Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Erfrecht. Waardering woonhuis. Bevoegdheid executeur tot verkoop woonhuis.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK UTRECHT

261061 / HA ZA 09-1773 februari 2010

Sector handels- en familierecht

zaaknummer / rolnummer: 261061 / HA ZA 09-177

Vonnis van 3 februari 2010

in de zaak van

[eiseres]

wonende te [woonplaats],

eiseres,

advocaat mr. M. Vleesch du Bois,

tegen

1. [gedaagde sub 1],

wonende te [woonplaats],

2. [gedaagde sub 2],

wonende te [woonplaats],

gedaagden,

advocaat mr. A.A.M. Sturkenboom.

Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagden]. genoemd worden.

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

• het tussenvonnis van 22 april 2009

• het proces-verbaal van comparitie van 21 augustus 2009.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.

2. De feiten

2.1. [gedaagde sub 1] (hierna: [gedaagde sub 1]), [gedaagde sub 2] (hierna: [geda[jr]ub 2]) en [jr] jr. (hierna: [jr].) zijn drie van de zeven kinderen die zijn geboren uit het huwelijk van [vader] (hierna: erflater) en [moeder] (hierna: de moeder). [eiseres] is de echtgenote van de op 27 april 2007 overleden [jr].

2.2. De moeder is op 21 december 2002 overleden. Alle zeven kinderen geboren uit het huwelijk van erflater en de moeder waren erfgenaam van de moeder. Zij hadden op erflater een geldvordering overeenkomend met de waarde van hun erfdeel in de nalatenschap van de moeder.

2.3. Erflater is op 19 april 2007 overleden.

2.4. Voor zijn overlijden woonde erflater in de hem in eigendom toebehorende woning aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: het woonhuis). Voor een gedeelte van deze woning heeft erflater met [gedaagde sub 2] met ingang van 1 april 2006 een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten, tegen een huurprijs van € 300,00 per maand.

2.5. Bij testament van 13 oktober 2006 (hierna; het testament) heeft erflater [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2] en [jr] gezamenlijk en voor gelijke delen tot zijn erfgenamen benoemd. Zijn vier andere kinderen, alsmede hun afstammelingen, heeft hij uitdrukkelijk als erfgenamen van zijn gehele nalatenschap uitgesloten. De vier onterfde kinderen zullen hierna worden aangeduid als legitiemen niet-erfgenamen. In artikel E van het testament is mr. J.P. van Maurik te Nieuwegein tot executeur benoemd (hierna: de executeur). In het testament is voorts het volgende bepaald:

“Taak executeur/bevoegdheid

De executeur heeft tot taak de goederen van de nalatenschap te beheren en de schulden van de nalatenschap te voldoen die tijdens zijn beheer uit die goederen moeten worden voldaan (…). In verband met de betaling van de schulden is de executeur bevoegd de door hem beheerde goederen van mijn nalatenschap te gelde te maken.

De executeur behoeft over de keuze en de te gelde making niet in overleg te treden met de legatarissen en of legitimarissen en hun toestemming daarvoor is ook niet vereist.”

2.6. In opdracht van de executeur heeft O. Overduijn, makelaar te Zeist, op 15 augustus 2007 een taxatierapport betreffende het woonhuis uitgebracht en de onderhandse verkoopwaarde van het woonhuis in verhuurde staat getaxeerd op € 327.500,00.

2.7. De executeur heeft mr. M.P.Sutter als boedelnotaris benoemd (hierna: de boedelnotaris). De boedelnotaris heeft op 31 oktober 2007 een verklaring van erfrecht opgesteld.

2.8. In de boedelbeschrijving die de executeur ter uitvoering van het testament op 4 december 2007 heeft opgesteld is het volgende opgenomen:

“Berekening nalatenschap van wijlen Dhr. [vader]

- woonhuis aan de [adres] te [woonplaats] (in bewoonde staat) € 327.500,00

- onroerende zaak [adres] [woonplaats] (minus vruchtgebruik) € 23.800,00

- inboedel woonhuis (ex aquo et bono) € 100,00

- auto Mercedes kenteken [nummer] € 100,00

- liquide middelen Postbank [nummer] (voorlopig afschr. Nr. 7) € 1.012,83

- idem Rabobank nr. [nummer] (voorlopig afschr. Nr. 256). € 10.522,56

- lening [vader] (incl. rente t/m 19-04-'07) € 8.868,00

-Ib/Prh 2007 (voorlopig) € 478,00

Sub Totaal € 373.290,39

schulden:

- kindsdelen in de nalatenschap van mevr. [moeder] (incl.rente) € 256.252,92

- resterende te betalen huish. schulden en begrafeniskosten € 4.145,37

- salaris executeur testamentair € P.M.

- salaris boedelnotaris € P.M.

Sub Totaal € 260.398,29

Het totaal van de bezittingen minus de schulden bedraagt € 112.892,19 – P.M.

(..)

De eventueel verschuldigde successierechten dienen daar nog op in mindering te worden gebracht

(…)”

De in de boedelbeschrijving genoemde“onroerende zaak [adres]” betreft het gemaal dat bij het testament is gelegateerd aan [gedaagde sub 2], onder de verplichting de waarde daarvan in de nalatenschap in te brengen. De door de executeur berekende erfdelen van elk van de zeven kinderen is gebaseerd op de netto erfdelen in de nalatenschap van de moeder van ieder € 32.697,13, vermeerderd met de rente van 7 % over die erfdelen tot 19 april 2007 (de sterfdatum van erflater). De legitimarissen niet-erfgenamen hebben hun legitieme portie opgeëist. Zij hebben ermee ingestemd dat op basis van de hiervoor vermelde door de exceuteur opgemaakte boedelbeschrijving aan ieder van hen € 8.063,72. (1/7 x (€ 112.892,19:2) wordt uitgekeerd.

2.9. Bij brief van 2 april 2009 heeft de executeur als volgt aan de boedelnotaris bericht:

“(…) Ik verzoek u mij te berichten dat U in kunt stemmen met het feit dat ik de onroerende zaak, gelegen aan de [adres] te [woonplaats] te koop zet bij makelaardij “Overduyn + Partners” voor de getaxeerde waarde van € 327.500,00. Ik kan na de verkoop overgaan tot de betaling van de diverse debiteuren, alsmede tot de betaling van de te verwachten aanslag successierecht (…)”

3. Het geschil

3.1. [eiseres] vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:

a. voor recht zal verklaren dat de woning te [woonplaats], in de verdeling van de nalatenschap van de erflater moet worden betrokken voor een waarde van € 546.000,00 althans tegen de onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik;

b. de omvang van de nalatenschap van de erflater vast zal stellen zoals in punt 8. van de dagvaarding is weergegeven;

c. de wijze van verdeling van de nalatenschap van de erflater en de moeder zal gelasten, primair zoals voorgesteld in punt 9. van de dagvaarding, subsidiair zoals voorgesteld in punt 10. van de dagvaarding;

althans subsidiair de wijze van verdeling van de nalatenschap van erflater vast zal stellen en daartoe aan [gedaagden]. de bevelen zal geven als de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;

d. [gedaagden]. zal veroordelen in de kosten van deze procedure.

3.2. [gedaagden]. voert verweer. Op de stellingen van partijen zal hierna voor zover van belang, nader ingegaan

4. De beoordeling

4.1. [eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat de executeur de woning ten onrechte heeft gewaardeerd tegen de onderhandse verkoopwaarde in verhuurde staat. Volgens haar dient de leegwaarde van de woning als uitgangspunt te worden genomen. Zij berekent deze op € 546.000,00 waarbij zij ervan uitgaat dat de getaxeerde waarde van de woning in verhuurde staat (€ 327.500,00) 60% van de leegwaarde bedraagt.

In punt 8 van de dagvaarding heeft [eiseres] het saldo van de nalatenschap herberekend uitgaande van de door haar verdedigde waarde van woonhuis van € 546.000,00. De overige bestanddelen van de nalatenschap heeft zij op dezelfde wijze gewaardeerd als de executeur in zijn berekening van het voorlopig saldo van de nalatenschap heeft gedaan.

4.2. Wat betreft de verdeling van de nalatenschap stelt [eiseres] voor, primair, dat alle bestanddelen van de nalatenschap aan [gedaagde sub 2] worden toebedeeld, waarbij het woonhuis wordt gewaardeerd op € 546.000,00 (waarde in onverhuurde staat) en dat hij, wegens overbedeling, de legitimarissen niet-erfgenamen en [gedaagde sub 1] en [eiseres] hun aandeel in de erfenis uitbetaalt volgens een berekening zoals door haar in punt 9 van de dagvaarding weergegeven. Subsidiair, voor het geval de rechtbank van oordeel is dat het woonhuis dient te worden gewaardeerd naar de waarde in verhuurde staat, dient volgens haar bij de verdeling van de nalatenschap het voordeel dat [gedaagde sub 2] van de huurovereenkomst geniet aan hem te worden toegerekend. Deze kan volgens [eiseres] worden begroot op het verschil tussen de leegwaarde van de woning en de waarde in verhuurde staat, derhalve op € 218.400,00. Meer subsidiair stelt [eiseres] dat aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] elk voor de helft van de waarde van het woonhuis in verhuurde staat wordt toegedeeld, dus aan elk een bedrag van € 163.800,00, waarbij dit bedrag voor [gedaagde sub 2] wordt vermeerderd met het door hem genoten voordeel uit de huurovereenkomst.

4.3. [eiseres] doet voorts een voorstel over de wijze waarop de door [gedaagde sub 2] vanaf de datum van overlijden van de erflater verschuldigde huur voor het woonhuis en het salaris van de executeur en de boedelnotaris in de verdeling moeten worden betrokken.

4.4. [gedaagden]. betogen dat de woning moet worden gewaardeerd in verhuurde staat, nu er sprake is van een rechtsgeldige huurovereenkomst die niet eindigt door het overlijden van de erflater (de verhuurder) en evenmin door overdracht van het woonhuis aan een derde. [gedaagde sub 2] wenst in het woonhuis te blijven wonen. [gedaagden]. kan zich niet verenigen met de door [eiseres] voorgestelde verdelingswijze van de bestanddelen van de nalatenschap. [gedaagde sub 2] heeft niet de wens of de financiële middelen om het woonhuis over te nemen. [gedaagden]. stelt voorts dat een bedrag van € 35.000,00 dat de erflater aan hem aan [jr]. heeft geleend, bij de verdeling van de nalatenschap dient te worden betrokken.

4.5. De rechtbank overweegt dat het geschil betreffende de omvang van de nalatenschap zich toespitst op de waarderingswijze van het woonhuis en de beweerdelijke lening van € 35.000,00. De wijze waarop de executeur de overige bestanddelen van de nalatenschap in de boedelbeschrijving heeft gewaardeerd vormen geen punt van geschil. Voor de vaststelling van de omvang van de nalatenschap kan voor die bestanddelen dan ook worden uitgegaan van de waardering door de executeur. Evenmin wordt de door de executeur gemaakte berekening van de legitieme porties door een van beide partijen betwist.

de waardering van het woonhuis

4.6. Kernpunt van het geschil is de vraag of bij het vaststellen van de omvang van de nalatenschap van erflater het woonhuis al of niet vrij van huur dient te worden gewaardeerd. Ter comparitie is gebleken dat de executeur de makelaar opdracht heeft gegeven de woning te koop aan te bieden, waartoe de executeur niet gerechtigd was, aldus [eiseres].

4.7. De rechtbank oordeelt als volgt. De executeur is op grond van artikel E van het testament bevoegd goederen te verkopen in verband met de schulden van de nalatenschap. Uit de brief van 2 april 2009 van de executeur blijkt dat de beslissing van de executeur om over te gaan tot verkoop van het woonhuis verband houdt met de betaling van schuldeisers. Gelet op het bepaalde in artikel 147 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en de omstandigheid dat de erflater niet in zijn testament heeft bepaald dat de executeur voor een dergelijke verkoop de toestemming van de erfgenamen behoeft, is de executeur bevoegd om tot de verkoop over te gaan. Betreffende de stelling van [eiseres] dat uit het testament a contrairo kan worden afgeleid dat voordat de executeur goederen kan vervreemden overleg met de erfgenamen is vereist, overweegt de rechtbank als volgt. Ingevolge artikel 147 lid 2 BW treedt de executeur, tenzij de erflater anders beschikt, omtrent de keuze van de te gelde te maken goederen en de wijze van tegeldemaking zoveel mogelijk in overleg met de erfgenamen. Ook indien de stelling van [eiseres] juist zou zijn en de erflater met artikel E van het testament heeft beoogd de uitzondering op artikel 147 lid 2 slechts van toepassing te laten zijn op de legitimarissen niet-erfgenamen en niet op de drie legitimarissen die erfgenaam zijn, kan hetgeen van [eiseres] heeft aangevoerd niet leiden tot het door haar gewenste gevolg dat de executeur onbevoegd handelt door tot verkoop van de woning over te gaan. Het op grond van artikel 147 lid 2 vereiste overleg betreft slechts de keuze welk goed te gelde wordt gemaakt en de wijze waarop dat geschiedt. Gesteld noch gebleken is dat [eiseres] op zichzelf bezwaar heeft tegen vervreemding van het woonhuis. [eiseres] heeft niet betwist dat in de boedelbeschrijving alle goederen van de nalatenschap zijn benoemd. Onder deze omstandigheden had het op haar weg gelegen concreet aan te geven welk(e) ander(e) goed(eren) uit de boedel de executeur te gelde had moeten maken. De enkele stelling dat er mogelijk eerst andere activa te gelde gemaakt konden worden voordat het woonhuis wordt verkocht acht de rechtbank dan ook onvoldoende ter onderbouwing van de door [eiseres] gestelde tekortkoming in de overlegverplichting door de executeur. Het betoog van [eiseres] dat de executeur met de verkoop vooruitloopt op de verdeling treft evenmin doel, nu het gaat om verkoop van een goed in het kader van de beheertaak van de executeur en het dus geen handeling in het kader van de verdeling van de nalatenschap betreft.

4.8. Niet in geschil is dat [gedaagde sub 2] huurder is van een gedeelte van de woning op grond van een huurcontract voor onbepaalde tijd. Dit huurcontract is niet geëindigd door het overlijden van de erflater (artikel 7:229 lid 1 BW) en [gedaagde sub 2] wenst de huur voort te zetten. De koper van de woning zal dan ook op grond van artikel 7:226 lid1 BW gebonden zijn aan de huurovereenkomst van de woning. Onder deze omstandigheden is de waarde in het economisch verkeer waartegen de woning in de verdeling van de nalatenschap van de erflater moet worden betrokken de gerealiseerde verkoopprijs van de woning in (gedeeltelijk) verhuurde staat.

4.9. Op grond van het voorgaande zal de vordering van [eiseres] om voor recht te verklaren dat de woning in de verdeling van de nalatenschap van de erflater moet worden betrokken voor een waarde van € 546.000,00 althans tegen de onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik, worden afgewezen.

de verdeling van de nalatenschap

4.10. Betreffende de wijze van verdeling van de nalatenschap overweegt de rechtbank het volgende. In hetgeen [eiseres] heeft aangevoerd worden geen aanknopingspunten gezien voor een verdeling als door haar voorgesteld, die er op neerkomt dat (ongeacht de gehanteerde waardering van het woonhuis) alle bestanddelen van de nalatenschap aan [gedaagde sub 2] worden toegedeeld en hij, wegens overbedeling, de legitimarissen niet-erfgenamen en de beide andere erfgenamen ([gedaagde sub 1] en [eiseres]) uit dient te betalen. Het enkele feit dat het woonhuis aan [gedaagde sub 2] is verhuurd is onvoldoende reden om dit aan hem toe te delen. [gedaagde sub 2] heeft uitdrukkelijk naar voren gebracht dat hij het woonhuis niet kan financieren. Bovendien is, indien het woonhuis wordt verkocht aan een derde, toedeling aan een van de erfgenamen niet (meer) aan de orde. Bij de verdeling zal elk van de erfgenamen dan ook gelijkelijk delen in de daadwerkelijk gemaakte opbrengst van het woonhuis.

het beweerdelijk genoten voordeel vanwege de huurovereenkomst

4.11. De rechtbank ziet voorts geen grond voor toerekening aan [gedaagde sub 2] van het - beweerdelijk- genoten voordeel vanwege de huurovereenkomst, zoals door [eiseres] is voorgesteld. De erflater heeft de huurovereenkomst met [gedaagde sub 2] gesloten voor een gedeelte van het woonhuis. De omstandigheid dat hij thans, als gevolg van het overlijden van erflater, voor dezelfde huurprijs het alleengebruik heeft van gedeelten van de woning die hij voorheen wellicht in gemeenschappelijk gebruik met erflater had, heeft geen benadeling van de beide andere erfgenamen tot gevolg. Evenmin kan deze omstandigheid tot het oordeel leiden dat [gedaagde sub 2] (ten onrechte) wordt bevoordeeld, aangezien hij bij verkoop van de woning, conform het huurcontract, het gebruik van de woning zal moeten delen met de nieuwe bewoners. De vordering op grond van ongerechtvaardigde verrijking slaagt om die reden evenmin.

de door [gedaagde sub 2] verschuldigde huur na de sterfdatum van de erflater

4.12. Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde sub 2] een huur van € 300,00 per maand verschuldigd is. Uit het huurcontract blijkt dat deze huur werd verrekend met de kosten van de verzorging van erflater. Na het overlijden van erflater is er geen grondslag voor deze verrekening. [gedaagden]. heeft ook niet betwist dat [gedaagde sub 2] vanaf de datum van overlijden de huur dient te betalen. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [gedaagde sub 2] vanaf de sterfdatum van de erflater (19 april 2007) huur verschuldigd is aan de onverdeelde nalatenschap. Met deze huurschuld van [gedaagde sub 2] zal bij de verdeling van de nalatenschap rekening moeten worden gehouden.

het salaris van de executeur en de boedelnotaris

4.13. Het salaris van de boedelnotaris (kosten van de vereffening, artikel 4:7 lid 1 sub c BW ) en de executeur (artikel 4:7 lid 1 sub d BW) zijn schulden van de nalatenschap en dienen als zodanig te worden afgetrokken van de positieve baten van de nalatenschap.

De overige bestanddelen van de nalatenschap

4.14. Niet in geschil is dat [gedaagde sub 2] het bedrag van € 23.800,00 zijnde de waarde van het aan hem gelegateerde gemaal in de nalatenschap moet inbrengen. Hiermee zal bij de verdeling van de nalatenschap rekening moeten worden gehouden. Voor de overige in de boedelbeschrijving opgenomen bestanddelen van de nalatenschap heeft [eiseres] niet aangegeven wat de grond is om deze aan [gedaagde sub 2] toe te delen. Partijen zullen over de toedeling daarvan in overleg met elkaar dienen te treden.

de beweerdelijke lening van € 35.000,00

4.15. [gedaagden]. stelt dat de erflater bedragen van € 25.000,00 en € 10.000 in contanten aan [jr] heeft overhandigd. Volgens [gedaagden]. betreft dit een lening die op enig moment moest worden terugbetaald. Dit bedrag van in totaal € 35.000,00 dient volgens hem in de nalatenschap te worden betrokken. Ter onderbouwing van deze stelling heeft [gedaagden]. rekeningafschriften van de bankrekening van de erflater overgelegd.

4.16. In haar verweer stelt [eiseres] dat de erflater een bedrag van € 10.000,00 aan haar en [jr]. heeft geschonken voor de uitvaart van [jr]. [jr]. was ernstig ziek en hij had geen begrafenisverzekering. Het betreft een gift die op grond van artikel 4:69 lid 1 van het BW niet voor inkorting vatbaar is. [eiseres] betwist de door [gedaagden]. gestelde betaling van een bedrag van € 25.000,00 door de erflater.

4.17. De rechtbank overweegt als volgt. Uit de door [gedaagden]. overgelegde bankafschriften blijkt dat op 15 mei 2005 een bedrag van €10.000,00 van de rekening van erflater is afgeschreven onder de vermelding “bestelling eurobiljetten” en dat op 4 december 2005 onder dezelfde vermelding een bedrag van € 25.000,00 van deze rekening is afgeschreven. Uit deze bankafschriften kan echter niet worden opgemaakt wat de bestemming van deze afgeboekte bedragen is geweest. De enkele stelling van [gedaagde sub 2] dat hij destijds zijn vader naar de bank heeft gereden om contant geld op te nemen en dat zijn vader hem heeft meegedeeld dat het om € 35.000,000 ging, is onvoldoende om te concluderen dat deze geldopnamen een geldlening van de erflater aan [jr]. betrof. Op grond van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering rust op [gedaagden]. de last om zijn stelling, dat de erflater een bedrag van € 35.000,00 aan [jr]. heeft geleend, te bewijzen. De rechtbank zal [gedaagden]. in de gelegenheid stellen zich bij akte uit te laten over de vraag of hij zijn stelling wenst te bewijzen en zo ja op welke wijze hij dat zal doen.

4.18. Indien [gedaagden]. de door hem gestelde lening wenst te bewijzen en hij slaagt in dit bewijs, dan dient het bedrag van € 35.000,00 te worden aangemerkt als een schuld van [eiseres] aan de nalatenschap en als positieve bate bij de berekening van de waarde van de nalatenschap te worden betrokken. Bij de verdeling zal dit bedrag, met toepassing van artikel 3:184 BW als schuld van [eiseres] aan de nalatenschap, aan haar moeten worden toegerekend.

conclusies

4.19. Nadat de waarden van alle bestanddelen van de nalatenschap met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen zijn vastgesteld, kan het verschil tussen de positieve baten en de schulden van de nalatenschap worden vastgesteld. Op het aldus verkregen saldo dienen de legitieme porties ten bedrage van ( 7 x 8.063,72 =) € 56.446,04 in mindering te worden gebracht. In dit verband overweegt de rechtbank dat een (mogelijke) wijziging in de positieve baten en schulden weliswaar een wijziging in de hoogte van de legitieme porties met zich brengt, maar hierin wordt geen grond gezien om de reeds door de executeur berekende legitieme porties van elk € 8063,72 te wijzigen. De legitimarissen hebben immers allen ingestemd met uitkering van dit bedrag en de hoogte van de legitieme portie is geen onderwerp van geschil in dit geding.

4.20. Het voorgaande betekent dat thans vanwege het ontbreken van gegevens nog niet tot verdeling van de nalatenschap kan worden overgegaan.

4.21. Nu in dit tussenvonnis inmiddels op een aantal punten een eindbeslissing wordt gegeven geeft de rechtbank partijen in overweging (nogmaals) met elkaar in overleg te treden teneinde alsnog overeenstemming te bereiken.

4.22. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5. De beslissing

De rechtbank

5.1. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 17 februari 2010 voor het nemen van een akte door [gedaagden]. uitsluitend om [gedaagden]. in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de vraag of hij zijn stelling als genoemd in ?4.17 wenst te bewijzen en zo ja, op welke wijze hij dit zal doen,

5.2. houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. H. Phaff en in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2010. SM


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature