Uitspraak
Rechtbank Arnhem
Sector civiel recht
Insolventienummer: 07.186 F/pj
Datum vonnis: 20 juni 2007
Vonnis opheffing faillissement
Betreffende het faillissement van
[gefailleerde], geboren op [geboortedatum + plaats], wonende te [adres].
De beoordeling
De rechter-commissaris heeft voorgesteld bovengenoemd faillissement op te heffen bij gebrek aan baten.
De gefailleerde is opgeroepen om over deze voordracht te worden gehoord en is verschenen en gehoord ter terechtzitting van 13 juni 2007.
Gefailleerde is het niet eens met de voorgestelde opheffing van het faillissement. Hij wil een akkoord aan de schuldeisers aanbieden. Hij heeft eerder met de curator besproken dat hij daarvoor een bedrag van € 4.500,- beschikbaar kan stellen. De curator heeft aangegeven dat de rechter-commissaris de rechtbank niet zal adviseren om dit akkoord goed te keuren omdat bij een succesvolle schuldsaneringsregeling na drie jaar een bedrag van bijna € 12.000,- op de boedelrekening zou hebben gestaan. Gefailleerde heeft ter zitting aangegeven het niet eens te zijn met dit standpunt en ook gemeld dat hij een akkoord wil aanbieden waarbij € 12.000,- beschikbaar komt. Op de vraag waar dit geld dan vandaan komt, heeft gefailleerde verklaard dat daarover gesproken kan worden.
De rechtbank stelt voorop dat de toestand van de boedel zonder meer aanleiding geeft om het faillissement op te heffen. Er staat immers geen geld op de boedelrekening en er zijn ook geen vermogensbestanddelen die in dit faillissement te gelde gemaakt kunnen worden.
Dat de gefailleerde nog een akkoord zou willen aanbieden doet er niet aan af dat het faillissement voor opheffing gereed ligt. De rechtbank ziet ook overigens geen aanleiding om gefailleerde in de gelegenheid te stellen om een akkoord aan te bieden. Gefailleerde had na het begin van de schuldsaneringsregeling het aanbieden van een akkoord met de bewindvoerder kunnen bespreken. Gefailleerde komt nu – 10 maanden later – met een niet onderbouwd voorstel voor het aanbieden van een akkoord. Dit is onvoldoende om het faillissement niet op te heffen.
De rechtbank laat hierbij nog buiten beschouwing de vraag of een akkoord in een faillissement dat voortvloeit uit een mislukte schuldsaneringsregeling wel voor homologatie in aanmerking komt, nu een dergelijk faillissement uit zijn aard louter gericht lijkt te zijn op verdeling van de boedel onder de schuldeisers.
De publicatiekosten worden op grond van artikel 16 lid 4 van de Faillissementswet ten laste van de Staat der Nederlanden gebracht.
De beslissing
De rechtbank:
beveelt de opheffing van het voornoemde faillissement,
stelt het salaris van de curator en het bedrag van de faillissementskosten tezamen vast op nihil,
brengt de kosten van publicatie ten laste van de Staat der Nederlanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J. Engberts, rechter, op 20 juni 2007.
Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van de zaak kennis moet nemen.