Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Bij brief van 1 september 2009 heeft de voorzitter van de raad van de gemeente Abcoude (hierna: de voorzitter van de raad) [appellant] gewaarschuwd dat hij niet voldoet aan een vereiste voor het lidmaatschap van de raad van de gemeente Abcoude (hierna: de raad).

Uitspraak



200908213/1/H2.

Datum uitspraak: 27 november 2009

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant],

en

de raad van de gemeente Abcoude,

verweerder.

1. Procesverloop

Bij brief van 1 september 2009 heeft de voorzitter van de raad van de gemeente Abcoude (hierna: de voorzitter van de raad) [appellant] gewaarschuwd dat hij niet voldoet aan een vereiste voor het lidmaatschap van de raad van de gemeente Abcoude (hierna: de raad).

De raad heeft hierover een oordeel uitgesproken op 15 oktober 2009.

Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 oktober 2009, beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Kiesraad heeft inlichtingen verschaft.

[appellant] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 november 2009, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. G.J. Scholten, advocaat te Utrecht, en de raad, vertegenwoordigd door mr. P.M.L. Schilder-Spel en mr. M.C. Muus, beiden advocaat te Utrecht, alsmede J. Streng, burgemeester van Abcoude, zijn verschenen.

Voorts is ter zitting de Kiesraad, vertegenwoordigd door mr. F. Arichi, werkzaam bij de Kiesraad, en mr. R. Hoorweg, waarnemend secretaris-directeur van de Kiesraad, gehoord.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 3 van de Gemeentewet worden zij die als ingezetene met een adres zijn ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van een gemeente, voor de toepassing van deze wet, behoudens bewijs van het tegendeel, geacht werkelijke woonplaats te hebben in die gemeente.

Ingevolge artikel 10, eerste lid, voor zover hier van belang, is voor het lidmaatschap van de raad vereist dat men ingezetene van de gemeente is.

Ingevolge artikel X 1, eerste lid, van de Kieswet houdt een lid van een vertegenwoordigend orgaan op lid te zijn, zodra onherroepelijk is komen vast te staan dat hij een van de vereisten voor het lidmaatschap niet bezit of dat hij een met het lidmaatschap onverenigbare betrekking vervult.

Ingevolge het tweede lid geeft de voorzitter van het vertegenwoordigend orgaan hiervan onverwijld kennis aan de voorzitter van het centraal stembureau.

Ingevolge artikel X 5, eerste lid, geeft een lid van de gemeenteraad, wanneer hij komt te verkeren in een van de gevallen, genoemd in het eerste lid van artikel X 1, hiervan kennis aan de raad, met vermelding van de reden.

Ingevolge het tweede lid waarschuwt de voorzitter van de raad de belanghebbende schriftelijk, indien de kennisgeving niet is gedaan en hij van oordeel is, dat een lid van de gemeenteraad verkeert in een van de gevallen, genoemd in het eerste lid van artikel X 1.

Ingevolge het derde lid staat het deze vrij de zaak uiterlijk op de achtste dag na de dagtekening van de in het tweede lid bedoelde waarschuwing aan het oordeel van de raad te onderwerpen.

Ingevolge artikel X 9, voor zover hier van belang en gelezen in samenhang met artikel D 9, kan een belanghebbende tegen een beschikking als bedoeld in X 5, derde lid, beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

2.2. Bij brief van 1 september 2009 heeft de voorzitter van de raad [appellant] meegedeeld dat ter zijner kennis is gekomen dat [appellant] per 27 juli 2009 staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (hierna: de GBA) van de gemeente Loenen en hem de waarschuwing bedoeld in artikel X 5, tweede lid, van de Kieswet gegeven dat hij daarmee niet meer voldoet aan het in artikel 10, eerste lid, van de Gemeentewet neergelegde vereiste voor het lidmaatschap van de raad. Na de uitspraak van de Afdeling van 14 oktober 2009 in zaak nr. 200907489/1/H2 op het beroep van [appellant] tegen het niet-uitspreken van een oordeel door de raad over deze waarschuwing, heeft de raad op 15 oktober 2009 een oordeel gegeven over de waarschuwing als bedoeld in artikel X 5, derde lid, van de Kieswet .

2.3. Het betoog van [appellant] dat de raad ten onrechte niet een inhoudelijk oordeel heeft gegeven over de door de voorzitter van de raad gegeven waarschuwing, maar heeft volstaan met een oordeel over de vraag of de voorzitter bevoegd was de waarschuwing te geven, mist feitelijke grondslag. Uit de adviesnota die ten grondslag ligt aan het oordeel van de raad en uit het conceptverslag van het debat dat op 15 oktober 2009 in de raad heeft plaatsgevonden, blijkt dat de raad een inhoudelijk oordeel heeft gegeven over de door de voorzitter van de raad gegeven waarschuwing.

2.4. [appellant] betoogt dat de raad ten onrechte niet heeft geoordeeld dat de voorzitter van de raad niet bevoegd was hem de waarschuwing te geven. De inschrijving in de GBA van de gemeente Loenen was nog niet in rechte onaantastbaar, zodat niet onherroepelijk vaststond dat hij geen ingezetene meer was van de gemeente Abcoude.

2.4.1. In de geschiedenis van de totstandkoming van de artikelen X 1 en X 5 van de Kieswet (Kamerstukken II 1987/88, 20 264, nr. 3, blz.163) is vermeld dat het opnemen van het woord "onherroepelijk" in artikel X 1, eerste lid, ertoe strekt opschortende werking te verlenen aan het beroep tegen een besluit van provinciale staten of de gemeenteraad waarin deze organen bevestigen dat betrokkene een van de vereisten voor het lidmaatschap niet bezit of een met het lidmaatschap onverenigbare betrekking vervult. Gelet op de tekst van de artikelen X 1, eerste lid, en X 5, tweede lid, van de Kieswet en de totstandkomingsgeschiedenis daarvan, in onderlinge samenhang bezien, wordt met "onherroepelijk is komen vast te staan" in artikel X 1, eerste lid, van de Kieswet gedoeld op de procedure van artikel X 5, waarbij het niet voldoen aan het lidmaatschapsvereiste, dan wel het vervullen van een met het lidmaatschap onverenigbare betrekking wordt vastgesteld. Zou de opvatting van [appellant] dat de waarschuwing eerst kan worden gegeven nadat onherroepelijk is komen vast te staan dat hij geen ingezetene meer is van de gemeente Abcoude gevolgd worden, dan zou daarmee de in artikel X 5 neergelegde procedure zinledig zijn. Het betoog faalt.

2.5. [appellant] betoogt voorts dat de raad ten onrechte niet heeft geoordeeld dat de voorzitter hem ten onrechte de waarschuwing heeft gegeven, nu hij heeft betwist zijn werkelijke woonplaats in de gemeente Loenen te hebben en bezwaar heeft gemaakt tegen de inschrijving in de GBA van Loenen waarop nog niet is beslist. De waarschuwing is gegeven zonder dat zorgvuldig onderzoek heeft plaatsgevonden naar zijn werkelijke woonplaats, aldus [appellant].

2.5.1. Ook dit betoog faalt. Vaststaat dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Loenen, na een aan [appellant] verzonden voornemen daartoe, [appellant] ambtshalve heeft ingeschreven in de GBA van die gemeente. Ingevolge artikel 3 van de Gemeentewet wordt hij geacht in die gemeente zijn werkelijke woonplaats te hebben, behoudens bewijs van het tegendeel. De raad heeft zich bij de beoordeling van de waarschuwing terecht op het standpunt gesteld dat de voorzitter van de raad niet gehouden was tot eigen onderzoek naar de werkelijke woonplaats van [appellant] en van de inschrijving in de GBA van Loenen mocht uit gaan. Het was aan [appellant] om op of voorafgaand aan de raadsvergadering van 15 oktober 2009 feiten te stellen waaruit blijkt dat hij niet in Loenen, maar in Abcoude zijn werkelijke woonplaats heeft en daarvan bewijs te leveren. Dit heeft hij echter nagelaten. [appellant] heeft blijkens het conceptverslag van de raadsvergadering van 15 oktober 2009, anders dan hij heeft gesteld, uitdrukkelijk de gelegenheid gekregen zijn zienswijze daarover te geven. Dat [appellant], naar hij ter zitting heeft gesteld, in zowel zijn woning in Abcoude als zijn woning in Loenen verblijft, waardoor het volgens hem moeilijk is het tegenbewijs te leveren, komt voor zijn rekening.

2.6. [appellant] betoogt verder dat de raad ten onrechte niet heeft geoordeeld dat de voorzitter van de raad, in strijd met het bepaalde in artikel 4:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), hem niet voorafgaand aan de door hem gegeven waarschuwing heeft gehoord en voorts dat de raad de artikelen 7:16 en 7:18 van de Awb over de behandeling van administratief beroep niet in acht heeft genomen, zodat het besluit van de raad reeds daarom voor vernietiging in aanmerking komt.

2.6.1. Hoewel het overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:8 van de Awb op de weg van de voorzitter lag om [appellant] voorafgaande aan het geven van de waarschuwing te horen, kan dit gebrek geacht worden te zijn geheeld, nu [appellant] blijkens het conceptverslag van de raadvergadering van 15 oktober 2009 tijdens die vergadering genoegzaam in de gelegenheid is geweest feiten en omstandigheden over zijn werkelijke woonplaats naar voren te brengen. Verder vereist de voorziening van de raad op grond van artikel X 5, derde lid, van de Kieswet een spoedige afhandeling, aangezien het lidmaatschap van de raad onmiddellijk eindigt indien een lid een van de vereisten voor het lidmaatschap verliest. Daarop kunnen de artikelen 7:16 en 7:18 van de Awb niet onverkort van toepassing worden geacht. Nu [appellant] door de raad genoegzaam in de gelegenheid is gesteld zijn standpunt toe te lichten, dat de voorzitter van de raad ten onrechte heeft geconstateerd dat hij het vereiste van het lidmaatschap dat hij ingezetene van de gemeente is niet bezit, en het tegendeel van die constatering te bewijzen, bestaat geen grond voor het oordeel dat [appellant] niet is gehoord. Evenmin is gebleken dat hij door de korte termijn waarop het oordeel van de raad over de waarschuwing is geagendeerd na de uitspraak van de Afdeling van 14 oktober 2009, in zijn belangen is geschaad. Vanaf de ontvangst van de brief van 1 september 2009 heeft hij de tijd gehad zich in het kader van de voorziening op de raad voor te bereiden.

Het betoog faalt.

2.7. Het betoog van [appellant] ten slotte dat de raad zijn oordeel over de waarschuwing van de voorzitter van de raad ten onrechte niet heeft gemotiveerd, faalt evenzeer. De motivering is opgenomen in de adviesnota die aan het raadsbesluit ten grondslag heeft gelegen. Die adviesnota was [appellant] bekend.

2.8. Nu [appellant] geen kennisgeving aan de raad als bedoeld in artikel X 5, eerste lid, van de Kieswet heeft gedaan, heeft de raad terecht geoordeeld dat de voorzitter van de raad hem terecht heeft gewaarschuwd dat hij niet meer voldeed aan een van de vereisten voor het lidmaatschap van de raad.

2.9. Het beroep is ongegrond.

2.10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. H.G. Lubberdink en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van Staat.

w.g. Slump w.g. Poot

voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 27 november 2009

362.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



∧ naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature