Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Bezwaar ambtenaar tegen een feitelijke handeling (toezending door UWV van uitkeringsspecificaties) niet-ontvankelijk verklaard. Toezending van de specificaties was niet op rechtsgevolg gericht. De specificaties zelf hadden, op één uitzondering na, betrekking op reeds lang verstreken maanden. Tegen de enige specificatie waartegen nog tijdig bezwaar mogelijk was heeft eiser geen specifieke bezwaren kenbaar gemaakt. Eiser, gewezen ambtenaar, heeft nog de mogelijkheid van bezwaar tegen een door verweerder nog te nemen beslissing op een aanvraag van eiser om nadere vaststelling van zijn wachtgeld in de periode, waarin hij neveninkomsten had. Hij wordt in dit stadium niet rechtstreeks in zijn belang als ambtenaar getroffen. Beroep ongegrond.

Uitspraak



RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

Afdeling 3, enkelvoudige kamer

Reg.nr.: AWB 06/1544 AW

UITSPRAAK ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

in het geding tussen

[A], wonende te [plaats], eiser,

en

de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, verweerder.

(Loyalis Maatwerkadministraties B.V.)

I. PROCESVERLOOP

Eiser genoot een wachtgeld ingevolge de Regeling wachtgeld en uitkering bij privatisering en het Rijkswachtgeldbesluit 1959. Hij heeft een geschil met verweerder over de inhouding van premie voor zijn ouderdomspensioen, die achterwege is gebleven in de periode februari 2000 tot en met mei 2005, waarin het wachtgeld van eiser in verband met andere inkomsten uit arbeid (naar eiser stelt een schatting in plaats van een van eiser afkomstige exacte opgave) op nihil was gesteld. Daardoor is eiser in een situatie komen te verkeren, waarin hij een bedrag van € 4.608,31 aan achterstallige premie aan Stichting Pensioenfonds Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (verder: ABP ) dient te betalen, indien hij zijn ouderdomspensioen wil optimaliseren. Op 15 januari 2006 heeft eiser bij verweerder een aantal inkomstenformulieren ingediend betreffende zijn neveninkomsten uit arbeid, op basis waarvan verweerder nader dient te beslissen over eisers aanspraak op wachtgeld in de eerder genoemde periode.

Eiser heeft over dit probleem uitvoerig gecorrespondeerd met het UWV, thans: Loyalis Maatwerkadministraties, dat (die) voor verweerder de uitkeringsadministratie verzorgt.

In het kader daarvan heeft eiser verzocht om toezending van een aantal kennisgevingen betreffende de aan hem verstrekte uitkering, aangezien hij wilde weten op basis van welke inkomstengegevens verweerder had besloten tot op nihil stelling van zijn wachtgeld. Eiser meende voor een suppletie van zijn wachtgeld in aanmerking te komen. Daaruit wilde hij (een deel van) de achterstallige premie aan het ABP betalen.

Verweerder heeft eiser in vervolg op verweerders brief van 8 september 2005 (volgnr. 32), waarin eiser is geïnformeerd over de ontstane pensioenschuld aan het ABP, zonder begeleidend schrijven zeven kennisgevingen toegezonden, die eiser op 24 september 2005 heeft ontvangen.

Bij brief van 25 september 2005 heeft eiser tegen de hem toegezonden kennisgevingen bezwaar gemaakt.

Op 18 november 2005 is eiser door verweerder op zijn bezwaar gehoord.

Bij besluit van 13 januari 2006, kenmerk [nummer], heeft verweerder eiser in zijn bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Tegen dat besluit heeft eiser bij brief van 20 februari 2006 bij de rechtbank beroep ingesteld.

Bij brief van 24 februari 2006 heeft de rechtbank eiser verzocht binnen vier weken na dagtekening van deze brief de gronden van het beroep in te dienen.

Per brief van 19 maart 2006 heeft eiser tweemaal de gronden ingediend van het parallel lopende beroep tegen verweerders besluit van eveneens 13 januari 2006, kenmerk [nummer] (AWB 06/1543 AW).

Door de rechtbank is dit aanvankelijk niet onderkend, maar zijn de gronden van laatstgenoemd beroep (volgnr. UZ12) eveneens opgenomen in het dossier van dit beroep (volgnr. UZ13).

In zijn brief van 19 maart 2006 verzocht eiser om gevoegde behandeling van beide beroepen, aan welk verzoek de rechtbank heeft voldaan.

Per fax van 29 oktober 2006 heeft eiser opnieuw de beide bestreden besluiten ingezonden.

Bij brief van 8 februari 2007 heeft verweerder een verweerschrift ingezonden.

Bij brief van 18 september 2008 heeft de rechtbank aan eiser medegedeeld, dat de door eiser ingediende gronden geen betrekking hebben op dit beroep en voorts dat de rechtbank niet beschikte over de zeven kennisgevingen over de maand september 2005, waartegen eiser bij bezwaarschrift van 25 september 2005 is opgekomen.

Beide beroepen van eiser zijn gevoegd behandeld ter zitting op 22 september 2008.

Eiser is in persoon verschenen.

Verweerder heeft zich, met voorafgaand bericht, niet doen vertegenwoordigen.

Ter zitting heeft eiser desverzocht een brief aan de rechtbank van 18 maart 2006 alsmede een zestal kennisgevingen overgelegd.

De rechtbank heeft daarop in raadkamer besloten het onderzoek in dit beroep te heropenen. De behandeling van beide beroepen is gesplitst. In het andere beroep (AWB 06/1543 AW) heeft de rechtbank op 31 oktober 2008 uitspraak gedaan.

Bij brief van 3 oktober 2008 heeft de rechtbank verweerder de door eiser ter zitting overgelegde stukken toegezonden met verzoek om een reactie.

Bij brief van 3 oktober 2008 heeft de rechtbank eiser verzocht een kopie van zijn faxbericht van 19 september 2006 in het geding te brengen.

Bij brief van 15 oktober 2008 heeft eiser de rechtbank kopieën (zonder bijlagen) toegezonden van faxberichten van 19 maart 2006 (tweemaal), 19 september 2006 en 29 oktober 2006.

Bij brief van 21 oktober 2008 heeft verweerder de rechtbank bericht geen aanleiding te zien voor een inhoudelijke reactie op de door eiser ter zitting overgelegde stukken.

Bij brief van 2 november 2008 heeft eiser een nadere toelichting op zijn beroep gegeven.

Bij brief van 18 februari 2009 heeft de rechtbank eiser een aantal vragen voorgelegd.

Bij brief van 11 maart 2009 heeft eiser de vragen van de rechtbank beantwoord.

Bij brief van 20 maart 2009 heeft de rechtbank verweerder verzocht aan te geven tegen welke zeven kennisgevingen eiser op 25 september 2005 bezwaar heeft gemaakt en deze kennisgevingen aan de rechtbank in te zenden.

Bij brief van 2 april 2009 heeft verweerder de rechtbank bericht dat hij vermoedt dat de door eiser bij brief van 11 maart 2009 ingezonden kennisgevingen de kennisgevingen betreft waartegen hij op 25 september 2005 bezwaar heeft gemaakt.

Bij brief van 14 april 2009 heeft de rechtbank partijen verzocht haar toestemming te geven zonder nadere zitting uitspraak te doen.

Bij brief van 16 april 2009 heeft verweerder de verzochte toestemming verleend.

Bij brief van 21 april 2009 heeft eiser aan de verzochte toestemming de voorwaarde verbonden dat eiser zeker weet dat zijn belangen op een juiste wijze in acht genomen worden.

Bij brief van 29 april 2009 heeft de rechtbank eiser medegedeeld dat alleen eiser zelf kan oordelen over de vraag of aan de door hem gestelde voorwaarde voor zijn toestemming is voldaan. De rechtbank heeft daarom een tweede behandeling van het beroep ter zitting aangekondigd.

Het beroep van eiser is op 3 juni 2009 opnieuw op zitting gebracht.

Eiser is niet verschenen.

Verweerder heeft zich, met voorafgaand bericht, niet doen vertegenwoordigen.

Het onderzoek is ter zitting gesloten.

II. OVERWEGINGEN

1. De rechtbank staat in dit beroep voor de vraag of het bestreden besluit, gelet op de daartegen ingediende beroepsgronden, in rechte stand kan houden. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of het bezwaar van eiser door verweerder op goede gronden niet- ontvankelijk is verklaard.

2. Kern van de bezwaren van eiser tegen het handelen van verweerder is dat deze willens en wetens is afgeweken van zijn eigen uitvoeringsbeleid inzake eisers aanspraak op wachtgeld ingevolge artikel 4 van de Regeling wachtgeld en uitkering bij privatisering , Stb. 1989, 303, sedertdien gewijzigd (verder: WUP). Eiser verwijst daarbij naar de door hem bij brief van

2 november 2008 overgelegde Instructie toepassing ontslaguitkeringsregelingen, Onderwerp: Regeling wachtgeld en uitkering bij privatisering, artikel 2 t /m 4, meer in het bijzonder punt 7 daarvan. Indien verweerder zijn eigen instructie zou hebben gevolgd, zou geen of althans een veel lagere schuld aan pensioenpremie zijn ontstaan. Eiser stelt door het onjuiste handelen van verweerder met een pensioenschuld te zijn geconfronteerd.

Bovendien stelt eiser dat hij niet kan nagaan of de hem in rekening gebrachte pensioen- premie van € 4.608,31 juist is, omdat verweerder onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe dat bedrag is berekend. De 17 aan eiser toegezonden specificaties zijn voor hem niet leesbaar; hij kan er niet uit afleiden of de daarin opgenomen bedragen juist zijn.

Verder heeft eiser aangevoerd dat ook niet helder is of verweerder artikel 8 van het Rijkswachtgeldbesluit 1959 juist heeft toegepast door te bepalen dat in de periode februari 2000 tot en met mei 2005 het wachtgeld op nihil moest worden gesteld. Verweerder heeft daartoe besloten voordat hij de beschikking had over de volledige gegevens van eisers neveninkomsten in de genoemde periode.

Tenslotte heeft eiser de rechtbank verzocht zelf in de zaak te voorzien terzake het mogelijk verschuldigd zijn van pensioenpremie, nu verweerder bij brief van 28 oktober 2008 eiser heeft verwezen naar de brief van 8 september 2005 met voorbijgaan aan verweerders besluit van 13 januari 2006 (volgnr. UZ 12), waarin onder meer is vermeld dat in dat bestreden besluit nog niet is ingegaan op het eventueel moeten betalen van pensioenpremies.

3. Verweerder heeft zich uitdrukkelijk op het standpunt gesteld dat dit beroep geen ruimte biedt voor een beslissing over eisers bezwaren ten aanzien van een vermeende pensioenschuld. De rechtbank heeft zich over dit aspect uitgelaten in haar uitspraak van

31 oktober 2008 (AWB 06/1543 AW), waartegen eiser geen hoger beroep heeft ingesteld.

Verweerder heeft verder verwezen naar het bestreden besluit, waarin hij heeft overwogen dat een wachtgeldgerechtigde gewezen ambtenaar zich in beginsel kan beroepen op de rechtsbescherming van artikel 8:1 van de Awb . Deze bescherming komt evenwel alleen toe aan de (gewezen) ambtenaar als zodanig. Het moet gaan om een ambtenaarrechtelijk belang, waarin hij door het bestreden besluit rechtstreeks als (gewezen) ambtenaar wordt getroffen. Dat betekent dat een handeling die ook jegens niet-ambtenaren wordt of kan worden verricht niet onder de rechtsbescherming van artikel 8:1 van de Awb valt. Nu verweerder zonder onderscheid aan (gewezen) ambtenaren en niet-ambtenaren kennisgevingen of specificaties van hun uitkering verzendt, kan eiser zich niet met succes op artikel 8:1 van de Awb beroepen.

4. De rechtbank overweegt als volgt.

4.1 De rechtbank heeft in dit beroep de nodige moeite gedaan om te achterhalen tegen welke kennisgevingen van verweerder betreffende eisers uitkering hij bij brief van 25 september 2005 bezwaar heeft gemaakt. Eiser heeft gesteld dat hij op zaterdag 24 september 2005 zonder begeleidend schrijven zeven kennisgevingen van verweerder heeft ontvangen. Bij brief van 11 maart 2009 heeft eiser desgevraagd deze zeven kennisgevingen aan de rechtbank toegezonden.

4.2 Volgens de aanduiding in de rechterbovenhoek zou het in alle gevallen een kennisgeving over september 2005 betreffen. Beziet men de kennisgevingen nader, dan blijken deze betrekking te hebben op (chronologisch) de volgende maanden: juni 2000, december 2000, december 2001, december 2002, december 2003, augustus 2004 en augustus 2005. Met uitzondering van de laatstgenoemde hebben alle kennisgevingen dus betrekking op maanden, waarin het wachtgeld van eiser op nihil was gesteld. De rechtbank gaat er van uit dat de aanduiding september 2005 op alle kennisgevingen ziet op de maand waarin deze in verweerders geautomatiseerde administratie zijn opgevraagd.

Uit de bruto/netto-berekening over de genoemde maanden blijkt dat de bruto uitkering van eiser over elke maand is verminderd met een gelijk bedrag aan neveninkomsten, waardoor de uitkering feitelijk op nihil werd gesteld. Alleen over augustus 2005 resteerde na de vermindering van de bruto uitkering van eiser met zijn neveninkomsten een netto uit te betalen bedrag. Dat bedrag is volgens deze kennisgeving ook daadwerkelijk aan eiser betaald (€ 777,84). Het is de rechtbank ambtshalve bekend, dat dit bedrag deel uitmaakte van de op 27 september 2005 uitgevoerde nabetaling aan eiser.

Verder blijkt uit deze kennisgevingen dat over alle genoemde maanden rekening is gehouden met werknemerspremie OP/NP en premie IP bovenwettelijk, maar door de verrekening van de bruto uitkering met de neveninkomsten en vervolgens de aftrek van de beide werknemerspremies ontstaat een negatief netto bedrag aan uitkering. Deze laatste komt daardoor niet tot uitbetaling.

4.3 Verweerder, door de rechtbank in de gelegenheid gesteld om te reageren op eisers brief van 11 maart 2009 met bijlagen, heeft bij brief van 2 april 2009 aangegeven te vermoeden dat de door eiser ingezonden zeven kennisgevingen de in eisers bezwaarschrift van 25 september 2005 bedoelde kennisgevingen zijn geweest. Eiser heeft deze, aldus verweerder, destijds niet met zijn bezwaarschrift meegezonden.

Tijdens de hoorzitting van 18 november 2005, waarin twee bezwaarschriften (waaronder dat van 25 september 2005) en twee klachten van eiser zijn behandeld, heeft verweerder blijkens het verslag niet nader uitgezocht op welke kennisgevingen het bezwaar van eiser betrekking had.

4.4 Eiser en verweerder hebben de toezending van de bestreden kennisgevingen aangemerkt als feitelijk handelen. Eiser meent dat hij daartegen als (gewezen) ambtenaar bezwaar kon maken, verweerder heeft eisers bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank is van oordeel dat het hier inderdaad gaat om feitelijk handelen van verweerder, die slechts heeft beoogd eiser nader te informeren over de op nihil stelling van eisers wachtgeld door hem enkele kennisgevingen, ontleend aan verweerders administratie, toe te zenden. Het toezenden van deze nadere informatie is niet op rechtsgevolg gericht en moet worden gezien in het kader van nadere voorlichting aan eiser.

Voorts is van belang dat geen van de toegezonden kennisgevingen materieel betrekking had op september 2005, terwijl eiser tegen de kennisgeving over augustus 2005, waartegen hij nog tijdig bezwaar had kunnen maken, geen daarop betrekking hebbende specifieke bezwaren heeft aangevoerd.

De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiser door de toezending van de kennisgevingen niet rechtstreeks in zijn belang als (gewezen) ambtenaar is getroffen. Hij heeft immers op 15 januari 2006 een aantal inkomstenformulieren bij verweerder ingediend, op grond waarvan verweerder diende te beslissen over een nadere vaststelling van eisers recht op wachtgeld ingevolge de WUP in het kader van eisers aanspraak op een suppletie op zijn wachtgeld. Tegen dat besluit staat vervolgens bezwaar open. Aangezien het bestreden besluit enkele dagen voor de genoemde indiening is genomen, heeft zich geen situatie voorgedaan waarin het belang van eiser als (gewezen) ambtenaar rechtstreeks betrokken was bij de toegezonden kennisgevingen.

Verweerder heeft daarom met juistheid het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.

Aan al hetgeen eiser overigens nog heeft aangevoerd komt de rechtbank in het kader van dit beroep niet toe. Eiser kan zijn grieven, voor zover alsdan nog relevant, aanvoeren bij een mogelijk bezwaar tegen verweerders nadere besluit.

5. Het beroep moet daarom ongegrond worden verklaard.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

III. BESLISSING

De Rechtbank 's-Gravenhage,

RECHT DOENDE:

Verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door mr. J.W. Sentrop en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2009, in tegenwoordigheid van de griffier mr. N. Woldring.

RECHTSMIDDEL

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature