Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Deze rechterlijke uitspraak is tegenwoordig bekend onder ECLI:NL:RVS:2008:BD5355 , LJN BD5355

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 14 december 2004 heeft de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: de minister) de instellingssubsidie van de stichting Stichting De Driehoek (hierna: De Driehoek) voor het jaar 2003 vastgesteld op € 235.229,00 en € 75.526,00 van De Driehoek teruggevorderd.

Uitspraak



200706493/1.

Datum uitspraak: 25 juni 2008

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de stichting Stichting De Driehoek, gevestigd te Zwolle,

appellante,

tegen de uitspraak in zaak nr. 06/2658 van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 30 juli 2007 in het geding tussen:

appellante

en

de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

1. Procesverloop

Bij besluit van 14 december 2004 heeft de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: de minister) de instellingssubsidie van de stichting Stichting De Driehoek (hierna: De Driehoek) voor het jaar 2003 vastgesteld op € 235.229,00 en € 75.526,00 van De Driehoek teruggevorderd.

Bij besluit van 31 oktober 2006 heeft de minister naar aanleiding van het door De Driehoek daartegen gemaakte bezwaar de instellingssubsidie vastgesteld op € 266.305,00, de vergoeding voor vermogensvorming op € 31.075,00 en € 75.526,00 van De Driehoek teruggevorderd. De minister heeft het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 30 juli 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad (hierna: de rechtbank), voor zover thans van belang, het daartegen door De Driehoek ingestelde beroep gegrond verklaard, voor zover het de terugvordering van € 31.075,00 betreft, het besluit van 31 oktober 2006 in zoverre vernietigd, het bezwaar in zoverre gegrond verklaard, het primaire besluit in zoverre herroepen en bepaald dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit. Voor het overige heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft De Driehoek bij brief, bij de Raad van State per fax ingekomen op 10 september 2007, hoger beroep ingesteld.

De minister heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 april 2008, waar De Driehoek, vertegenwoordigd door mr. J. Bolt, advocaat te Groningen, en de minister, vertegenwoordigd door A.G.M. Heerkens en J.G. Schot, beiden ambtenaar in dienst van het ministerie, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 33, eerste lid, van het Bekostigingsbesluit welzijnsbeleid (hierna: het Bekostigingsbesluit) dient de subsidieontvanger binnen vier maanden na afloop van de periode of het project waarvoor subsidie is verleend, een aanvraag in voor de subsidievaststelling

Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder c, gaat de aanvraag subsidievaststelling vergezeld van de jaarrekening(en).

Ingevolge artikel 36, eerste lid, dient de jaarrekening te zijn voorzien van een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 2:393, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek .

2.2. Bij besluit van 13 juni 2003 heeft de minister aan De Driehoek voor het jaar 2003 maximaal € 301.049,00 aan instellingssubsidie verleend.

Bij besluit van 14 november 2003 heeft de minister de verleende subsidie, in verband met de ontwikkeling van de kosten van de arbeidsvoorwaarden, verhoogd met € 9.706,00.

Bij brief van 2 juni 2004 heeft De Driehoek de aan het besluit van 14 december 2004 ten grondslag liggende aanvraag ingediend. Daarbij heeft zij de jaarrekening over 2003 overgelegd.

2.3. De Driehoek betoogt dat de rechtbank, door te overwegen dat de minister de overgelegde en door een accountant goedgekeurde jaarrekening over het jaar 2003 als uitgangspunt heeft mogen nemen voor de berekening van de vaststelling van de subsidie, heeft miskend dat de jaarrekening niet juist is, nu daarin weliswaar een vrijgevallen voorziening van € 97.000,- is opgenomen, maar deze voorziening in de jaarrekening over het jaar 2004 thuishoort, aangezien het personeelslid, ten behoeve van wiens afvloeiing de voorziening was opgenomen, in april 2004 is overleden. De minister is bij de berekening van de vaststelling dan ook ten onrechte niet van de overgelegde jaarrekening afgeweken, aldus De Driehoek.

2.3.1. Dat betoog faalt. De minister mag, in gevallen, als het onderhavige, bij de vaststelling van de subsidie in beginsel uitgaan van de door de subsidieontvanger op de voet van artikel 33, tweede lid, van het Bekostigingsbesluit overgelegde jaarrekening, voorzien van een accountantsverklaring. Er is slechts reden om af te wijken van dit uitgangspunt, indien door de subsidieontvanger tijdig een gecorrigeerde en ook door een accountant goedgekeurde jaarrekening wordt overgelegd, dan wel zich een evidente fout voordoet.

Vaststaat dat De Driehoek, nadat zij de gestelde onjuistheid in de jaarrekening over het jaar 2003 had ontdekt, niet alsnog een gecorrigeerde, door een accountant goedgekeurde jaarrekening heeft overgelegd.

Evenmin is dit een evidente fout, in verband waarmee de minister de overgelegde jaarrekening niet aan de berekening van de subsidievaststelling ten grondslag mocht leggen. Dat in die jaarrekening over het jaar 2003 een voorziening is opgenomen die eerst in 2004 is vrijgevallen, kan niet als zodanig worden aangemerkt, reeds omdat dit - als het al een fout is - een fout betreft die, mede gelet op de algemene omschrijving als bijzondere baat, eerst na een inhoudelijke beoordeling van de jaarrekening kan worden geconstateerd, terwijl de minister daarvan nu juist heeft afgezien en, gelet op het hiervoor overwogene, ook heeft mogen afzien.

2.4. De Driehoek betoogt verder dat de rechtbank de minister ten onrechte niet in de proceskosten heeft verwezen. Zij voert daartoe aan dat haar gemachtigde als advocaat namens haar in rechte is opgetreden.

2.4.1. Dit betoog slaagt. In eerste aanleg heeft De Driehoek zich laten vertegenwoordigen door mr. Bolt. Hij is weliswaar, zoals de rechtbank heeft opgemerkt, secretaris van De Driehoek, maar hij is ook, los daarvan, beroepsmatig werkzaam als advocaat. In die hoedanigheid heeft hij zich voor De Driehoek bij de rechtbank gesteld. Dat mr. Bolt tevens haar secretaris is, doet daaraan niet af.

2.5. Uit hetgeen hiervoor onder 2.4.1 is overwogen volgt dat het hoger beroep gegrond is. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, doch slechts voor zover de rechtbank de minister daarbij niet in de proceskosten heeft verwezen. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling dat op na te melden wijze alsnog doen. Voor het overige dient de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen, te worden bevestigd.

2.6. De minister dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten in hoger beroep te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 30 juli 2007 in zaak nr. 06/2658, doch slechts voor zover de rechtbank de minister daarbij niet in de proceskosten heeft verwezen;

III. bevestigt die uitspraak, voor zover aangevallen, voor het overige;

IV. veroordeelt de minister tot vergoeding van bij De Driehoek in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro) en in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), tezamen een bedrag van € 1.288,00 (zegge: twaalfhonderdachtentachtig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de Staat der Nederlanden (het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) aan De Driehoek onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

V. gelast dat de Staat der Nederlanden (het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) aan De Driehoek het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 428,00 (zegge: vierhonderdachtentwintig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. R.R. Winter, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van Staat.

w.g. Loeb w.g. Dallinga

voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2008

18-502.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature