Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 11 maart 2006 heeft de huurcommissie in het ressort Haarlem (hierna: de huurcommissie) bepaald dat [appellant] een vergoeding (leges) van € 11,00 aan de Staat verschuldigd is.

Uitspraak



200802004/1.

Datum uitspraak: 31 december 2008

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 23 januari 2008 in zaak nr. 07/38 in het geding tussen:

[appellant]

en

de huurcommissie in het ressort Haarlem.

1. Procesverloop

Bij besluit van 11 maart 2006 heeft de huurcommissie in het ressort Haarlem (hierna: de huurcommissie) bepaald dat [appellant] een vergoeding (leges) van € 11,00 aan de Staat verschuldigd is.

Bij besluit van 1 juni 2006 heeft de huurcommissie het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij mondelinge uitspraak van 23 januari 2008, waarvan het proces-verbaal is verzonden op 6 februari 2008, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 maart 2008, hoger beroep ingesteld.

De huurcommissie heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 december 2008, waar [appellant], in persoon, en de huurcommissie, vertegenwoordigd door mr. S.A. Horn-Kruijer, voorzitter van de huurcommissie, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (hierna: de Uhw), ten tijde hier van belang en voor zover hier van belang, is voor het door de huurcommissie doen van een uitspraak door partijen een voorschot op de vergoeding aan de Staat, als bedoeld in het tweede lid, verschuldigd.

Ingevolge het tweede lid, ten tijde hier van belang en voor zover hier van belang, geeft de huurcommissie bij het doen van een uitspraak gemotiveerd aan welke van beide partijen een vergoeding aan de Staat verschuldigd is. Deze vergoeding is verschuldigd door de partij die naar het oordeel van de huurcommissie geheel of voor het grootste deel, gelet op de strekking van het verzoekschrift, de in het ongelijk gestelde partij is.

2.2. Bij uitspraak van 11 maart 2005 heeft de huurcommissie op het verzoek van een huurder van de woning [locatie] te Haarlem (hierna: de woning), waarvan [appellant] de verhuurder is, om tijdelijke vermindering van de huurprijs in verband met gebreken aan de woning, beslist dat er vooralsnog geen aanleiding is de huurprijs te verlagen en heeft [appellant] tot 1 juni 2005 de tijd gegund aan zijn reparatieverplichting te voldoen. Verder is [appellant] daarbij aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij die aan de Staat een leges van € 11,00 verschuldigd is. Bij het besluit op bezwaar van 1 juni 2006 heeft de huurcommissie het bezwaar van [appellant] tegen de hem opgelegde verplichting tot vergoeding van leges ongegrond verklaard.

2.3. In de procedure bij de Afdeling kan slechts worden opgekomen tegen de uitspraak van de rechtbank over het besluit van de huurcommissie waarbij is bepaald dat [appellant] een vergoeding van de leges is verschuldigd. Bij de aangevallen mondelinge uitspraak heeft de rechtbank dan ook terecht overwogen dat zij zich niet mag uitlaten over de inhoudelijke kant van de zaak. Voor zover [appellant] zich in hoger beroep keert tegen de uitspraak van de huurcommissie van 11 maart 2005 over de huurprijs, dient dit buiten beschouwing te blijven. Voor [appellant] bestond de mogelijkheid een verzoek aan de kantonrechter te richten om de huurprijs vast te stellen, van welke mogelijkheid hij gebruik heeft gemaakt.

2.4. Het betoog van [appellant] dat erop is gericht de veroordeling in de legeskosten ongedaan te maken slaagt niet. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de huurcommissie zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat [appellant] de in het ongelijk gestelde partij is aangezien hij gebreken aan de woning diende te herstellen, en aldus op grond van artikel 7, tweede lid, van de Uhw de vergoeding van leges is verschuldigd. De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van 1 juni 2006 dan ook terecht ongegrond verklaard.

2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.

2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat.

w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Groenendijk

lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 31 december 2008

164-230.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature