Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Deze rechterlijke uitspraak is tegenwoordig bekend onder ECLI:NL:RBSGR:2009:BK6072 , LJN BK6072

Inhoudsindicatie:

De Staat is ontvankelijk. Voor het inwilligen van en uitleveringsverzoek draagt de Minister van Justitie volledige verantwoordelijkheid en hij kan daarop in rechte worden aangesproken. Vervolgens is het de vraag of de Minister van zijn beleidsvrijheid een zo onjuist gebruik maakt dat er sprake is van een onrechtmatige daad jegens eiser. Deze vraag wordt negatief beantwoord. Uitgangspunt is (artikel 2 lid 1 van) het EUV en niet de brief van 11 maart 2009 van de Servische autoriteiten waarin onder meer staat vermeld dat de Republiek Servië bevoegd is tot tenuitvoerlegging vanwege de omstandigheid dat op haar grondgebied een begin is gemaakt met de tenuitvoerlegging van de straf.

Uitspraak



RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector civiel recht - voorzieningenrechter

Vonnis in kort geding van 9 december 2009,

gewezen in de zaak met zaak- / rolnummer: 351677 / KG ZA 09-1526 van:

[eiser]

thans verblijvende in [verblijfplaats],

eiser,

advocaat mr. R.A. van der Horst te Amsterdam,

tegen:

de Staat der Nederlanden, (Ministerie van Justitie),

zetelende te 's-Gravenhage,

gedaagde,

advocaat mr. A.Th.M. ten Broeke te 's-Gravenhage.

1. De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 1 december 2009 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.

1.1. Bij nota nummer 1174-1/2008 van 26 november 2008 heeft de Servische Ambassade namens de Republiek Servië de uitlevering van eiser verzocht.

1.2. Het verzoek betreft de (verdere) tenuitvoerlegging van een arrest van het gerechtshof te Bijelo Polje van 8 september 1993 waarbij de aan eiser opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraffen bij de onherroepelijke uitspraken van het gerechtshof te Bijelo Polje K. Nr. 28/91 (10 juli 1991) en de rechtbank te Bijelo Polje K. Nr. 388/90 (12 september 1991) en K. Nr 167/91 (12 september 1991) werden gecombineerd tot één totale gevangenisstraf van 20 jaar.

1.3. De Republiek Servië en de Republiek Montenegro waren in 1991 en 1993 deelrepublieken van de Federale Republiek Joegoslavië. Sinds 2006 zijn de Republiek Servië en de Republiek Montenegro soevereine staten, waarbij Servië mede rechtsopvolger is van de Federale Republiek Joegoslavië. Bijelo Polje is gelegen binnen de Republiek Montenegro.

1.4. Op 29 juni 1999 heeft de gevangenisdirecteur van de gevangenis te Požarevac een arrestatiebevel uitgevaardigd.

1.5. Bij brief van 11 maart 2009 heeft de 'assistant minister' van de 'Sector for Normative Affairs and International Legal Cooperation' van de Republiek Servië, voor zover relevant, het volgende aan de Nederlandse Minister van Justitie (verder de Minister) in Engelse vertaling geschreven:

"The Ministry of Justice of the Republic of Serbia was bound to request the extradition of [eiser], as the same had been serving his imprisonment term in the Prison of Pozarevac in the Republic of Serbia, wherefrom he escaped on 23.06.1999, (...). As the prison of Pozarevac is located in territory of the Republic of Serbia, on these grounds the International Wanted Notice and the Extradition Demand were launched by the Ministry of Justice of the Republic of Serbia".

1.6. De uitleveringskamer van deze rechtbank, sector strafrecht, (verder de uitleveringskamer) heeft bij uitspraak van 18 maart 2009 de uitlevering van eiser toelaatbaar verkaard. De uitspraak vermeldt, voor zover van belang, het volgende (waarbij eiser wordt aangeduid met de opgeëiste persoon):

"Ad. 3.

De rechtbank toetst ex tunc of de straf of maatregel destijds is opgelegd binnen het gebied van de verzoekende partij. Ten tijde van het in kracht van gewijsde treden van de door het gerechtshof gewezen arresten (1993 en 1991) en de door de rechtbank van eerste instantie gewezen vonnissen (1991) waren de huidige soevereine staten Servië en Montenegro nog onderdeel van één volkenrechtelijke entiteit, namelijk de Federale Republiek Joegoslavië. Servië, als mede rechtsopvolger van de Federale Republiek Joegoslavië, is dan ook bevoegd om een verzoek in te dienen ter fine van strafexecutie van de aan de opgeëiste persoon opgelegde gevangenisstraf en kennelijk gaat het daarvan uit en kan het naar zijn nationale recht daarvan uitgaan, waarbij in het midden kan blijven of niet ook Montenegro tot tenuitvoerlegging bevoegd zou zijn.

Ad. 4.

In aansluiting op het vorenoverwogene stelt de rechtbank vast dat uit niets blijkt dat de Servische autoriteiten niet bevoegd zijn om het onderhavige rechtshulpverzoek te doen, waarbij wederom in het midden kan blijven of niet ook Montenegro zulks zou kunnen doen gelet op het te dezen toepasselijk verdrag".

1.7. Bij advies van 18 maart 2009 heeft de rechtbank de Minister geadviseerd om aan het Servische uitleveringsverzoek gevolg te geven.

1.8. Tegen de uitspraak van de rechtbank is door eiser cassatie ingesteld. Bij arrest van 8 september 2009 heeft de Hoge Raad eiser niet ontvankelijk verklaard in het beroep omdat de advocaat van eiser niet vóór de dienende dag bij de Hoge Raad een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft ingediend.

1.9. Bij beschikking van 15 oktober 2009 heeft de Minister de uitlevering van eiser aan Servië toegestaan. De beschikking vermeldt onder rechtsoverweging 4.1, voor zover relevant, het volgende (waarbij eiser ook hier wordt aangeduid met de opgeëiste persoon):

"De Minister sluit zich aan bij het oordeel van de rechtbank. De Minister heeft bij brief van 11 maart 2009 op verzoek van de rechtbank, naar aanleiding van dit verweer, aan de Servische autoriteiten verzocht te bevestigen dat Servië bevoegd is om een verzoek in te dienen ter fine van strafexecutie van de aan de opgeëiste persoon opgelegde gevangenisstraf. De Servische autoriteiten hebben bij brief van 11 maart 2009 bevestigend hierop geantwoord. Gelet hierop wordt dit verweer verworpen".

1.10. Artikel 2 lid 1 van het Europees Verdrag betreffende uitlevering (verder het EUV) bepaalt het volgende:

"Tot uitlevering zullen kunnen leiden feiten die krachtens de wetten van de verzoekende Partij en van de aangezochte Partij strafbaar zijn gesteld met een vrijheidsstraf of met een maatregel welke vrijheidsbeneming medebrengt, met een maximum van ten minste een jaar of met een zwaardere straf. Wanneer er binnen het gebied van de verzoekende Partij een straf of een maatregel is opgelegd moet die straf of die maatregel ten minste de duur van vier maanden hebben".

1.11. Servië (toen geheten Joegoslavië) is sinds 29 december 2002 partij bij het EUV. Montenegro is sinds 6 juni 2006 partij bij het EUV.

2. De vordering, de gronden daarvoor en het verweer

2.1. Eiser vordert de Staat te verbieden hem uit te leveren aan de Republiek Servië en te veroordelen in de kosten van deze procedure.

2.2. Daartoe voert eiser het volgende aan.

De uitlevering is onrechtmatig omdat ingevolge artikel 2 lid 1 van het EUV bij een executie uitlevering sprake moet zijn van een straf of maatregel die is opgelegd binnen het gebied van de verzoekende partij. De Republiek Servië is de verzoekende partij terwijl de straffen opgelegd zijn in de huidige soevereine staat Montenegro. Eiser is in 1991 veroordeeld tot gevangenisstraffen door de rechtbank en het gerechtshof te Bijelo Polje die in 1993 door het gerechtshof te Bijelo Polje zijn samengevoegd tot één straf van 20 jaar. Sinds 2006 zijn Servië en Montenegro soevereine staten. Bijelo Polje is gelegen in de huidige soevereine staat Montenegro. Eiser heeft de Montenegrijnse nationaliteit, de feiten zijn gepleegd in Montenegro, de opgelegde straffen zijn gebaseerd op de bepalingen van het Wetboek van Strafrecht van de Republiek Montenegro. Nu de straffen niet zijn opgelegd binnen het gebied van de verzoekende partij de Republiek Servië, kan uitlevering niet worden toegestaan. Dat de tenuitvoerlegging van de straffen voor een deel hebben plaatsgevonden in een gevangenis op het grondgebied van Servië (Požarevac) is niet relevant.

2.3. De Staat voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

3. De beoordeling van het geschil

3.1. Eiser legt aan zijn vordering ten grondslag dat de Staat jegens hem onrechtmatig handelt. Daarmee is in zoverre de bevoegdheid van de burgerlijke rechter - in dit geval de voorzieningenrechter in kort geding - tot kennisneming van de vorderingen gegeven.

3.2. De Staat heeft als primair verweer aangevoerd dat eiser niet ontvankelijk is in zijn vorderingen. Dit verweer faalt. Het oordeel van de uitleveringskamer heeft, gelet op artikel 33 van de Uitleveringswet , formeel niet meer betekenis dan een advies. De Minister kan - tenzij de uitlevering ontoelaatbaar is verklaard - ervan afwijken, bijvoorbeeld omdat de beslissing van de rechtbank kennelijk op een fout of een vergissing berust, of omdat de omstandigheden zich inmiddels hebben gewijzigd, of omdat de Minister met betrekking tot een bepaalde rechtsvraag een andere opvatting is toegedaan dan de rechter of om welke andere reden ook. Het oordeel van de uitleveringsrechter dat de uitlevering toelaatbaar is, bindt de Minister dan ook niet. Voor het inwilligen van een uitleveringsverzoek draagt de Minister volledige verantwoordelijkheid en hij kan daarop in rechte worden aangesproken.

3.3. Vervolgens is het de vraag of de Minister van zijn beleidsvrijheid een zo onjuist gebruik maakt dat er sprake is van een onrechtmatige daad jegens eiser. Deze vraag wordt negatief beantwoord. Uitgangspunt is (artikel 2 lid 1 van) het EUV en niet de brief van 11 maart 2009 van de Servische autoriteiten waarin onder meer staat vermeld dat de Republiek Servië bevoegd is tot tenuitvoerlegging vanwege de omstandigheid dat op haar grondgebied een begin is gemaakt met de tenuitvoerlegging van de straf.

3.4. Artikel 2 lid 1 van het EUV bepaalt dat executie uitlevering alleen mogelijk is wanneer er binnen het gebied van de verzoekende partij een straf of maatregel is opgelegd. De uitleveringskamer van deze rechtbank heeft ex tunc getoetst of de straffen destijds zijn opgelegd binnen het gebied van de verzoekende partij (zie onder 1.6). De Staat sluit zich aan bij het oordeel van de uitleveringskamer.

3.5. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat ex nunc moet worden getoetst. Of aan de vereisten van artikel 2 lid 1 van het EUV is voldaan, dient zijns inziens beoordeeld te worden aan de hand van de op het moment van de beoordeling van het uitleveringsverzoek geldende situatie. Bijelo Polje is thans gelegen in de Republiek Montenegro, zodat de rechterlijke colleges in de Republiek Montenegro de straffen hebben opgelegd. Alleen de Republiek Montenegro is daarom bevoegd om uitlevering van eiser te verzoeken ter uitvoerlegging van de straffen, aldus eiser.

3.6. De voorzieningenrechter overweegt dat van doorslaggevende betekenis is dat in 1991 en 1993 straffen zijn opgelegd door rechterlijke colleges te Bijelo Polje dat destijds gelegen was in de Federale Republiek Joegoslavië. De straffen zijn derhalve opgelegd door rechterlijke colleges in de periode dat Servië en Montenegro deelrepublieken waren van de Federale Republiek Joegoslavië. Zoals in de uitspraak van de uitleveringskamer van 18 maart 2009 reeds is overwogen, is Servië als mede rechtsopvolger van de Federale Republiek Joegoslavië dan ook bevoegd om een uitleveringsverzoek in te dienen. De door eiser aangehaalde uitspraken in zijn pleitnota (HR LJN AH8601 en HR LJN BD1852) zien op de vraag naar welk recht de uitlevering beoordeeld moet worden, hetgeen een andere vraag is dan de hier relevante vraag in welke staat het rechtscollege dat de straf oplegde was gelegen. De Minister heeft dan ook door conform het vonnis van de rechtbank te beslissen niet onrechtmatig gehandeld.

3.7. Eiser zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

4. De beslissing

De voorzieningenrechter:

- wijst het gevorderde af;

- veroordeelt eiser in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van de Staat begroot op € 1.078,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat en € 262,-- aan griffierecht;

- verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2009.

mb


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature