Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Voorzieningenrechter sluit kort. Vrijstelling voor skatevoorzieningen. Geluidsnormen onvoldoende gemotiveerd. Ruimtelijke onderbouwing niet kenbaar.

Uitspraak



RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht

registratienummers: AWB 08/1190 (hoofdzaak) en AWB 08/2172 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de voorzieningenrechter ingevolge artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 4 juli 2008 in het geding tussen

[verzoeker 1],

[verzoeker 2],

[verzoeker 3],

[verzoeker 4],

[verzoeker 5],

[verzoekers 6],

[verzoeker 7],

[verzoekers 8],

[verzoekers 9],

[verzoeker 10],

[verzoeker 11],

[verzoeker 12],

[verzoeker 13],

[verzoeker 14],

[verzoeker 15],

[verzoeker 16],

verzoekers,

allen wonende te [woonplaats], vertegenwoordigd door mr. A. Kos,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Barneveld, verweerder,

alsmede

de gemeente Barneveld, partij ex artikel 8:26 van de Awb .

1. Aanduiding bestreden besluit

Besluit van verweerder van 9, verzonden 17, januari 2008.

2. Procesverloop

Verweerder heeft bij het onder 1. aangeduide besluit – met voorbijgaan aan de daartegen gerichte zienswijzen - met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO; oud) vrijstelling verleend voor de realisatie en het gebruik van skatevoorzieningen aan de Woudseweg te Barneveld (verder te noemen: de skatevoorziening).

Tegen dit besluit hebben verzoekers op 27 februari 2008 beroep bij de rechtbank ingesteld.

Op 6 mei 2008 hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht het bestreden besluit te schorsen.

Het verzoek is behandeld ter zitting van 17 juni 2008. Van verzoekers zijn aldaar verschenen [verzoeker 4] en [verzoeker 3], bijgestaan door mr. A. Kos. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. S. Hoekstra.

3. Overwegingen

Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaande aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

Ingevolge artikel 8:86, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter indien het verzoek, bedoeld in artikel 8:81 van de Awb , wordt gedaan indien beroep bij de rechtbank is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, van de Awb nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, tevens onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.

De voorzieningenrechter maakt van laatstgenoemde bevoegdheid gebruik.

ten aanzien van de hoofdzaak

3.1 Ingevolge artikel 6:13 van de Awb kan geen beroep bij de administratieve rechter worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht, geen bezwaar heeft gemaakt of geen administratief beroep heeft ingesteld. Verzoeker [verzoeker 4] heeft geen zienswijze naar voren gebracht en niet is gebleken dat zulks verschoonbaar is. Zijn beroep moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

3.2 Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Ingevolge het bepaalde in artikel 9.1.10, van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening (Stb. 2008, 180) blijft het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van

deze wet van toepassing ten aanzien van een vrijstelling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening , waarvan het verzoek is ingediend voor dat tijdstip.

3.3 Verweerder beoogt om ten behoeve van een skatevoorziening toestellen te plaatsen en een verharding aan te leggen. Blijkens de bij het bestreden besluit behorende situatietekening betreft het een funbox, een halfpipe, een quarterpipe, een bank en stelconplaten. Verder blijkt uit de stukken dat er een 1 meter hoog hekwerk komt.

De skatevoorziening wordt gerealiseerd op gronden, die in het toepasselijke bestemmings-plan “Wijken Zuid” de bestemming “Groen” hebben.

Ingevolge artikel 36 van de planvoorschriften zijn deze gronden bestemd voor groen en paden. In artikel 37 van de planvoorschriften is - samengevat en voor zover hier relevant - bepaald dat op deze gronden uitsluitend bij groen behorende andere bouwwerken van maximaal 1.00 meter hoogte mogen worden gerealiseerd en kunstwerken niet hoger dan 3.00 meter. Volgens verweerder en onweersproken door verzoekers zijn de toestellen in ieder geval lager dan drie meter.

Ingevolge artikel 66 van de planvoorschriften is het verboden de in het plan begrepen gronden en opstallen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan deze gronden gegeven bestemming en met het in of krachtens deze voorschriften ten aanzien van het gebruik van deze gronden en opstallen bepaalde.

Plaatsing van speeltoestellen van beperkte omvang is toegestaan, zolang deze vallen onder het bepaalde in artikel 3, tweede lid, onder a, van het Besluit bouwvergunningsvrije en licht- bouwvergunningplichtige bouwwerken.

Ingevolge voornoemde bepaling wordt, behoudens in gevallen als bedoeld in artikel 5, als bouwen van beperkte betekenis als bedoeld in artikel 43, eerste lid, onderdeel c, van de Woningwet voorts aangemerkt het bouwen van een speeltoestel, als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van het Warenwetbesluit attractie en speeltoestellen, mits de hoogte, gemeten vanaf de voet, minder is dan 3 meter.

In laatstgenoemde bepaling wordt onder een speeltoestel verstaan een inrichting bestemd voor vermaak of ontspanning waarbij uitsluitend van zwaartekracht of van fysieke kracht van de mens gebruik wordt gemaakt.

Op grond van het vorenstaande behoeft er naar het oordeel van de voorzieningenrechter voor de speeltoestellen (mits geen drie meter hoog) geen bouwvergunning te worden verleend.

3.4 Met de vrijstelling beoogt verweerder om in afwijking van de gebruiksbepalingen van het bestemmingsplan in de groenbestemming zowel verharding aan te leggen als speeltoestellen te plaatsen. Daarom heeft verweerder voor het in dit bestemmingsplan gelegen perceelsgedeelte een vrijstelling verleend zoals bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de WRO (oud).

Ingevolge artikel 19, tweede lid, van de WRO (oud) kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in door gedeputeerde staten (GS), in overeenstemming met de inspecteur van de ruimtelijke ordening, aangegeven categorieën van gevallen. GS kunnen daarbij tevens bepalen onder welke omstandigheden vooraf een verklaring van GS is vereist dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben. Het bepaalde in het eerste artikellid met betrekking tot een goede ruimtelijke onderbouwing is van overeenkomstige toepassing.

In het eerste lid van artikel 19 van de WRO (oud) is met betrekking tot een goede ruimtelijke onderbouwing bepaald, dat hieronder bij voorkeur een gemeentelijk of intergemeentelijk structuurplan wordt verstaan. Indien er geen structuurplan is of wordt opgesteld, wordt bij de ruimtelijke onderbouwing in elk geval ingegaan op de relatie met het geldende bestemmingsplan, dan wel wordt er gemotiveerd waarom het te realiseren project past binnen de toekomstige bestemming van het betreffende gebied.

GS heeft (laatstelijk) bij besluit van 15 november 2005 de lijst van gevallen ex artikel 19, tweede lid, van de WRO (oud) vastgesteld. Hierin is bepaald dat burgemeester en wethouders vrijstelling kunnen verlenen van het geldende bestemmingsplan ten behoeve van projecten die passen binnen de op de lijst aangegeven categorieën. Voorts heeft GS in dit besluit een aantal algemene voorwaarden genoemd waaraan een - zonder verklaring van geen bezwaar - te verlenen vrijstelling moet voldoen.

Verzoekers hebben aangevoerd dat in dit geval toepassing van artikel 19, tweede lid, van de WRO (oud) in strijd is met de voornoemde algemene voorwaarden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is echter niet gebleken dat de enkele realisering van het vergunde onevenredig afbreuk doet aan of onevenredige hinder/beperkingen oplevert voor aangrenzende of nabije functies en bestemmingen, zich niet verdraagt met aangrenzende activiteiten en bestemmingen dan wel een legalisering dan wel uitbreiding betreft van een illegaal gebruik en/of bouwwerk. Ook anderszins is niet gebleken van strijd met evengenoemde algemene voorwaarden.

Wel stelt de voorzieningenrechter vast dat ten tijde van het bestreden besluit niet is voldaan aan de eis van een goede ruimtelijke onderbouwing. In het kader van de vrijstellings-procedure heeft immers geen stuk ter inzage gelegen dat als zodanig valt aan te merken.

Ter zitting heeft verweerder betoogd dat de ruimtelijke onderbouwing is verwerkt in diverse ambtelijke stukken, die in de loop van de procedure zijn opgesteld, zoals het inspraakverslag van 17 juli 2007 en de nota zienswijzen van 7 december 2007.

Onder die omstandigheden is naar het oordeel van de voorzieningenrechter sprake van een verbrokkelde onderbouwing, welke pas in de loop van de vrijstellingsprocedure vorm heeft gekregen. Het geheel van de onderbouwing, met in het bijzonder de nota zienswijzen, was pas kenbaar op het moment dat het bestreden besluit al was genomen en verzoekers niet meer de kans hadden om adequaat op deze ruimtelijke onderbouwing te reageren.

Tevens is daarmee onvoldoende recht gedaan aan de uniforme openbare voorbereidings-procedure van afdeling 3:4 van de Awb. Ingevolge artikel 3:11, eerste lid, van de Awb moet het ontwerp-besluit met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp ter inzage worden gelegd. Het bestreden besluit kan in zoverre geen stand houden.

3.5 Verzoekers hebben voorts betoogd dat verweerder de hantering van de afstandsnormen in verband met het geluid onvoldoende heeft gemotiveerd. Zij verwachten overlast van het geluid van het skaten en van rondhangende jeugd.

In het bestreden besluit stelt verweerder vast dat er voor skatevoorzieningen geen vaste geluids- en/of afstandsnormen bekend zijn. Voor gegevens hierover heeft verweerder zich vervolgens gebaseerd op enerzijds een interpretatie van vergelijkbare buitenactiviteiten die zijn opgenomen in de VNG-lijst (Bedrijven en milieuzonering) en anderzijds op ervaringen die elders in het land zijn opgedaan.

Op basis van de VNG-lijst zoekt verweerder aansluiting bij afstandscriteria, die gelden voor vergelijkbare activiteiten die ook in de open lucht plaatsvinden. Voor hondendressuur-terreinen (stemgeluid) en tennisbanen (pulserend, niet constant geluid) geldt een afstandsnorm van 50 meter tot de gevel van woningen.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder onvoldoende gemotiveerd heeft dat de normering voor een hondendressuurterrein (uit een oogpunt van stemgeluid) en die voor een tennisbaan (vanuit een oogpunt van pulserend, niet constant geluid) voor de skatebaan gehanteerd kunnen worden.

Verweerder heeft voorts gewezen op een evaluatierapport over een bestaande baan in het stedelijk gebied van Willemstad. In dat rapport is een berekening uitgevoerd waarbij het gemeten geluidsniveau aan de bron 108 dB(A) bedraagt. Als grenswaarde geldt een norm van 70 dB(A) voor de dagperiode en 65 dB(A) voor de avondperiode.

Ter zitting hebben verzoekers er op gewezen, dat voornoemde grenswaarden volgens het rapport zijn ontleend aan de “Handreiking industrielawaai en vergunningverlening” (de handreiking). Ten aanzien van deze grenswaarden wordt in de handreiking het navolgende opgemerkt (pagina 16):

“In die gevallen waarin niet aan de grenswaarden kan worden voldaan, kunnen op basis van de afwijkingsbevoegdheid wegens bijzondere omstandigheden hogere maximale geluidsniveaus (Lmax) worden vergund. Op basis van de beschikbare kennis omtrent hinder door maximale geluidsniveaus (Lmax) wordt sterk aanbevolen dat de maximale geluidsniveaus (Lmax) echter niet hoger mogen zijn dan de volgende grenswaarden:

70 dB(A) voor de dagperiode (7.00 uur - 19.00 uur);

65 dB(A) voor de avondperiode (19.00 uur - 23.00 uur);

60 dB(A) voor de nachtperiode (23.00 uur - 7.00 uur).

Het vergunnen van maximale geluidsniveaus (Lmax) hoger dan de grenswaarden dient in de considerans van de vergunning te worden gemotiveerd. Tenminste moet worden aangegeven welke technische en/of organisatorische maatregelen zijn getroffen om de nadelige gevolgen voor het milieu te beperken, voor zover zij niet kunnen worden voorkomen”.

Uit de handreiking volgt dat de grenswaarden waarvan verweerder gebruik heeft gemaakt van toepassing zijn onder bijzondere omstandigheden, waarin niet aan de gebruikelijke, volgens de handreiking lagere, grenswaarden kan worden voldaan.

De voorzieningenrechter begrijpt het voornoemde evaluatierapport van de skatebaan Willemstad aldus, dat daar sprake was van de bijzondere omstandigheid dat het een bestaande skatebaan betrof. Dat is in de thans ter beoordeling voorliggende situatie niet zo.

Gesteld noch gebleken is dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die het hanteren van dergelijke extreme grenswaarden zouden rechtvaardigen.

Met het hiervoor overwogene is dan ook gegeven dat verweerder onvoldoende heeft onderbouwd waarom hij heeft gekozen voor de door hem gehanteerde in acht te nemen minimale afstand van 50 meter van de skatevoorzieningen tot de dichtstbijzijnde woningen. Op basis hiervan heeft verweerder niet in redelijkheid vrijstelling kunnen verlenen. Ook om deze reden is het beroep gegrond.

3.6 Aangezien het bestreden besluit in strijd is met artikel 19, tweede lid, van de WRO (oud), afdeling 3:4 en artikel 3:46 van de Awb , is het beroep gegrond en moet het bestreden besluit worden vernietigd.

De voorzieningenrechter acht termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb en verweerder te veroordelen in de door verzoekers gemaakte proceskosten, welke zijn begroot op € 644 aan kosten van verleende rechtsbijstand. Van andere kosten in dit verband is niet gebleken.

ten aanzien van het verzoek om voorlopige voorziening

Gegeven de hierna weer te geven beslissing in de hoofdzaak bestaat er in dit geval geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb .

Het hiervoor overwogene leidt, mede gelet op artikel 8:74 van de Awb , tot de volgende beslissing.

4. Beslissing

De voorzieningenrechter

ten aanzien van de hoofdzaak:

verklaart het beroep van [verzoeker 4] niet-ontvankelijk;

verklaart de beroepen voor het overige gegrond;

vernietigt het bestreden besluit;

veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers ten bedrage van € 644;

wijst de gemeente Barneveld aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;

bepaalt voorts dat de gemeente Barneveld aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht ad € 143 vergoedt;

ten aanzien van het verzoek om voorlopige voorziening:

wijst het verzoek af;

bepaalt voorts dat de gemeente Barneveld aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht ad € 143 vergoedt.

Aldus gegeven door mr. L. van Gijn, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van

mr. M.G.J. Litjens, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2008.

De griffier, De voorzieningenrechter,

Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:24 juncto 6:13 van de Awb , binnen zes weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's Gravenhage.

Hoger beroep staat niet open voor zover is beslist op het verzoek om voorlopige voorziening.

Verzonden op: 8 juli 2008


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature