Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Raadsman: Verweer onbevoegdheid kantonrechter met betrekking tot strafbare feiten gepleegd in Moerdijk, omdat aan de in artikel 2 Sv opgenomen competentieregeling niet is voldaan.

Hof: In het kader van de gemeentelijke herindeling (Wet van 11-09-1996, Stb. 449) is de gemeente Zevenbergen met vier andere gemeenten per 01-01-1997 opgegaan in een nieuw gevormde gemeente die blijkens art. 2 van genoemde wet van 11-09-1996 ook Zevenbergen is gaan heten en door de raad van de nieuw gevormde gemeente per 1 april 1998 is omgedoopt tot Moerdijk. Als gevolg van een kennelijke omissie is verzuimd de nieuwe naam te verwerken in het destijds geldende art. 2 van de Wet op de rechterlijke indeling, dat het rechtsgebied regelde van de toen nog bestaande kantongerechten, waaronder het kantongerecht Zevenbergen, behorende tot het ressort ’s-Hertogenbosch.

Er kan evenwel geen twijfel over bestaan dat de gemeente Zevenbergen, dat tot het rechtsgebied van het kantongerecht Zevenbergen behoorde, betrekking heeft op de nieuw gevormde gemeente.

Vervolgens is het kantongerecht Zevenbergen opgeheven met ingang van 1 mei 2001 en is het rechtsgebied van dit kantongerecht ondergebracht bij dat van het kantongerecht Bergen op Zoom. Artikel 2 van de Wet op de rechterlijk indeling zoals dat gold van 1 mei 2001 tot en met 31 december 2001 vermeldt dat tot het rechtsgebied van het kantongerecht Bergen op Zoom o.a. behoort de gemeente Moerdijk. Op dat moment is de indeling van het rechtsgebied in overeenstemming met de door de raad vastgestelde nieuwe naam Moerdijk.

Per 1 januari 2002 zijn de kantongerechten als zelfstandige gerechten opgeheven en als sectoren kanton ondergebracht bij de rechtbanken. In de bijlage bij het Besluit nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen zoals dat per 1 januari 2002 van kracht werd, staat ten onrechte de gemeente Moerdijk onder de oude naam als gemeente Zevenbergen vermeld. De consequentie van deze verschrijving kan niet zijn dat ten aanzien van overtredingen in de gemeente Moerdijk geen relatief bevoegde kantonrechter kan worden aangewezen.

Uitspraak



Parketnummer: 20-000868-08

Uitspraak : 18 november 2009

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Breda, locatie Breda van 29 februari 2008 in de strafzaak met parketnummer 02-410291-07 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1968],

wonende te [woonplaats], [adres].

Hoger beroep

De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de verdachte zal veroordelen ten aanzien van het primair ten laste gelegde tot een geldboete van EUR 640,- subsidiair 12 dagen hechtenis, met ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk met 2 jaar proeftijd, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingehouden is geweest.

Vonnis waarvan beroep

Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de kantonrechter kon volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.

Tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 07 februari 2007 te Made, gemeente Drimmelen, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), op de weg, de Rijksweg A59, heeft gereden met een snelheid van 164 kilometer per uur, althans met een snelheid aanzienlijk hoger dan de aldaar op die weg geldende maximumsnelheid van 120 kilometer per uur en/of (vervolgens)

- op die weg, de Rijksweg A59, heeft gereden met een snelheid van 109 kilometer per uur, terwijl de afstand tussen dat door hem bestuurde motorrijtuig en het vóór hem rijdend motorrijtuig (personenauto) minder dan 5 meter bedroeg, in elk geval met een gelet op die snelheid te korte afstand, achter een ander motorrijtuig (personenauto) is gaan rijden en/of blijven rijden en/of (vervolgens)

- op de weg, de Rijksweg A16 te Moerdijk, althans in de gemeente Moerdijk heeft gereden met een snelheid van 155 kilometer per uur, althans met een snelheid aanzienlijk hoger dan de aldaar geldende maximumsnelheid van 100 kilometer per uur, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg(en) werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg(en) werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

subsidiair:

A.

hij op of omstreeks 07 februari 2007 te Moerdijk, althans in de gemeente Moerdijk, als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A16, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - op welk bord een maximumsnelheid van 100 kilometer per uur was aangegeven - heeft gereden met een snelheid van ongeveer 155 kilometer per uur, in elk geval de aldaar toegestane maximumsnelheid met meer dan 40 kilometer per uur heeft overschreden;

B.

hij op of omstreeks 7 februari 2007 te Made, gemeente Drimmelen, althans in de gemeente Drimmelen als bestuurder van een voertuig (personenauto) rijdende op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A59, zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers is hij, rijdende met een snelheid van 109 kilometer per uur, in elk geval met een hogere snelheid dan 80 kilometer per uur, op een afstand van minder dan 5 meter, in elk geval met een gelet op die snelheid te korte afstand, achter een ander voertuig (personenauto) gaan en/of blijven rijden;

C.

hij op of omstreeks 7 februari 2007 te Made, althans in de gemeente Drimmelen, als bestuurder van een motorvoertuig (personenauto) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A59, welke weg als autosnelweg was aangeduid, heeft gereden met een snelheid van ongeveer 164 kilometer per uur, in elk geval de aldaar toegestane maximumsnelheid van 120 kilometer per uur met meer dan 40 kilometer per uur heeft overschreden.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

Namens de verdachte heeft de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep ten verweer betoogd dat het openbaar ministerie in de strafvervolging partieel niet ontvankelijk moet worden verklaard. Daartoe is het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd.

De strafzaak tegen verdachte is aanvankelijk aangebracht bij de kantonrechter in de rechtbank Breda, locatie Bergen op Zoom. Deze rechter heeft zich onbevoegd verklaard en hij heeft de strafzaak verwezen naar de kantonrechter in dezelfde rechtbank, locatie Breda. De kantonrechter te Breda heeft ter terechtzitting beslist dat de strafzaak voor zover die betrekking heeft op de vermeende snelheidsovertredingen te Moerdijk, niet aan zijn oordeel was onderworpen. Die beslissing komt niet terug in de aantekening mondeling vonnis d.d. 29 februari 2008 maar wel in het naderhand uitgewerkte proces-verbaal van de zitting van 29 februari 2008 waarin het mondeling vonnis is aangetekend. Deze beslissing van de eerste rechter is wel van belang voor de behandeling van de zaak in hoger beroep. Voor zover het feit dat gepleegd zou zijn te Moerdijk, terugkomt in het primair ten laste gelegde en in het subsidiair onder A ten laste gelegde, is het immers niet meer aan de orde.

Het hof verwerpt dit verweer en overweegt hieromtrent als volgt.

i.

Aan verdachte zijn strafbare feiten ten laste gelegd, primair als overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 en subsidiair –cumulatief- als drie overtredingen van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990. Krachtens het bepaalde in artikel 407, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het hoger beroep slechts tegen het vonnis in zijn geheel worden ingesteld. Dat betekent dat een vrijspraak van een bepaald onderdeel van de tenlastelegging niet buiten het hoger beroep kan worden gehouden. Reeds om die reden moet het verweer worden verworpen.

ii.

De raadsman heeft een beroep gedaan op de onbevoegdheid van de kantonrechter die de onderhavige zaak in eerste aanleg heeft behandeld, omdat aan de in artikel 2 van het Wetboek van Strafvordering opgenomen competentieregeling, niet is voldaan.

Als pleegplaatsen vermeldt de tenlastelegging Made, gemeente Drimmelen en Moerdijk, gemeente Moerdijk.

Blijkens artikel 9 van de Wet op de rechterlijke indeling behoren de gemeenten Drimmelen en Moerdijk op 7 februari 2007 tot het rechtsgebied van de rechtbank Breda. Blijkens de bijlage waarnaar artikel 7 van het Besluit nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen verwijst ten tijde van het ten laste gelegde feit, behoort Made tot de hoofdplaats Breda en is de gemeente Moerdijk niet vermeld. Wel is in genoemde bijlage vermeld dat de gemeente Zevenbergen tot de nevenvestigingsplaats Bergen op Zoom behoort. In het kader van een gemeentelijke herindeling (Wet van 11 september 1996 tot gemeentelijke herindeling in de samenwerkingsgebieden Midden-Brabant, Breda en Westelijk Noord-Brabant en een gedeelte van de samenwerkingsgebieden Zuidoost-Brabant en’s-Hertogenbosch, Stb. 449) is de gemeente Zevenbergen met vier andere gemeenten reeds per 1 januari 1997 opgegaan in een nieuw gevormde gemeente die blijkens artikel 2 van genoemde wet van 11 september 1996 ook Zevenbergen is gaan heten en door de raad van de nieuw gevormde gemeente per 1 april 1998 is omgedoopt tot Moerdijk. Als gevolg van een kennelijke omissie is verzuimd de nieuwe naam te verwerken in het destijds geldende artikel 2 van de Wet op de rechterlijke indeling dat het rechtsgebied regelde van de toen nog bestaande kantongerechten, waaronder het kantongerecht Zevenbergen, behorende tot het ressort ’s-Hertogenbosch. Er kan evenwel geen twijfel over bestaan dat de gemeente Zevenbergen dat tot het rechtsgebied van het kantongerecht Zevenbergen behoorde, betrekking heeft op de nieuw gevormde gemeente. Vervolgens is het kantongerecht Zevenbergen opgeheven met ingang van 1 mei 2001 en is het rechtsgebied van dit kantongerecht ondergebracht bij dat van het kantongerecht Bergen op Zoom. Artikel 2 van de wet op de rechterlijk indeling zoals dat gold van 1 mei 2001 tot en met 31 december 2001 vermeldt dat tot het rechtsgebied van het kantongerecht Bergen op Zoom o.a. behoort de gemeente Moerdijk. Op dat moment is de indeling van het rechtsgebied in overeenstemming met de door de raad vastgestelde nieuwe naam Moerdijk. Per 1 januari 2002 zijn de kantongerechten als zelfstandige gerechten opgeheven en als sectoren kanton ondergebracht bij de rechtbanken. In de bijlage bij het Besluit nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen zoals dat per 1 januari 2002 van kracht werd, staat ten onrechte de gemeente Moerdijk onder de oude naam als gemeente Zevenbergen vermeld. De consequentie van deze verschrijving kan niet zijn dat ten aanzien van overtredingen in de gemeente Moerdijk geen relatief bevoegde kantonrechter kan worden aangewezen.

Op grond van het vorenstaande komt het hof tot de conclusie dat op datum van het ten laste gelegde feit de gemeente Moerdijk reeds behoorde tot het rechtsgebied van de kantonrechter van de rechtbank Breda, locatie Bergen op Zoom.

iii.

Uit bovenstaande volgt verder dat in het licht van het arrest van de Hoge Raad van 23 juni 1987 (LJN AC9911) zowel de kantonrechter te Bergen op Zoom als de kantonrechter te Breda bevoegd was van de gehele tenlastelegging kennis te nemen. Om deze reden is het vonnis van de kantonrechter te Breda waarbij deze zich onbevoegd heeft verklaard ten aanzien van hetgeen te Moerdijk heeft plaatsgevonden, niet juist.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij op 7 februari 2007 te Made, gemeente Drimmelen, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), op de weg, de Rijksweg A59, heeft gereden met een snelheid aanzienlijk hoger dan de aldaar op die weg geldende maximumsnelheid van 120 kilometer per uur en vervolgens

- op de weg, de Rijksweg A16 te Moerdijk, althans in de gemeente Moerdijk, heeft gereden met een snelheid aanzienlijk hoger dan de aldaar geldende maximumsnelheid van 100 kilometer per uur,

door welke gedragingen van verdachte gevaar op die wegen werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt en/of het verkeer op die wegen werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken.

Door het hof gebruikte bewijsmiddelen

Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.

Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs

De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.

Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep ten verweer betoogd dat hij dient te worden vrijgesproken van het laste gelegde, omdat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim, aangezien het door de verbalisant opgemaakt proces-verbaal niet voldoet aan de daaraan gestelde eisen.

Daartoe is – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.

Noch in het invorderings- noch in het eindproces-verbaal is door verbalisant opgenomen de afstand tussen het gemeten en metend voertuig met de vaststelling, dat die onderlinge afstand tijdens het meten van de snelheid gelijk dan wel nagenoeg gelijk bleef. Het proces-verbaal kan derhalve niet tot bewijs dienen en nu andere bewijsmiddelen ontbreken, dient verdachte van de gehele tenlastelegging te worden vrijgesproken.

Het hof overweegt het volgende.

Door de verbalisant is niet op juiste wijze vastgesteld dat verdachte met een snelheid van respectievelijk 164 kilometer per uur, 109 kilometer per uur en 155 kilometer per uur heeft gereden omdat deze snelheden niet zijn vastgesteld door een meting bij een (nagenoeg) gelijkblijvende afstand. Het hof zal verdachte van die onderdelen van de tenlastelegging vrijspreken. Uit het proces-verbaal van verbalisant blijkt niettemin wel dat verdachte aanzienlijk te hard heeft gereden. Die vaststelling van verbalisant vindt ook steun in de verklaring van verdachte, op 7 februari 2007 afgelegd, dat hij gewoon te hard reed.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is voorzien bij artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 en strafbaar gesteld bij artikel 177, eerste lid, onder a., van de Wegenverkeerswet 1994 .

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.

Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.

De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.

Op te leggen straf

Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.

Op grond daarvan acht het hof oplegging van een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.

Het hof zal, gelet op de ouderdom van de zaak en de omstandigheid dat volgens zijn uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 25 september 2009, verdachte sinds de thans in hoger beroep aan de orde zijnde strafbare feiten, geen nieuwe feiten heeft gepleegd, aan hem geen ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen opleggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 .

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.

Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart dat het primair bewezen verklaarde oplevert:

Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 .

Verklaart verdachte deswege strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een geldboete van EUR 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis.

Aldus gewezen door

mr. K.J. van Dijk, voorzitter,

mr. G.D. Noordijk en mr. W.J.B. Zeyl,

in tegenwoordigheid van mw. H. van Zandbeek, griffier,

en op 18 november 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

mr. G.D. Noordijk en mr. W.J.B. Zeyl zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature