Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Erkenning, Internationaal recht, DNA-onderzoek noodzakelijk.

Uitspraak



GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE

Familiesector

Uitspraak : 12 augustus 2009

Zaaknummer : 200.012.385.01

Rekestnr. rechtbank : F1 RK 07-1228

[appellant],

wonende te [woonplaats],

verzoeker in hoger beroep,

hierna ook te noemen: de man,

procesadvocaat mr. L.M. Bruins, te ’s-Gravenhage.

Als belanghebbenden zijn aangemerkt:

1. [belanghebbende],

p/a Ministerie van Buitenlandse Zaken te ’s-Gravenhage,

hierna ook te noemen: de moeder,

2. mr. R. E. TERGAU,

in zijn hoedanigheid van bijzondere curator over de nader te noemen minderjarigen:

[minderjarige 1] en [minderjarige 2],

kantoorhoudende te Rotterdam,

hierna ook te noemen: de bijzondere curator,

3. de Stichting Bureau Jeugdzorg te Rotterdam,

vestiging Rotterdam,

hierna ook te noemen: Jeugdzorg.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De man is op 25 juli 2008 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 28 april 2008 van de rechtbank Rotterdam.

Er is geen verweerschrift ingediend door een van de belanghebbenden.

Van de zijde van de man zijn bij het hof op respectievelijk 27 augustus 2008 en op 3 juli 2009 aanvullende stukken ingekomen.

Op 9 juli 2009 is de zaak mondeling behandeld. Verschenen zijn: de man, bijgestaan door zijn advocaat, mr. N.C. van Bellen en namens de bijzondere curator mr. D.S. Lösing. De moeder en Jeugdzorg zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. De aanwezigen hebben het woord gevoerd.

HET PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.

Bij die beschikking is het verzoek van de man tot het verkrijgen van vervangende toestemming tot erkenning van de minderjarigen afgewezen.

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. In geschil is het verzoek door de man tot het verkrijgen van vervangende toestemming tot erkenning van de voornoemde minderjarigen:

[minderjarige 1], geboren [in] 2001 te [geboorteplaats] hierna: [minderjarige 1], en

[minderjarige 2], geboren [in] 2004 te [geboorteplaats], hierna: [minderjarige 2],

hierna gezamenlijk ook te noemen: de minderjarigen. De moeder is belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen. De minderjarigen verblijven in een netwerkpleeggezin. De moeder is langdurig gedetineerd in het buitenland.

2. De man verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende hem alsnog vervangende toestemming te verlenen tot erkenning van de minderjarigen.

3. De man heeft ter onderbouwing van zijn beroepschrift – kort samengevat – het volgende aangevoerd. Ten onrechte heeft de rechtbank het verzoek van de man tot erkenning van de minderjarigen afgewezen, nu door een erkenning de belangen van de minderjarigen niet worden geschonden. Het enkele feit dat de minderjarigen de vader geruime tijd niet hebben gezien kan niet leiden tot een schending van hun belangen. Daarnaast heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat er sprake is van gedragsproblemen bij [minderjarige 1]. Ten slotte heeft de rechtbank ten onrechte het recht van de man op juridische erkenning van zijn biologisch vaderschap niet zwaar genoeg meegewogen nu de moeder instemt met de erkenning.

4. Het hof overweegt als volgt.

Bevoegdheid

5. Nu de man zijn gewone verblijfplaats heeft in Nederland is de Nederlandse rechter bevoegd kennis te nemen van het verzoekschrift van de man strekkende tot vervangende toestemming tot erkenning.

Toepasselijk recht

6. Het hof stelt vast dat de vraag of eerst de erkenning familierechtelijke betrekkingen doet ontstaan tussen de man en de minderjarigen op grond van artikel 4 Wet Conflictenrecht Afstamming (hierna ook: WCA) wordt bepaald door het recht van de staat waarvan de man de nationaliteit bezit. De man bezit de nationaliteit van de Dominicaanse Republiek. Ingevolge artikel 63 van de Codigo Civil ontstaan door de erkenning van de minderjarigen door de man familierechtelijke betrekkingen tussen hen. Op de toestemming van de moeder tot erkenning van de minderjarigen door de man is op grond van artikel 4 lid 4 WCA Nederlands recht van toepassing.

7. Op grond van artikel 1:204 lid 1 sub c van het Burgerlijk Wetboek (hierna ook: BW) is de erkenning nietig indien zij is gedaan zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de moeder. Ingevolge lid 3 van voornoemd artikel kan de toestemming van de moeder tot erkenning worden vervangen door de rechtbank, indien de erkenning de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind of de belangen van het kind niet zal schaden en de man de verwekker is van het kind. Evenzo is de vervanging van de goedkeuring mogelijk , indien de moeder niet in staat is haar toestemming te verlenen.

8. Uit de aan het hof overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof gebleken dat het verwekkerschap van de man niet onomstotelijk vaststaat gelet op het gebrek aan informatie aan de zijde van de moeder en de verklaring van de man ter terechtzitting dat hij voor de geboorte van [minderjarige 2] onregelmatig heeft samengewoond met de moeder. De door de man overgelegde verklaring, volgens zijn stelling opgesteld door de moeder, is niet op echtheid te verifiëren. Partijen lijken het er over eens te zijn dat de man de minderjarige mag erkennen. Evenwel betreft het een rechtsgevolg dat niet ter vrije beschikking van partijen staat en het hof is op grond van hetgeen is overwogen niet overtuigd van het verwekkerschap van de man. Derhalve zal het hof een deskundigenonderzoek gelasten. Indien de man de verwekker blijkt te zijn, ziet het hof voorshands geen gronden om de vervangende toestemming te onthouden. De man en de minderjarigen zullen hun medewerking hieraan verlenen. Indien de man dan wel de minderjarigen deze medewerking niet verleent, kan het hof daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht. De behandeling van de zaak zal daarom pro forma worden aangehouden tot zaterdag 24 oktober 2009 en de deskundige zal worden verzocht om het resultaat van het onderzoek uiterlijk 22 oktober 2009 aan het hof te doen toekomen. Het hof zal bepalen dat de kosten van het deskundigenonderzoek voorlopig ten laste van de man komen en nu de man geen aanspraak maakt op rechtsbijstand ingevolge artikel 18 of 18a van de Wet tarieven in burgerlijke zaken is de man op grond van artikel 195 Rechtsvordering een voorschot verschuldigd. In de eindbeschikking zal het hof aan de hand van de bekende feiten en omstandigheden een definitieve beslissing nemen over de vraag ten laste van wie deze kosten moeten worden gebracht.

9. De na te noemen deskundige wordt verzocht het DNA-onderzoek uit te voeren conform de accreditatie ISO 17025 norm. Voorts wordt de deskundige verzocht er zorg voor te dragen dat de afname van het DNA materiaal door of namens de deskundige ten kantore van de deskundige geschiedt, zulks na deugdelijke identificatie van zowel de man als de minderjarigen en in het op te maken rapport blijk te geven van de wijze waarop deze identificatie heeft plaatsgevonden.

10. Mitsdien beslist het hof als volgt.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:

bepaalt dat een DNA-onderzoek zal worden verricht ter beantwoording van de vraag of de man de verwekker [is van minderjarige 1], geboren [in] 2001, te [geboorteplaats] en van [minderjarige 2], geboren [in] 2004, te [geboorteplaats] en zo ja, met welke mate van waarschijnlijkheid;

bepaalt dat de man en de minderjarigen hun medewerking aan dit onderzoek zullen verlenen;

benoemt tot deskundige om voornoemd onderzoek op een door deze te bepalen plaats en tijd uit te voeren: dr. W. van Gils, verbonden aan Verilabs Nederland B.V., Einsteinweg 5, 2333 CC Leiden, telefoon 071-5284696, (www.verilabs.nl);

verzoekt de deskundige het resultaat van het onderzoek uiterlijk op 24 oktober 2009 aan de griffie van dit hof te doen toekomen;

bepaalt dat de kosten van dit onderzoek voorlopig voor rekening van de man komen;

bepaalt dat de man als voorschot ter zake van de kosten van de deskundige een bedrag van € 840,- ter griffie van het gerechtshof dient te deponeren door overmaking op bankrekeningnummer 19.23.25.795 ten name van MvJ arrondissement ’s-Gravenhage, onder vermelding van zaaknummer: 200.012.385.01;

bepaalt dat de deskundige zijn werkzaamheden pas behoeft aan te vangen nadat de griffier hem zal hebben bericht dat voormeld voorschot ter griffie is ontvangen;

bepaalt dat partijen in de gelegenheid zullen worden gesteld hun mening over het rapport aan het hof kenbaar te maken;

houdt de zaak pro forma aan tot 24 oktober 2009;

houdt iedere verdere beslissing aan.

Deze beschikking is gegeven door mrs. Mink, Van Leuven en Van de Poll, bijgestaan door mr. Pol als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 augustus 2009.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature