Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 23 april 2008, kenmerk PZH-2008-266802, heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland (hierna: het college) het verzoek van de stichting Stichting Buurtcomité Sabinapolder (hierna: de Stichting) om handhavend op te treden ten aanzien van de uitvoering van een project van Essent Wind Nederland B.V. (hierna: Essent) afgewezen.

Uitspraak



200804272/1.

Datum uitspraak: 27 juni 2008

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

de stichting Stichting Buurtcomité Sabinapolder, gevestigd te Heijningen, gemeente Moerdijk,

verzoekster,

en

het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,

verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 23 april 2008, kenmerk PZH-2008-266802, heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland (hierna: het college) het verzoek van de stichting Stichting Buurtcomité Sabinapolder (hierna: de Stichting) om handhavend op te treden ten aanzien van de uitvoering van een project van Essent Wind Nederland B.V. (hierna: Essent) afgewezen.

Tegen dit besluit heeft de stichting Stichting Buurtcomité Sabinapolder (hierna: de Stichting) bezwaar gemaakt.

Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 juni 2008, heeft de Stichting de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 19 juni 2008,

waar de Stichting, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. C.J. van Eijk, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen. Namens Essent is het woord gevoerd door

mr. drs. M.M. Kaajan, advocaat te Amsterdam, en ing . H.N.M. van Mensvoort, drs. M.J.M. Poot en mr. J.T. Woudtstra.

2. Overwegingen

2.1. Het verzoek om voorlopige voorziening is gericht tegen het besluit van het college van 23 april 2008, strekkende tot afwijzing van het verzoek van de Stichting om handhavend op te treden tegen de door Essent aangevangen werkzaamheden ten behoeve van de plaatsing van zes windturbines op een locatie aan de Sabinadijk te Heijningen, waar eerder windturbines van een ander type en met andere afmetingen hebben gestaan. Deze windturbines zijn in december 2006 verwijderd.

Het handhavingsverzoek is afgewezen omdat er volgens het college geen grondslag voor handhavend optreden is. Het college heeft daartoe overwogen dat Essent het project voor de nieuwe windturbines destijds heeft voorgelegd aan het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant en dat door dit college op 26 oktober 2004 is beslist dat de uitvoering van dit project niet vergunningplichtig is op grond van artikel 12 van de Natuurbeschermingswet 1967 (hierna: de Nbw). Volgens het college geldt dit besluit, dat in rechte onaantastbaar is, ingevolge artikel 60a, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998) als een besluit dat is genomen op grond van artikel 19d van de Nbw 1998.

2.2. De Stichting betoogt dat het college bij het nemen van het besluit van 23 april 2008 ten onrechte heeft volstaan met een enkele verwijzing naar het eerder door het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant ingenomen standpunt. Daartoe is aangevoerd dat niet het laatstgenoemde college, maar de minister van Landbouw, Natuur en Voedselvoorziening op grond van artikel 12 van de Nbw het tot vergunningverlening bevoegde orgaan was en dat derdebelanghebbenden als de Stichting geen kennis hebben kunnen nemen van de beslissing van 26 oktober 2004, die eerst in de onderhavige procedure kenbaar is gemaakt. Volgens de Stichting is dan ook van een rechtens bindend besluit, waartegen niet meer kan worden opgekomen, geen sprake.

De Stichting betoogt verder dat het onderzoeksverslag van bureau Waardenburg B.V. van 30 september 2004 betreffende de effecten van de renovatie van het windturbinepark Sabinapolder voor vogels in het natuurgebied Krammer-Volkerak, dat aan het standpunt van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant ten grondslag is gelegd, is gebaseerd op onvolledige en sterk verouderde gegevens over de aantallen in het gebied voorkomende vogels. Zij verwijst in dit verband naar het door haar tegen het voornemen van het college tot afwijzing van haar verzoek ingediende zienswijze, waarin zij het rapport van het bureau Waardenburg gemotiveerd heeft betwist.

Zij verzoekt in deze procedure om een voorlopige voorziening te treffen opdat wordt voorkomen dat de windturbines worden geplaatst en onherstelbare schade voor het als speciale beschermingszone op grond van de Vogelrichtlijn aangewezen gebied Krammer-Volkerak ontstaat.

2.3. Naar het oordeel van de voorzitter bevat de brief van 26 oktober 2004 een standpunt van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant over de te verwachten beslissing voor het geval een formele aanvraagprocedure op de voet van artikel 12 Nbw zou worden doorlopen bij de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, die het tot vergunningverlening bevoegde orgaan was. Met het in deze brief neergelegde standpunt worden evenwel naar voorlopig oordeel geen zelfstandige rechtsgevolgen in het leven geroepen en van een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb is dan ook geen sprake. Hieruit volgt dat de enkele verwijzing naar deze brief niet kan dienen als motivering voor het standpunt van het college dat er geen grondslag is om handhavend op te treden.

Voor zover het besluit van 23 april 2008 daarnaast inhoudelijk al steunt op het onderzoeksverslag van Waardenburg B.V., is het college volledig voorbij gegaan aan de feiten en omstandigheden die de Stichting in haar zienswijze al had ingebracht ter betwisting van de conclusies van dat rapport.

2.4. Gezien het vorenstaande is de voorzitter van oordeel dat het besluit van 23 april 2008 niet zorgvuldig is voorbereid en niet deugdelijk is onderbouwd en daarom na bezwaar niet ongewijzigd kan worden gehandhaafd. Bij het te nemen besluit op bezwaar dient het college aan de hand van de relevante feiten en omstandigheden te beoordelen of voor de nieuwe windturbines een vergunning is vereist ingevolge artikel 19d van de Nbw 1998 en of deze vergunning kan worden verleend. Deze schorsingsprocedure leent zich niet voor een inhoudelijk oordeel daarover.

2.5. Om te voorkomen dat in afwachting van het besluit op bezwaar een onomkeerbare situatie zou kunnen optreden in natuurgebied Krammer-Volkerak, treft de voorzitter, na afweging van de betrokken belangen, een voorlopige voorziening die er op neerkomt dat de onder- en bovengrondse werkzaamheden ter plaatse aan de funderingen mogen worden voortgezet, maar dat nog geen opbouwwerkzaamheden mogen worden verricht met de masten, de gondels en de bladen, voordat het college heeft beslist op het bezwaar van de Stichting. Bij die afweging is in aanmerking genomen dat de werkzaamheden die tot die tijd aan de fundering mogen worden verricht volgens de Stichting geen nadelige effecten zullen hebben op de vogels in het betrokken gebied en dat het besluit op bezwaar kan worden genomen voordat de turbines volgens de huidige planning ter plaatse zullen worden afgeleverd.

2.6. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.

2.7. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.

3. Beslissing

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van 23 april 2008, kenmerk PZH-2006-266802;

II. treft de voorlopige voorziening dat in Windturbinepark Sabinapolder te Heijningen het plaatsen van masten, gondels en bladen niet is toegestaan tot zes weken na de bekendmaking van het besluit op bezwaar, met dien verstande dat indien binnen die termijn wordt verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening, de schorsing doorloopt totdat op dat verzoek is beslist;

III. gelast dat de provincie Zuid-Holland aan de Stichting het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 288,00 (zegge: tweehonderdachtentachtig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.A.G. Stolker, ambtenaar van Staat.

w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Stolker

Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 27 juni 2008

157.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature