Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

Verweerder heeft eiseresses vervolgaanvraag voor een vergoeding op grond van de Wet kinderopvang (verder: Wko) over het jaar 2007 afgewezen.

Uitspraak



RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD

Sector Bestuursrecht, Enkelvoudige Kamer

Registratienummer: Awb 08/182

Uitspraak

in het geding tussen:

[eiseres],

wonende te [woonplaats], eiseres,

gemachtigde: mr. H.A. van der Kleij

en

het college van burgemeester en wethouders van Zwolle,

verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 23 mei 2007 heeft verweerder eiseresses vervolgaanvraag voor een vergoeding op grond van de Wet kinderopvang (verder: Wko) over het jaar 2007 afgewezen.

Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 27 juni 2007 bezwaar gemaakt bij verweerder.

Bij besluit van 18 december 2007 heeft verweerder het bezwaar van eiseres conform het advies van de adviescommissie bezwaarschriften ongegrond verklaard.

Bij brief van 23 januari 2008 is namens eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.

Bij brief van 7 februari 2008 heeft verweerder verweer gevoerd en op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend.

De zaak is op 19 augustus 2008 ter zitting behandeld. Eiseres is in persoon ter zitting verschenen, in het bijzijn van haar echtgenoot [echtgenoot] en van gemachtigde voornoemd. Namens verweerder is verschenen W.A. de Jong, ambtenaar der gemeente.

2. Overwegingen

2.1 Voorgeschiedenis

Eiseres beschikt ten aanzien van haar zoontje [zoon], geboren op [juli 2004], over een sociaal-medische indicatie voor kinderopvang. In 2006 heeft eiseres van verweerder een tegemoetkoming ontvangen voor de kosten van kinderopvang ten behoeve van [zoon].

Eiseres ontvangt tevens een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (verder: Wwb). Tot 1 juni 2006 ontving zij met haar echtgenoot [echtgenoot] een uitkering naar de norm van gehuwden. Op het inkomstenformulier Wwb van juni 2006 heeft eiseres aangegeven dat haar echtgenoot langdurig in Irak verblijft. Bij besluit van 21 augustus 2006 is de uitkering van eiseres op grond van de Wwb met ingang van 1 juni 2006 omgezet in een uitkering naar de norm van een alleenstaande ouder.

Bij vervolgaanvraagformulier, ingekomen bij verweerder op 20 december 2006, heeft eiseres voor 2007 wederom een aanvraag tegemoetkoming kosten kinderopvang ingediend voor haar zoontje [zoon]. Het aanvraagformulier is ondertekend door eiseres en haar echtgenoot.

Naar aanleiding daarvan heeft er in het kader van de Wwb een tussentijdsonderzoek plaatsgevonden. In een gesprek dat heeft plaatsgevonden op 26 maart 2007 heeft eiseres verklaard dat haar echtgenoot ongeveer 10 maanden per jaar in Irak verblijft omdat zijn moeder, die daar woont, in coma ligt. Tussendoor zou de [echtgenoot] steeds een aantal dagen bij eiseres zijn. De [echtgenoot] zou geen eigen inkomsten hebben en leven van giften van familie.

Bij brief van 19 maart 2007 is eiseres namens verweerder in het kader van de Wwb verzocht de [echtgenoot] te laten uitschrijven van haar adres. Bij brief van 3 april 2007 is eiseres in het kader van de tegemoetkoming kosten kinderopvang wederom door verweerder verzocht de [echtgenoot] uit te laten schrijven van haar adres. Daarbij is aangegeven dat indien wordt vastgesteld dat de [echtgenoot] op 10 april 2007 niet is uitgeschreven, de aanvraag van eiseres op grond van de Wko zal worden afgewezen. Op 20 april 2007 heeft een onverwacht huisbezoek bij eiseres plaatsgevonden, waarbij eiseres wederom heeft uitgelegd, hoe de verblijfsituatie van haar man was. De [echtgenoot] heeft zich met ingang van 14 mei 2007 uitgeschreven van het adres van eiseres.

2.2 Standpunt verweerder

Bij het bestreden besluit heeft verweerder de afwijzing van eiseresses aanvraag om een tegemoetkoming kosten kinderopvang gehandhaafd.

De afwijzing is gebaseerd op het gestelde dat eiseres heeft verzuimd klaarheid te verschaffen over de feitelijke woonsituatie waardoor verweerder geen inzicht heeft gekregen in het inkomen dat verweerder ingevolge de Wko in aanmerking moet nemen. Aangegeven is dat de [echtgenoot] het aanvraagformulier mede heeft ondertekend en daarom op grond van artikel 3 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (verder: Awir) aangemerkt dient te worden als partner en dat zijn inkomen voor een beoordeling ingevolge de Wko van belang is. Dit is echter in tegenspraak met het gegeven dat in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres] uitsluitend eiseres en haar kinderen staan ingeschreven.

In een op 26 maart 2007 in het kader van de Wwb gevoerd gesprek heeft eiseres aangegeven dat haar echtgenoot ongeveer 10 maanden per jaar in Irak verblijft en maar zelden thuis is vanwege het feit dat zijn moeder, die in Irak woont, in coma ligt. Op het op 7 juni 2006 ondertekende “Inkomstenformulier abw” heeft eiseres echter aangegeven dat de moeder en twee zussen van haar echtgenoot overleden zijn en dat haar echtgenoot daarom voor onbepaalde tijd in Irak verblijft. Uit het op 20 april 2007 afgelegde huisbezoek bij eiseres blijkt dat er meerdere aanwijzingen zijn dat de huishouding van eiseres is ingericht op regelmatige deelname van haar echtgenoot aan het gezinsleven. Tijdens het huisbezoek bleek tevens dat de eerdere mededeling van eiseres, dat de moeder en twee zussen van haar echtgenoot zijn overleden, onjuist was.

Omdat de feitelijke situatie van eiseres niet kon worden vastgesteld heeft verweerder ook geen inzicht kunnen verkrijgen in het in aanmerking te nemen inkomen, aldus verweerder.

2.3 Standpunt eiseres

Eiseres wijst erop, dat niet de Wko, maar het Besluit tegemoetkoming kosten kinderopvang als gevolg van sociaal medische indicatie het toetsingskader vormt. Eiseres heeft geen onjuiste gegevens verstrekt en de situatie van artikel 4:35 lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) doet zich niet voor. Eiseres verzoekt om schadevegoeding.

2.4 Wettelijk kader

Vaststaat dat de bepalingen over sociaal-medisch geïndiceerden uit de Wko nog niet in werking zijn getreden. Door verweerder is ter zitting erkend dat in het bestreden besluit de Wko ten onrechte als wettelijke basis wordt genoemd. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de kinderopvang op sociaal-medische indicatie vooralsnog naar de gemeenten verwezen en hun daarvoor geld ter beschikking gesteld.

Grondslag is de gemeentelijke Verordening wet kinderopvang (verder: Verordening).

Artikel 1, eerste lid, van de Verordening zijn de in de artikelen 1 en 2 van de Wet kinderopvan g gedefinieerde begrippen ook van toepassing op deze verordening.

Artikel 1, eerste lid, van de Wet kinderopvan g bepaalt dat op deze wet de Awir, met uitzondering van artikel 49, van toepassing is.

Artikel 1, eerste lid, van de Awir bepaalt dat de partner van de belanghebbende degene is die hierna als eerste wordt genoemd:

a. de niet duurzaam gescheiden levende echtgenoot of geregistreerde partner.

Artikel 3 van de Verordening bepaalt dat een ouder aanspraak heeft op een tegemoetkoming voor kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie, indien de kinderopvang:

a. naar het oordeel van het college noodzakelijk is en

b. deze opvang voldoet aan de bepalingen van de wet.

Artikel 6, vijfde lid, van de Verordening bepaalt dat het college van burgemeester en wethouders van Zwolle bij besluit nadere regels stelt over de hoogte en de berekeningswijze van de tegemoetkoming voor kinderopvang van sociaal medische indicatie.

Artikel 2, eerste lid van het Besluit tegemoetkoming kosten kinderopvang als gevolg van sociaal medische indicatie (verder: het Besluit) wordt de hoogte van de tegemoetkoming, met inachtneming van het gestelde in artikel 6 van de Verordening, uitgedrukt in een percentage.

Artikel 3 van het Besluit bepaalt dat in afwijking van het gestelde in artikel 2, derde lid, voor een ouder met een toetsingsinkomen dat lager of gelijk is aan de geldende bijstandsnorm in het kader van de Wet werk en bijstand, het percentage 100% bedraagt.

De rechtbank stelt tenslotte vast dat het bestreden besluit ziet op de weigering subsidie te verlenen voor de kosten van kinderopvang als bedoeld in artikel 4:35, tweede lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb).

Ingevolge bovengenoemd artikellid kan de subsidieverlening in ieder geval worden geweigerd indien de aanvrager in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid.

2.5 Beoordeling

De rechtbank is van oordeel dat verweerder in navolging van de adviescommissie bezwaarschriften in het bestreden besluit en in het verweerschrift ten onrechte de Wko als wettelijk kader heeft gehanteerd. De Verordening is de basis voor de tegemoetkoming. In de Verordening is echter niet geregeld dat de tegemoetkoming geweigerd mag worden als er onjuiste gegevens zijn verstrekt. De weigeringsgrond moet daarom ontleend worden aan artikel 4:35, tweede lid, van de Awb , zoals overigens in het primaire besluit is gebeurd.

Verweerder is door de verkeerde grondslag te hanteren uitgegaan van een verkeerde rechtsopvatting, namelijk dat het gestelde dat eiseres geen duidelijkheid heeft verschaft over het in het kader van de Verordening en het Besluit in aanmerking te nemen inkomen, al voldoende is om subsidieverlening te weigeren.

Artikel 4:35, tweede lid, van de Awb ziet echter niet op de situatie dat alleen sprake is van het verstrekken van onvolledige of onjuiste inlichtingen, tevens moet voldaan zijn aan het vereiste dat er daardoor een onjuiste beschikking wordt genomen.

Gezien het door verweerder gehanteerde toetsingskader is het bestreden besluit in strijd met artikel 7:12 van de Awb niet van een juiste motivering voorzien.

De rechtbank is met verweerder van oordeel dat [echtgenoot] als partner in de zin van artikel 1, eerste lid, onder a, van de Awir (niet duurzaam gescheiden echtgenoot) aangemerkt dient te worden. Uit de onderliggende stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat [echtgenoot] in de periode vanaf medio 2006 en gedurende 2007 regelmatig, om de twee, drie à vier maanden, gedurende enkele dagen tot twee weken bij eiseres verbleef. Tevens is gebleken dat het nooit de intentie geweest van eiseres of [echtgenoot] is geweest om de relatie te verbreken.

Anders dan verweerder is de rechtbank van oordeel dat eiseres ten aanzien van het partnerschap van [echtgenoot] in het kader van onderhavige subsidie geen onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt. Op het aan het bestreden besluit ten grondslag liggende vervolgaanvraagformulier heeft eiseres [echtgenoot] als partner genoemd en [echtgenoot] heeft dit formulier als partner medeondertekend. Voorts heeft eiseres in haar contacten met verweerder in het kader van de Wwb consequent aangegeven dat haar partner vanwege familieomstandigheden overwegend in Irak verblijft, maar wel regelmatig voor een korte periode bij zijn gezin in Zwolle verblijft. Dat eiseres aan verweerder tegenstrijdige mededelingen heeft gedaan over de aard van bedoelde familieomstandigheden doet hieraan niet af. Of moeder in Irak nog in leven is, is immers niet van invloed op de tegemoetkoming. Ook het feit dat volgens de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Zwolle [echtgenoot] met ingang van 14 mei 2007 geen verblijf meer heeft op het woonadres van eiseres en de kinderen maakt de inlichtingen die eiseres in het kader van de aanvraag heeft verstrekt niet onjuist. Het feit dat sedert genoemde datum klaarblijkelijk geen sprake meer was van verblijf van [echtgenoot] op het betreffende adres in de zin van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens maakt niet dat geen sprake meer was van partnerschap op grond van artikel 1, eerste lid onder a van de Awir . Deze wetten hanteren eigen begrippen en dienen een ander doel. Overigens heeft de [echtgenoot] zich eerst na aandringen van verweerder op het betreffende adres laten uitschrijven.

Ook ten aanzien van het in het kader van het Besluit in aanmerking te nemen toetsingsinkomen heeft eiseres, anders dan verweerder stelt, geen onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt die tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zouden hebben geleid.

Bij het vervolgaanvraagformulier heeft eiseres de vraag of er sprake is van een wijziging in de uitkeringssituatie negatief beantwoord. Dat eiseres daarbij niet heeft aangegeven dat haar uitkering op grond van de Wwb naar de norm van gehuwden met ingang van 1 juni 2006 is omgezet naar een uitkering naar de norm van een alleenstaande ouder maakt niet dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 4:35, tweede lid, aanhef en onder a van de Awb . Ingevolge artikel 3 van het Besluit geeft een toetsingsinkomen op bijstandsniveau immers recht op een vergoeding van 100%. Gesteld noch gebleken is dat eiseres of haar partner naast een uitkering op grond van de Wwb over inkomsten uit andere bronnen beschikten. Van het door een buurvrouw van eiseres ten overstaan van twee ambtenaren van de gemeente gesuggereerde, dat [echtgenoot] ruimschoots over financiële middelen beschikt omdat hij zich in het buitenland bezighoudt met wapenhandel, is niets gebleken. Zulks is niet nader onderzocht of bij eiseres gecheckt, zodat het niet het niveau van buurtroddel ontstijgt. Aldus heeft verweerder niet onderbouwd, waaraan hij ontleent, dat eiseres en haar partner onvolledige opgave van hun inkomen hebben gedaan.

Aan het namens verweerder eerst ter zitting gestelde, dat sprake is van onjuiste informatieverstrekking omdat eiseres in een ander aanvraag- en inlichtingenformulier Tegemoetkoming kosten kinderopvang 2007 de daarin gestelde vragen over het inkomen niet heeft beantwoord komt geen waarde toe. Op het betreffende formulier ontbreekt een datumaanduiding en ook is niet duidelijk of en in welk kader dit formulier is ingediend. Het is in ieder geval niet kenbaar aan de afwijzing ten grondslag gelegd.

2.6 Conclusie, schadevergoeding en proceskostenveroordeling

Uit het voorgaande volgt dat zich niet de situatie als bedoeld in artikel 4:35, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb heeft voorgedaan en verweerder derhalve niet bevoegd was de gevraagde subsidie te weigeren. Het bestreden besluit wordt vernietigd wegens strijd met dit artikel, alsmede met artikel 7:12 van de Awb .

Het bestreden besluit komt mitsdien voor vernietiging in aanmerking. Verweerder zal zich bij een nieuw te nemen besluit tevens dienen uit te spreken over de gevraagde schadevergoeding.

Voorts bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten welke eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, welke kosten worden begroot op € 644, -.

3. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;

- bepaalt dat verweerder met inachtneming van het gestelde in deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar neemt;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten welke eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, welke kosten worden begroot op € 644, -, te betalen door de gemeente Zwolle aan de griffier;

- bepaalt dat de gemeente Zwolle aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 39, - vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. L.E.C. van Rijckevorsel-Besier en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. A. Landstra als griffier,


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature