Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Art. 10-3 Awb: college van bestuur van het LSOP bevoegd;

Beroep n-o wegens ontbreken procesbelang, nu eisers verzoek alsnog door verweerder in behandeling is genomen.

Uitspraak



RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht

zaaknummer: AWB 06 - 1635

uitspraak van de meervoudige kamer van 27 november 2006

in de zaak van:

[eiser],

wonende te [woonplaats],

eiser,

tegen:

de directeur van het Centrum voor Competentiemeting en Monitoring,

verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 3 augustus 2005, gericht aan (de geautoriseerde functionaris van) de politieregio Amsterdam-Amstelland, en aan eiser op of omstreeks 9 september 2005 via deze functionaris ter kennis gebracht, heeft de voorzitter van de EVC-commissie bericht dat - onder meer en voor zover hier van belang - aan eiser geen vrijstelling, zoals bedoeld in artikel 13, vijfde lid van de Wet op het LSOP en het politieonderwijs , is verleend voor een examenopdracht op het onderdeel 41.1.01 "Handhaving van het milieuhygiënerecht in stedelijke gebieden".

Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 11 oktober 2005 bezwaar gemaakt.

Bij besluit van 20 december 2005 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 24 januari 2006, aangevuld bij brief van 11 september 2006, beroep ingesteld.

Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.

Het beroep is behandeld ter zitting van 28 september 2006, alwaar eiser in persoon is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H. Hooghiemstra, werkzaam bij het Centrum voor Competentiemeting en Monitoring.

2. Overwegingen

2.1 Eiser, werkzaam als [functie] bij de regiopolitie Amsterdam-Amstelland, wenst de leergang Politiële Milieuspecialist te volgen en heeft in het kader daarvan vrijstelling voor een aantal onderdelen verzocht.

2.2 Eisers beroep is beperkt tot de weigering hem vrijstelling te verlenen voor het onderdeel 41.1.01.

2.3 De rechtbank ziet aanleiding, alvorens in te gaan op het inhoudelijke geschil, eerst te bezien wie, gezien de toepasselijke wet- en regelgeving, als verweerder in de onderhavige procedure is aan te merken.

2.4 Het besluit is genomen door de directeur van het Centrum voor Competentiemeting en Monitoring, een onderdeel van het Landelijk selectie- en opleidingsinstituut politie, Politieonderwijs- en kenniscentrum (LSOP), voorheen genoemd de Politieacademie.

2.5 Artikel 4 van de Wet op het LSOP en het politieonderwijs (hierna: de Wet) luidt:

De organen van het LSOP zijn het college van bestuur en de raad van toezicht.

2.6 Artikel 5, tweede lid, van de Wet luidt:

Het college van bestuur vertegenwoordigt het LSOP in en buiten rechte.

2.7 Artikel 13, vijfde lid, van de Wet luidt:

Het college van bestuur is belast met de beoordeling van eerder verworven kwaliteiten op het gebied van kennis, inzicht, vaardigheden, houding en ervaring, al dan niet blijkend uit eerder behaalde kwalificaties, met het oog op het verlenen van vrijstellingen.

2.8 Voorts heeft het college van bestuur op 12 januari 2004 het EVC-Reglement vastgesteld. EVC staat voor Erkenning Verworven Competenties.

In het reglement zijn de aanvraag, procedures en afhandeling voor het erkennen van verworven competenties vastgelegd.

2.9 Artikel 3 van het EVC-Reglement luidt:

Namens het LSOP draagt de directeur van het Instituut voor Werving en Selectie van het LSOP zorg voor de inrichting van een EVC-bureau dat is belast met de behandeling en afhandeling van de in artikel 2 van dit reglement bedoelde aanvragen.

2.10 Artikel 4, eerste en tweede lid, EVC-Reglement luiden:

1. Namens het College van Bestuur is de directeur van het Instituut voor Werving en Selectie gemandateerd inzake EVC-aangelegenheden.

2. Er is een EVC commissie die namens het College van Bestuur is gesubmandateerd. Deze commissie is belast met het nemen van beslissingen over de ingekomen EVC aanvragen.

2.11 Uit het voorgaande blijkt dat in de wet- en regelgeving mandaat is verleend aan genoemde commissie dan wel de directeur en dat geen sprake is van overdracht van bevoegdheden, zodat, anders dan de gemachtigde van verweerder ter zitting als standpunt naar voren heeft gebracht, geen sprake is van delegatie.

2.12 Ingevolge artikel 10:3, derde lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb), wordt mandaat tot het beslissen op een bezwaarschrift niet verleend aan degene die het besluit waartegen het bezwaar zich richt, krachtens mandaat heeft genomen.

Dit impliceert dat het college van bestuur bevoegd is tot het nemen van een beslissing op een bezwaar tegen een besluit inzake het verlenen van vrijstelling. De thans bestreden beslissing is derhalve niet genomen door het bevoegde orgaan.

2.13 De rechtbank zal evenwel niet overgaan tot gegrondverklaring van het beroep omdat op grond van het hierna volgende het beroep niet-ontvankelijk is.

2.14 Verweerder heeft als reden voor de weigering van de gevraagde vrijstelling gegeven dat de aanvraag niet in behandeling is genomen wegens overschrijding van de zes- wekentermijn voor het indienen van de aanvraag. Eiser heeft zich in bezwaar en in beroep gericht tegen de desbetreffende procedure, waartoe hij onder meer heeft aangevoerd dat hij voorafgaande aan de aanvraag persoonlijk op de hoogte had moeten zijn gesteld van de voorwaarde van de indieningstermijn.

2.15 Naar zowel uit het verweerschrift blijkt als uit eisers brief van 11 september 2006 en tevens ter zitting is toegelicht, heeft verweerder inmiddels besloten, en is aan eiser ook toegezegd, dat de aanvraag alsnog in behandeling wordt genomen. Verweerder is derhalve tegemoet gekomen aan eisers bezwaar dat zijn aanvraag ten onrechte niet in behandeling was genomen.

2.16 Nu eiser geen andere belangen - gedacht kan worden aan vergoeding van mogelijke schade - heeft aangevoerd, op grond waarvan de rechtbank gehouden zou zijn tot een oordeel omtrent het bestreden besluit te komen, en zodanige belangen ook anderszins niet aan de rechtbank gebleken zijn, stelt de rechtbank vast dat eiser geen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn bezwaar. De omstandigheid dat verweerder een principiële uitspraak wenst over het materiële geschilpunt is geen geldig argument voor een ander oordeel.

2.17 Het beroep is wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding, nu niet is gebleken van kosten, die daarvoor in aanmerking komen.

3. Beslissing

De rechtbank:

verklaart het beroep niet-ontvankelijk

Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Guinau, voorzitter van de meervoudige kamer, en mrs. G.W.S. de Groot en I.M. Ludwig, rechters, en op 27 november 2006 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M. Hekelaar, griffier.

afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature