Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Plantenziektenwet

Besluit bestrijding schadelijke organismen

Uitspraak



College van Beroep voor het bedrijfsleven

AWB 07/517 18 september 2008

32103 Plantenziektenwet

Besluit bestrijding schadelijke organismen

Uitspraak in de zaak van:

Maatschap A, te B, appellante,

tegen

Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

gemachtigde: mr. M.J. van Amerongen, werkzaam bij verweerders Dienst Regelingen.

1. De procedure

Appellante heeft bij brief van 16 juli 2007, bij het College binnengekomen op 17 juli 2007, beroep ingesteld tegen een op 12 juni 2007 verzonden besluit van verweerder van 4 juni 2007.

Bij dit besluit heeft verweerder ongegrond verklaard de bezwaren van appellante tegen zijn besluit van 25 juli 2006 waarbij appellante namens verweerder is aangezegd het maïsgewas dat werd geteeld op een perceel dat was gelegen in een zogenoemde veiligheidszone en waarop in 2005 reeds maïs was geteeld, uiterlijk 4 augustus 2006 vernietigd te hebben.

Bij brief van 7 augustus 2007 heeft verweerder een verweerschrift ingediend en op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.

Op 7 augustus 2008 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij voor appellante het woord is gevoerd door haar vennoot C, en voor verweerder door zijn gemachtigde.

2. De grondslag van het geschil

2.1 In het Besluit bestrijding schadelijke organismen (hierna: Bbso) was ten tijde hier van belang, onder meer het volgende bepaald:

"Artikel 1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a. partij: hoeveelheid planten of plantaardige produkten (…)

c. een door schadelijk organisme aangetaste partij: een partij waarop of waarin op enigerlei wijze een schadelijk organisme voorkomt. (…)

Artikel 3

1. De eigenaar of houder van een partij, aan wie door Onze Minister is medegedeeld, dat die partij geheel of gedeeltelijk door een schadelijk organisme is aangetast of verdacht wordt daardoor te zijn aangetast, is verplicht overeenkomstig de hem door Onze Minister gedane aanzegging, op de daarbij voorgeschreven wijze en binnen dan wel gedurende de daarbij gestelde termijn:

a. de planten van deze partij te oogsten of te rooien;

b. de planten of plantaardige produkten van deze partij een door Onze Minister bepaalde bestemming te geven, of

c. deze partij, het daarvoor gebruikte verpakkingsmateriaal of de schadelijke organismen afkomstig van deze partij te bewaren, te verplaatsen, te vervoeren, te bewerken, te behandelen of te vernietigen of anderszins onschadelijk te maken. (…)

Artikel 17

1. Indien in een gebied, op een terrein of in een ruimte de aanwezigheid van een door Onze Minister aangewezen schadelijk organisme is aangetoond of wordt vermoed, kan Onze Minister met betrekking tot dat gebied, dat terrein of die ruimte regels stellen als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Plantenziektenwet. (…)"

In de op artikel 17 Bbso en beschikking 2003/766/EG van de Commissie van 24 oktober 2003 tot vaststelling van noodmaatregelen om de verspreiding in de Gemeenschap van Diabrotica virgifera Le Conté (maïskever) te voorkomen

(Pb 2003, L 275, blz. 49) gebaseerde Regeling bestrijding maïswortelkever 2003 (hierna: Regeling) is onder meer het volgende bepaald:

"Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder: (…)

b. maïswortelkever: het organisme Diabrotica virgifera virgifera Le Conte;

c. haard: terrein waar de maïswortelkever wordt aangetroffen;

d. kerngebied: een krachtens artikel 2, eerste lid, van deze regeling aangewezen gebied;

e. veiligheidszone: een krachtens artikel 2, tweede lid, van deze regeling aangewezen gebied; (…)

Artikel 2

1. Als kerngebied worden in de bijlage bij deze regeling gebieden aangewezen met een straal van minimaal 1 kilometer rond een haard.

2. Als veiligheidszone worden in de bijlage van deze regeling gebieden aangewezen met een straal van minimaal 4 kilometer rond het aangewezen kerngebied. (…)

Artikel 10

Het is verboden op een terrein dat is gelegen in een veiligheidszone, maïs meer dan eenmaal per twee opeenvolgende jaren op een zelfde terrein te telen, te rekenen vanaf 1 januari van het jaar waarin die veiligheidszone is aangewezen."

2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.

- Op 5 september 2005 is de maïswortelkever aangetroffen nabij Schiphol (gebied Badhoevedorp)

- Naar aanleiding van die vondst heeft verweerder op 6 september 2005 de bijlage bij de Regeling geactualiseerd. Blijkens de publicatie daarvan in de Staatscourant (Stcrt. 2005, nr. 174, blz. 37) is de bijlage ter inzage gelegd bij verweerders ministerie, alsmede op het hoofdkantoor van de Plantenziektekundige Dienst (hierna: PD) en de locatiekantoren van de PD gelegen in of in de meeste nabijheid van de gebieden die in de bijlage zijn aangewezen.

- Op 20 en 21 juli 2006 is bij een vruchtwisselingscontrole (Diabroticasurvey) door de PD geconstateerd dat op het bedrijf van appellante op hetzelfde perceel in het tweede opeenvolgende jaar (suiker)maïs is geteeld.

- Bij besluit van 25 juli 2006 heeft verweerder appellante van de bevindingen van de PD in kennis gesteld, gesteld dat het bedoelde perceel is gelegen in de veiligheidszone en dat appellante daarmee in strijd handelt met artikel 10 van de Regeling en artikel 3 Bbso. Op grond daarvan heeft verweerder appellante aangezegd het maïsgewas uiterlijk 4 augustus 2006 vernietigd te hebben.

- Bij brief van 28 juli 2006 heeft appellante tegen dat besluit bezwaar gemaakt.

- Op 10 oktober 2006 is appellante telefonisch gehoord omtrent haar bezwaar.

- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.

3. Het bestreden besluit

Bij het bestreden besluit heeft verweerder samengevat, het volgende overwogen. De wijziging van de bijlage bij de Regeling waarbij het kerngebied en de veiligheidszone Badhoevedorp zijn ingesteld is op de voorgeschreven wijze gepubliceerd. Daarnaast heeft verweerder, zonder hiertoe te zijn gehouden, zoveel mogelijk telers die in het jaar 2005 maïs hebben geteeld, persoonlijk op de hoogte gesteld van de wijziging van de Regeling. Van een ondernemer wordt verwacht dat hij zich op de hoogte houdt van de regelgeving die voor hem van belang kan zijn.

Het betoog dat tot 28 juli 2008 op het bedrijf van appellante nog geen aanwezigheid van de maïswortelkever was vastgesteld, kan niet afdoen aan de rechtmatigheid van het besluit. Dit betoog laat immers onverlet dat het maïsperceel was gelegen in de veiligheidszone.

Voor zover met het bezwaarschrift wordt beoogd een vergoeding te ontvangen voor het nadeel dat eventueel wordt geleden, heeft verweerder overwogen dat zowel uit de wetgeschiedenis als uit de rechtspraak van het College blijkt dat het compenseren van nadelen van op zich als rechtmatig te kwalificeren besluiten, geen zelfstandig element is bij het voorbereiden en nemen van deze besluiten.

4. Het standpunt van appellante

Appellante stelt niet op de hoogte te zijn geweest van de wijziging van de Regeling waarbij de veiligheidszone Badhoevedorp is ingesteld noch van het op grond van de Regeling geldende vruchtwisselingsvoorschrift. Zij is niet door verweerder geïnformeerd, hoewel zij bij de landbouwtellingen steeds heeft opgegeven maïs te telen. Appellante benadrukt dat de schade die als gevolg van het besluit buiten haar schuld is ontstaan. De schade die is geleden bedraagt ongeveer € 5000 wat betreft de vernietigde maïs en de werkzaamheden gemoeid met de door het besluit opgedragen vernietiging.

Ter zitting heeft appellante in aanvulling op het beroepschrift gesteld dat anderen wier bedrijf eveneens in de veiligheidszone is gelegen en in strijd met de Regeling maïs verbouwden, niet werden verplicht hun maïs te vernietigen. Zij heeft als voorbeeld genoemd het bedrijf van D waar kon worden volstaan met twee bespuitingen.

5. De beoordeling van het geschil

5.1 Verweerder heeft zowel aan het bestreden besluit als aan het primaire besluit van 25 juli 2006 ten grondslag gelegd dat appellante in 2006 maïs heeft geteeld op een in de veiligheidszone Badhoevedorp gelegen perceel waarop ook in 2005 maïs is geteeld.

Met betrekking tot zijn bevoegdheid tot - handhaving van - de aanzegging de op het perceel geteelde partij maïs te vernietigen heeft de verweerder gewezen op artikel 3 Bbso in samenhang met artikel 10 van de Regeling.

Naar het oordeel van het College heeft verweerder aldus miskend dat artikel 3 Bbso slechts voorziet in een bevoegdheid tot aanzegging van maatregelen als de onderhavige ten aanzien van een partij die geheel of gedeeltelijk door een schadelijk organisme is aangetast of wordt verdacht daardoor te zijn aangetast.

Uit verweerders vaststelling dat het maïsperceel van appellante is gelegen in de veiligheidszone Badhoevedorp vloeit weliswaar voort dat ten aanzien van dat perceel het verbod van artikel 10 van de Regeling van toepassing is, terwijl voorts vast staat dat dit verbod is overtreden, maar hieruit kan niet zonder meer worden geconcludeerd dat de onderhavige partij maïs van appellante door de maïswortelkever was aangetast en evenmin dat sprake was van een gerechtvaardigd vermoeden dat hiervan sprake zou zijn.

In reactie op de door appellante in bezwaar aangevoerde grond dat op haar bedrijf de aanwezigheid van de maïswortelkever niet is vastgesteld, heeft verweerder in het bestreden besluit volstaan met de constatering dat dit onverlet laat dat het maïsperceel in de veiligheidszone lag. Een dergelijke constatering kan gelet op hetgeen hiervoor met betrekking tot artikel 3 Bbso is overwogen, niet als een ingevolge artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) vereiste deugdelijke motivering voor de handhaving van de aanzegging tot vernietiging van de partij maïs worden aangemerkt.

Voorts neemt verweerders verwijzing naar beschikking 2003/766/EG niet weg dat pas uitvoering kan worden gegeven aan daaruit voorvloeiende communautaire verplichtingen, als het nationale recht daartoe in een bevoegdheid voorziet en aan de voorwaarden voor uitoefening van deze bevoegdheid is voldaan.

Reeds het vorenoverwogene brengt mee dat het beroep gegrond moet worden verklaard en het bestreden besluit moet worden vernietigd. In dit geval kan derhalve de vraag of deze wijze van bekendmaking van de (wijziging) van de Regeling - waarbij kennisneming van de concrete verplichtingen door raadpleging van op bepaalde kantoren van verweerder ter inzage gelegde stukken moet geschieden - voldoet aan de daaraan te stellen eisen buiten beschouwing blijven.

Gelet op de omstandigheden van het geval zal het College op voet van het bepaalde in artikel 8:72, vierde lid, Awb zelf in de zaak voorzien.

Hierbij acht het College van belang dat de desbetreffende partij maïs al geruime tijd geleden is vernietigd, terwijl noch uit de op de zaak betrekking hebbende stukken noch uit het onderzoek ter zitting is gebleken dat verweerder ten tijde van belang heeft onderzocht of de partij waarop het bestreden besluit betrekking heeft, geheel of gedeeltelijk door de maïswortelkever is aangetast of dat gerechtvaardigd kon worden vermoed dat van een dergelijke aantasting sprake was. Voorts is uit de aan de zaak ten grondslag liggende feiten en omstandigheden ook niet gebleken dat ten tijde van de aanzegging tot vernietiging de aanwezigheid van de maïswortelkever op het betreffende perceel aannemelijk was.

Het College wijst er in dit verband op dat namens appellante ter zitting onweersproken is gesteld dat sprake was van een gezonde partij maïs.

Het bezwaar dient derhalve gegrond te worden verklaard en het besluit van 25 juli 2006 dient te worden herroepen. In verband hiermee is de weigering van verweerder over te gaan tot vergoeding van de hiervoor vermelde door appellante gestelde schade evenmin in rechte houdbaar.

Het College ziet aanleiding ter finale beslechting van het geschil zelf met toepassing van artikel 8:73, eerste lid, Awb het door verweerder aan appellante bij wijze van schadevergoeding te betalen bedrag vast te stellen aangezien partijen daaromtrent ter zitting voldoende naar voren hebben gebracht. Hierbij is van belang dat appellante gemotiveerd heeft betoogd dat de waarde van het gewas dat ingevolge het besluit van 25 juli 2006 is vernietigd circa € 4600 bedraagt en dat het tijdbeslag en de kosten gemoeid met de uitvoering van dat besluit op € 400 kunnen worden begroot.

Verweerder heeft deze posten noch de omvang daarvan bestreden en de hoogte van het bedrag komt het College, gelet op de onderbouwing daarvan door appellante, ook niet onredelijk voor.

Gelet op zal het College bepalen dat aan appellante alsnog vergoeding wordt toegekend voor de door haar als gevolg van het besluit van 25 juli 2006 geleden schade tot een bedrag van € 5.000. Over dit bedrag dient verweerder, gelet op de onrechtmatigheid van dit besluit, vanaf 4 augustus 2006 de wettelijke rente te vergoeden.

Het College overweegt voorts dat het door appellante betaalde griffierecht dient te worden vergoed.

6. De beslissing

Het College:

- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;

- voorziet in de zaak in dier voege dat het besluit van 25 juli 2006 wordt herroepen en dat aan appellante een

schadevergoeding wordt toegekend ten bedrage van € 5.000 (zegge: vijfduizend euro) te vermeerderen met de wettelijke

rente vanaf 4 augustus 2006 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat dit onderdeel van het dictum in de

plaats treedt van het bestreden besluit;

- bepaalt dat het door appellante betaalde griffierecht ad € 285,00 (zegge: tweehonderdvijfentachtig euro) aan haar moet

worden vergoed;

- wijst de Staat aan als rechtspersoon die aan appellante de schadevergoeding en de door haar betaalde griffierechten moet

voldoen.

Aldus gewezen door mr. B. Verwayen, mr. M.A. van der Ham en mr. M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van mr. A. Bruining als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 18 september 2008.

w.g. B. Verwayen w.g. A. Bruining


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature