databank bevinden zich enkel nummerplaten van auto’s waarvan de politie weet of vermoed dat deze in het verleden betrokken zijn geweest bij drugsgerelateerde feiten. Indien het gescande kenteken voorkomt in deze databank is er sprake van een zogenaamde “hit” en wordt het betreffende voertuig uitvoerig gecontroleerd op grond van de Wegenverkeerswet.

De rechtbank is van oordeel dat de politie bij het aldus uitvoeren van verkeerscontroles misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid. Nu de politie enkel en alleen die voertuigen controleert die voorkomen in de databank met drugsgerelateerde kentekens, kan alleen maar de conclusie worden getrokken dat het doel van de controle is het onderscheppen van auto’s en/of personen die op welke manier dan ook iets te maken hebben met verdovende middelen. Dit betekent dat hier geen sprake is van een controle op grond van de Wegenverkeerswet en dat ten onrechte gebruik is gemaakt is van de bevoegdheden die de Wegenverkeerswet biedt. Er is daarom sprake van “détournement de pouvoir”, ofwel misbruik van bevoegdheden. Het bewijs dat op grond van de controles is vergaard is daarom onrechtmatig verkregen en kan niet als bewijsmiddel dienen.

Uitspraak



RECHTBANK MAASTRICHT

Sector strafrecht

parketnummer: 03/700621-09

vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 februari 2010

in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren [1980],

wonende te [adresgegevens].

Raadsman is mr. A.A.T.X. Vonken, advocaat te Maastricht.

1 Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 februari 2010, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2 De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:

op 6 november 2009 te Elsloo, gemeente Stein, opzettelijk 318,3 gram heroïne en 15,9 gram cocaïne heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd of aanwezig heeft gehad.

3 De beoordeling van het bewijs

3.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft aangegeven dat de aanhouding van verdachte heeft plaatsgevonden in het kader van het zogenoemde “Waakzaam Twee” project. De officier heeft uitgelegd dat tijdens een overleg in september 2009 tussen de leiding van het KLPD en de Politie Regio Limburg Zuid is besloten onder de naam “Waakzaam Twee” een aantal gezamenlijke acties te houden op en rond de verkeersstromen op het grondgebied van de regio Limburg Zuid. Concrete aanleiding voor deze samenwerking vormde de grootschalige aan drugs gerelateerde problematiek op het grondgebied Limburg Zuid. In die regio is in toenemende mate waarneembaar dat uit de Randstad afkomstige criminele samenwerkingsverbanden, bestaande uit personen van Marokkaanse afkomst, actief zijn in de handel in verdovende middelen. De controles binnen het project “Waakzaam Twee” zijn gericht op het identificeren en controleren van personen die zich op de openbare weg of op voor publiek toegankelijke plaatsen bevinden en zich mogelijk schuldig maken aan strafbare feiten, waarbij de focus ligt op de hiervoor beschreven drugsproblematiek.

De officier heeft voorts uitgelegd dat in het kader van “Waakzaam Twee” grootschalige verkeerscontroles plaatsvinden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van zowel vaste als mobiele kenteken lezende camera’s (Automatic Number Plate Recognition, ANPR, of automatische nummerplaatherkenning). Met behulp van dit systeem worden kentekens van passerende auto’s gescand. Om te bepalen welke auto’s vervolgens wel en welke niet aan een controle worden onderworpen, wordt het gescande kenteken vergeleken met een vergelijkingsbestand.

Het vergelijkingsbestand bestaat uit een verzameling van kentekens. Dat vergelijkingsbestand is, zo heeft de officier van justitie toegelicht, samengesteld op basis van informatie uit gangbare politiesystemen zoals HKS en BHV. Wat de inhoud is van de informatie die de grondslag vormt voor opname van een kenteken in het vergelijkingsbestand, heeft de officier van justitie niet willen zeggen, aangezien het hierbij gaat om interne politiegegevens en met het prijsgeven van deze informatie de doeltreffendheid van toekomstige vergelijkbare operaties in het gedrang zou komen. De officier heeft wel aangegeven dat in het vergelijkingsbestand uitsluitend kentekens zijn opgenomen die bij de politie bekend zijn in verband met eerdere betrokkenheid bij drugsproblematiek. Over de aard en de mate van betrokkenheid heeft de officier, zoals gezegd, geen informatie willen verschaffen.

Er is sprake van een zogenaamde “hit”, indien het gescande kenteken voorkomt in het vergelijkingsbestand. De betreffende auto wordt dan door (motor)agenten “opgepikt”. Er wordt een volgteken gegeven en de auto wordt begeleid naar een controleplaats. Daar vindt een verkeerscontrole plaats, aldus de officier. Vervolgens wordt aan de te controleren personen toestemming gevraagd voor het doorzoeken van het voertuig en/of onderzoek aan de kleding. Wordt deze toestemming geweigerd dan zal gekeken worden of sprake is van een verdenking op grond van artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering. Daarbij wordt gebruik gemaakt van drie tevoren vastgestelde profielen. Die profielen betreffen: 1) Franse verdovende middelen koeriers, 2) Marokkaanse verdovende middelen verkopers en 3) personen die in het bezit zijn van onverklaarbaar bezit (witwassen), aldus de officier. Om de agenten bij de beoordeling van genoemde vraag bij te staan, is op de controleplaats een officier van justitie aanwezig.

De officier heeft vervolgens betoogd dat het hier gaat om verkeerscontroles die hun wettelijke grondslag vinden in artikel 160 Wegenverkeerswet 1994 (verder: WVW 1994). De WVW 1994 biedt een algemene controlebevoegdheid die op ieder moment jegens iedere bestuurder van een motorvoertuig kan worden ingezet. Indien het meerdere mag, namelijk het controleren van een ieder, dan mag ook het mindere, te weten het controleren van een vooraf op basis van een “hit”geselecteerde persoon of groep. Indien er tijdens de uitgevoerde controles tevens wordt gelet op niet-verkeersgerelateerde zaken, dan tast dit de rechtmatigheid van deze controles niet aan. Ook niet als de achterliggende gedachte bij de verkeerscontrole is het bestrijden en/of opsporen van overtredingen van de Opiumwet. De controlebevoegdheid wordt immers, aldus de officier, in ieder geval mede gebruikt voor controle van de bij of krachtens de WVW 1994 vastgestelde voorschriften en niet uitsluitend voor een ander doel, namelijk opsporing.

Concluderend is de officier van justitie van mening dat in het onderhavige geval sprake was van een rechtmatige controle ex artikel 160 WVW 1994. In het kader van die controle zijn in het linkerborstzakje van verdachte verdovende middelen aangetroffen.

De officier van justitie acht daarom bewezen het opzettelijk vervoeren van de in de tenlastelegging genoemde hoeveelheden heroïne en cocaïne.

3.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft betoogd, dat de Hoge Raad reeds in 1996 heeft bepaald dat van het ANPR systeem gebruik mag worden gemaakt, indien en voor zover dit een beperkte inbreuk op de privacy tot gevolg heeft. In het voorliggende geval werden in een database opgenomen vergelijkingsbestanden aan ANPR gekoppeld. Om te kunnen beoordelen of daardoor een té grote inbreuk op de privacy van verdachte is ontstaan, is kennis van de wijze van totstandkoming van die vergelijkingsbestanden noodzakelijk. Het College Bescherming Persoonsgegevens heeft op pagina 10 van zijn “Richtsnoeren ANPR” van juli 2009 aangegeven dat er een aanwijsbare reden moet zijn voor opname in een vergelijkingsbestand. Die is er niet. Verdachte beschikt immers over een blanco strafblad. Nu de officier van justitie geen inzage heeft willen verschaffen in de informatie die is gebruikt bij de samenstelling van het vergelijkingsbestand, is de totstandkoming daarvan voor de verdediging niet controleerbaar. De verdediging is hierdoor in haar belangen geschaad.

De raadsman heeft voorts betwist dat sprake is geweest van een controle op basis van de WVW 1994. Uit het zich in het dossier bevindende proces-verbaal “Waakzaam Twee”, volgt immers dat het gaat om een doelgerichte controle van personen met een criminele achtergrond. Uit het hele dossier komt zeer duidelijk naar voren dat de betrokken opsporingsambtenaren maar één doel voor ogen stond en dat is het opsporen van Opiumwet- en witwasdelicten. Daar was de “hit” van het ANPR systeem ook op gericht.

De controlebevoegdheid op grond van de WVW 1994 werd ten onrechte gebruikt om te kunnen komen tot de opsporing van drugs(gerelateerde) delicten. De voorliggende bewijsmiddelen zijn daarmee op onrechtmatige wijze verkregen, zodat op grond van artikel 359a Sv bewijsuitsluiting zou moeten volgen. De raadsman concludeert tot vrijspraak.

3.3 Het oordeel van de rechtbank

De onderhavige controle is uitgevoerd met gebruikmaking van ANPR. Dit is een programma waarbij camera’s worden gebruikt om kentekens van voertuigen vast te leggen. De camera’s die voorzien zijn van ANPR-programmatuur zijn gekoppeld aan een database/verzameling kentekens die zich in een vergelijkingsbestand bevindt. Het gebruik van ANPR als controlemiddel heeft geen specifieke wettelijke grondslag. Tot nog toe wordt aangenomen dat er wel een algemene wettelijke basis te vinden is in artikel 2 Politiewet, zij het dat dit een dunne basis is, aldus de commissie-Brouwer in haar rapport “Gewoon doen, beschermen van veiligheid en persoonlijke levenssfeer”. Het filmen, c.q. vastleggen van de kentekens van de passerende voertuigen gebeurt vervolgens met het specifieke doel deze te vergelijken met de gegevens in het vergelijkingsbestand.

De rechtbank overweegt ten aanzien van de uitgevoerde controle het volgende.

Verkeerscontroles dienen verband te houden met de naleving van de bij of krachtens de WVW 1994 gegeven voorschriften. Voorts dient de opsporingsambtenaar die de vordering doet de uitdrukkelijke bedoeling te hebben een controle te verrichten ten aanzien van de WVW 1994.

Anders dan de officier van justitie heeft gesteld, is daar naar het oordeel van de rechtbank in het onderhavige geval geen sprake van. Uit de toelichting die de officier van justitie heeft gegeven op het project “Waakzaam Twee” en uit de inhoud van het vergelijkingsbestand - uitsluitend kentekens die bij de politie bekend zijn in verband met eerdere betrokkenheid bij drugsproblematiek - kan alleen maar de conclusie worden getrokken dat het doel van de controle is het onderscheppen van auto’s en/of personen die op welke manier dan ook iets te maken hebben met verdovende middelen. Aangezien alleen die auto’s worden gecontroleerd die een hit opleveren met dit vergelijkingsbestand, betekent dit dat de controle ook daadwerkelijk enkel en alleen plaatsvindt ten aanzien van die auto’s en/of personen die op enigerlei wijze in verband te brengen zijn met verdovende middelen. Dit betekent dat hier geen sprake is van een controle op grond van de WVW 1994 en dat ten onrechte gebruik is gemaakt is van de bevoegdheden die de WVW 1994 biedt. Er is daarom sprake van “détournement de pouvoir”, ofwel misbruik van bevoegdheden. Het feit dat bij sommige controles wellicht ook naar autopapieren is gevraagd doet hier niet aan af.

De officier van justitie heeft nog naar voren gebracht dat hij daar waar hij het meerdere mag, hem ook het mindere is toegestaan. De officier doelt hier waarschijnlijk op de jurisprudentie van de Hoge Raad, zoals onder andere verwoord in HR 21 november 2006, LJN AY9670. Hierin oordeelt de Hoge Raad dat de enkele omstandigheid dat de controlebevoegdheid van artikel 160 WVW 1994 is aangewend naar aanleiding van informatie die zou kunnen wijzen op betrokkenheid van een of meer inzittenden van een voertuig bij een strafbaar feit, niet kan afdoen aan de rechtmatigheid van de uitoefening van die controlebevoegdheid.

Een beroep op deze jurisprudentie gaat hier niet op. Het gaat hier immers niet om de enkele omstandigheid dat er wellicht ook betrokkenheid bij bepaalde strafbare feiten bestaat. Hier gaat het om controles die zijn uitgevoerd op grond van een geautomatiseerde, systematische selectie uit een geautomatiseerd gegevensbestand, met als doel het opsporen van uitsluitend Opiumwetdelicten. Daarvoor is de bevoegdheid van artikel 160 WVW 1994 niet bedoeld.

Concluderend is de rechtbank van oordeel dat hier sprake is van misbruik van bevoegdheid. Dit levert een zodanig vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Wetboek van Strafvordering op dat het verkregen bewijs tegen de verdachte als onrechtmatig dient te worden beschouwd en als bewijsmiddel zal worden uitgesloten. Bij gebreke aan enig ander wettig bewijs is er onvoldoende bewijs om tot een veroordeling van de verdachte te komen. De rechtbank zal hem daarom vrijspreken.

4 Het beslag

Omdat verdachte zal worden vrijgesproken, zal de rechtbank gelasten dat de in beslag genomen GSM en geldbedragen aan hem zullen worden teruggegeven.

5 De beslissing

De rechtbank:

Vrijspraak

- spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde;

Beslag

- gelast de teruggave aan [verdachte] voornoemd van

- een GSM, Nokia [xxxxxxxxxxx] - imei code [yyyyyyyyyyyyyyy] (4)

- een geldbedrag van € 200,- (5)

- een geldbedrag van € 650,- (6)

- een geldbedrag van € 600,- (7)

- een geldbedrag van € 1,70 (8).

Dit vonnis is gewezen door mr. A.W. Oosterman, voorzitter, mr. J.M.E. Kessels en mr. C.G.A. Wouters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.T.G. Coenders, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 17 februari 2010.

Buiten staat

Mr. A.W. Oosterman en mr. C.G.A. Wouters zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

------------------------------------------

BIJLAGE I: De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat

hij op of omstreeks 6 november 2009 te Elsloo, in de gemeente Stein, in elk geval in het arrondissement Maastricht, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 318,3 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of ongeveer 15,9 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature