Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Verzet; WCK; na eiswijziging beroep op art. 1:102 BW; toepasselijk huwelijksvermogensrecht; commune conflictregel; Chelouche/Van Leer; (vormvereisten) rechtskeuze; gemeenschappelijke nationaliteit; derdenbescherming; Turks huwelijksvermogensrecht.

Uitspraak



RECHTBANK ROTTERDAM

Sector civiel recht

Zaak-/rolnummer: 288404 / HA ZA 07-1800

Uitspraak: 30 juli 2008

VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van:

[opposante],

wonende te [woonplaats],

opposante,

procureur mr. H. van der Wal,

- tegen -

de besloten venootschap

IDM FINANCIERINGEN B.V.,

gevestigd te Amsterdam,

geopposeerde,

procureur mr. D.L.A. van Voskuilen.

Partijen blijven verder aangeduid als "[opposante]" respectievelijk "IDM".

1 Het verdere verloop van het geding

De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

- tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 5 december 2007 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken;

- deskundigenbericht, ingekomen ter griffie op 21 februari 2008;

- conclusie na deskundigenbericht, tevens akte van wijziging eis aan de zijde van IDM;

- conclusie na deskundigenbericht, tevens akte naar aanleiding van wijziging eis aan de zijde van [opposante].

2 Het verdere verloop van het geschil

2.1 Bij conclusie na deskundigenbericht heeft IDM haar eis gewijzigd. De gewijzigde vordering luidt – verkort weergegeven – primair om [opposante] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 26.087,42 te vermeerderen met de contractuele kredietvergoeding, althans de wettelijke rente, vanaf 21 december 2006 en berekend over de hoofdsom van € 25.000,- tot aan de dag der algehele voldoening, althans subsidiair om [opposante] te veroordelen tot betaling van een bedrag van

€ 13.043,71, te vermeerderen met de contractuele kredietvergoeding, althans de wettelijke rente, vanaf 21 december 2006 en berekend over de som van € 12.500,-.

2.2 IDM heeft aan haar gewijzigde vordering de volgende – aanvullende – stellingen ten grondslag gelegd:

- [opposante] was ten tijde van het aangaan van de kredietovereenkomst in algehele gemeenschap van goederen gehuwd met de medecontractant, [persoon 1] (hierna: [persoon 1]).

- De huwelijksgoederengemeenschap tussen [opposante] en [persoon 1] is op 26 februari 2007 ontbonden.

- Het krediet is ten tijde van het huwelijk conform de overeenkomst uitbetaald op een rekeningnummer, toebehorende aan (één van de) echtgenoten, zodat [opposante] conform artikel 1:102 eerste volzin BW hoofdelijk aansprakelijk is voor de gehele schuld van [persoon 1] bij IDM. Subsidiair is [opposante] hoofdelijk aansprakelijk voor de helft van de schuld van [persoon 1] bij IDM op grond van de tweede volzin van artikel 1:102 BW .

2.3 Het verweer strekt tot het buiten beschouwing laten van de eiswijziging, althans tot het afwijzen van de gewijzigde vordering. [opposante] heeft hieraan de volgende – aanvullende – stellingen ten grondslag gelegd:

- De wijziging van de vordering moet worden afgewezen omdat de verdediging hierdoor onredelijk wordt bemoeilijkt en het geding onredelijk wordt vertraagd.

- [opposante] en [persoon 1] zijn in Turkije gehuwd. Dit betekent dat het Turkse huwelijksvermogensrecht op het verzoek tot echtscheiding van toepassing is. Krachtens het Turks Burgerlijk Wetboek is [opposante] niet verantwoordelijk voor de door [persoon 1] tijdens het huwelijk gemaakte schulden, zodat de vordering moet worden afgewezen.

3 De verdere beoordeling

3.1 Bij voornoemd tussenvonnis heeft de rechtbank een deskundigenonderzoek bevolen ter beantwoording van (onder meer) de vraag met welke mate van zekerheid valt vast te stellen dat de handtekening rechts onderaan op de kredietovereenkomst van 24 juli 2002 van [opposante] afkomstig is.

3.2 In voormeld deskundigenbericht concludeert de schriftexpert (onder meer) dat de betwiste handtekening met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet is vervaardigd door [opposante].

3.3 Bij conclusie na deskundigenbericht hebben zowel IDM als [opposante] de bevindingen van de schriftexpert onderschreven. IDM heeft hierbij uitdrukkelijk aangegeven [opposante] niet langer aansprakelijk te houden voor de verbintenissen uit hoofde van de kredietovereenkomst.

3.4 Naar aanleiding van de bevindingen van de deskundige heeft IDM de grondslag van haar eis gewijzigd, zoals hierboven onder 2 is weergegeven. Gedaagde heeft zich tegen deze eiswijziging verzet.

3.5 Ten aanzien van de eiswijziging geldt ingevolge artikel 130 lid 1 Rv als uitgangspunt dat IDM bevoegd is haar eis en de gronden daarvan te wijzigen zolang er nog geen eindvonnis is gewezen, tenzij er sprake is van strijd met de goede procesorde.

Van strijd met de goede procesorde is sprake in geval van onredelijke vertraging van het geding dan wel een onredelijke bemoeilijking van de verdediging. Deze situatie doet zich thans niet voor. Het gaat hier niet om een feitelijk en juridisch omvangrijke en complexe procedure, zodat geen sprake is van een onredelijke vertraging van het geding. Voorts heeft [opposante] bij akte inhoudelijk kunnen reageren op de gewijzigde eis, zodat zij niet zodanig in de verdediging is bemoeilijkt dat sprake zou zijn van strijd met de goede procesorde. De rechtbank is daarom van oordeel dat hetgeen door [opposante] tegen de eiswijziging is aangevoerd onvoldoende is om deze ontoelaatbaar te achten wegens strijd met de goede procesorde, zodat recht zal worden gedaan op de gewijzigde eis. Wel ziet de rechtbank in deze gang van zaken aanleiding om, ongeacht de uitkomst van de procedure de kosten van het deskundigenbericht, alsmede de kosten van de daarmee samenhangende conclusies ten laste te laten komen van IDM.

3.6 De kern van het geschil spitst zich toe op de vraag of, en zo ja in hoeverre [opposante] op grond van het huwelijksvermogensrecht kan worden aangesproken voor de uit de kredietovereenkomst voortvloeiende schuld van [persoon 1] bij IDM.

3.7 Voor de beoordeling van het geschil is allereerst van belang vast te stellen welk recht daarop van toepassing is. IDM heeft haar vordering gebaseerd op het Nederlandse huwelijksvermogensrecht. [opposante] heeft bij conclusie na deskundigenbericht bestreden dat het Nederlandse huwelijksvermogensrecht op het onderhavige geschil van toepassing is, en heeft het standpunt ingenomen dat Turks recht dient te worden toegepast. IDM heeft nog geen gelegenheid gehad op dit standpunt van [opposante] te reageren. De zaak zal naar de rol worden verwezen teneinde partijen in de gelegenheid te stellen zich nader uit te laten over het toepasselijke recht.

3.8 Vooruitlopend op voornoemde aktewisseling overweegt de rechtbank als volgt. De vraag welk recht het huwelijksvermogen van een echtpaar beheerst, dient te worden vastgesteld aan de hand van het Nederlands internationaal huwelijksvermogensrecht.

3.9 In dit geval geldt niet de bijzondere verwijzingsregel van artikel 2 van de Wet Conflictenrecht Huwelijksbetrekkingen . Hierin is bepaald dat de vraag in hoeverre de ene echtgenoot aansprakelijk is voor verbintenissen ten behoeve van de gewone gang van het huishouden, die door de andere echtgenoot zijn aangegaan, indien die andere echtgenoot en de wederpartij ten tijde van het aangaan van de verbintenis hun gewone verblijfplaats hadden in dezelfde staat, wordt beheerst door het recht van die staat. Geldleningen, zoals de onderhavige kredietovereenkomst, vallen echter niet onder huishoudelijke uitgaven, ook niet als deze zijn aangegaan om huishoudelijke uitgaven mogelijk te maken.

3.10 Voor de beantwoording van de vraag welk recht van toepassing is, is van belang op welke datum het huwelijk tussen [persoon 1] en [opposante] is gesloten. Kennelijk, zo maakt de rechtbank althans op uit productie 1 van de verzetdagvaarding, zijn [persoon 1] en [opposante] op 13 augustus 1979 in Turkije met elkaar gehuwd.

Voor huwelijken die zijn gesloten tussen 23 augustus 1977 en 1 september 1992, geldt de zogenoemde [regel]. Deze luidt kort gezegd als volgt:

1. Het staat de aanstaande echtgenoten vrij een rechtskeuze uit te brengen.

2. Ontbreekt een rechtskeuze dan wordt aangeknoopt aan de gemeenschappelijke nationaliteit van de echtgenoten ten tijde van de huwelijkssluiting.

3. Ontbreekt een gemeenschappelijke nationaliteit dan is het recht van de eerste gemeenschappelijke woonplaats van toepassing.

4. Indien ook een eerste gemeenschappelijke woonplaats ontbreekt dan moet worden aangeknoopt aan het nauwst verbonden recht.

3.11 Voor het geval zou komen vast te staan dat Turks huwelijksvermogensrecht op het geschil van toepassing is, geldt het navolgende.

Zowel in het oude Turkse wettelijke stelsel, toepasselijk vóór 1 januari 2002, als in het nieuwe Turkse wettelijke stelsel geldt dat iedere echtgenoot zelf aansprakelijk is voor de door hem/haar gemaakte schulden, zowel ontstaan vóór als na de huwelijksvoltrekking. Derhalve is naar Turks recht alleen [persoon 1] aansprakelijk voor de uit de kredietovereenkomst ontstane schuld, nu hij deze alleen is aangegaan. In dat geval zal de vordering jegens [opposante] worden afgewezen.

3.12 Indien Nederlands recht van toepassing is, dan dient de vordering van IDM te worden beoordeeld op basis van het beslissingsmodel van artikel 1:102 BW . Dit artikel bepaalt dat ieder der echtgenoten na ontbinding van de gemeenschap geheel aansprakelijk is voor gemeenschapsschulden, waarvoor hij voordien aansprakelijk was. Het gaat hierbij om de door hem aangegane schulden, de schulden door de andere echtgenoot aangegaan voor de gewone gang der huishouding (1:85 BW) en schulden waarvoor hij op grond van andere wettelijke bepalingen of op grond van de overeenkomst hoofdelijk aansprakelijk is. Voor andere schulden van de gemeenschap is hij voor de helft aansprakelijk.

Ten aanzien van het onderhavige geschil zijn geen feiten gesteld of gebleken waaruit kan worden afgeleid dat [opposante] aansprakelijk is voor de gehele door IDM gevorderde schuld. Derhalve is naar Nederlands recht [opposante] ten hoogste voor de helft van de uit de kredietovereenkomst ontstane schuld aansprakelijk.

3.13 In afwachting van de aktewisseling houdt de rechtbank iedere verdere beslissing aan.

4 De beslissing

De rechtbank,

alvorens verder te beslissen,

verwijst de zaak naar de rol van woensdag 27 augustus 2008 voor het nemen van een akte zoals bedoeld onder 3.7, eerst aan de zijde van IDM.

Dit vonnis is gewezen door mr. E. Mentink.

Uitgesproken in het openbaar.

1994/1585


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature