Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

De vraag of de Anw een voorliggende voorziening is ten opzichte van de Ioaz, wordt door de rechtbank ontkennend beantwoord. De Ioaz behoort tot de sociale voorzieningen en heeft tot doel het aanvullen van inkomen tot het niveau van het sociale minimum. In veel opzichten lijkt de Ioaz op de Wwb en diens voorganger de Abw. De Ioaz kent echter, in tegenstelling tot de Wwb, waarin dit is bepaald in artikel 15, niet de weigeringsgrond- of be ëindigingsgrond van een beroep op een passende en toereikende voorliggende voorziening, noch wordt in de Ioaz het desbetreffende artikel van de Wwb van overeenkomstige toepassing verklaard. Hetzelfde geldt voor de door verweerder ter zitting aangevoerde grond over de hoogte van het inkomen. Ook hieromtrent is in de Ioaz niets bepaald dan wel volgt dit niet uit het systeem van de wet. Tevens worden de desbetreffende artikelen uit de Wwb in de Ioaz niet van overeenkomstige toepassing verklaard. Ook overigens ziet de rechtbank niet in waarom eiser verplicht was om een Anw-uitkering aan te vragen.

Uitspraak



RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH

Sector bestuursrecht

Zaaknummer: AWB 05/2020

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 juni 2006

inzake

[eiser],

te [woonplaats],

eiser,

gemachtigde F.T.W.M.M. Hanegraaf,

tegen

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasdonk,

te Geffen,

verweerder,

gemachtigde J.W.J. Engelmoer-Visser.

Procesverloop

Bij besluit van 18 oktober 2004 heeft verweerder de uitkering van eiser ingevolge de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz) met ingang van 27 maart 2004 herzien en vastgesteld op nihil. De uitkering wordt met ingang van 27 maart 2004 beëindigd. Bij hetzelfde besluit heeft verweerder eiser meegedeeld dat de uitbetaalde Ioaz-uitkering over de periode van 1 mei 2004 tot en met 31 juli 2005 wordt teruggevorderd.

Het hiertegen namens eiser ingediende bezwaar is door verweerder bij besluit van 31 mei 2005 ongegrond verklaard.

Het tegen laatstgenoemd besluit ingestelde beroep is behandeld ter zitting van 16 mei 2006, waar eiser is verschenen in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.

Overwegingen

1. In dit geding dient de vraag te worden beantwoord of verweerder terecht en op goede gronden de Ioaz-uitkering van eiser heeft beëindigd.

2. Op 31 juli 2003 heeft eiser een aanvraag voor de Ioaz-uitkering ingediend. Ten tijde van de aanvraag was hij gehuwd en had een brood- en banketbakkersbedrijf. Bij besluit van 10 december 2003 is deze uitkering aan eiser toegekend vanaf de datum beëindiging bedrijf. Op 11 december 2003 heeft eiser verweerder meegedeeld dat zijn echtgenote op 17 oktober 2003 is overleden. Bij besluit van 17 december 2003 is – bij besluit – de norm voor eiser gewijzigd naar de norm alleenstaande. Bij brief van 19 maart 2004 is door verweerder aan eiser meegedeeld dat de Ioaz-uitkering zal ingaan op 27 maart 2004, zijnde de datum van beëindiging van zijn bedrijf en dat hij een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet (Anw) moet aanvragen. Bij besluit van 2 augustus 2004 is aan eiser met ingang van oktober 2003 een Anw-uitkering toegekend ten bedrage van € 984,93 bruto alsmede € 55,55 bruto vakantiegeld per maand.

3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. De stopzetting van de uitkering is in strijd met eerder gemaakte afspraken dat de Anw-uitkering rechtstreeks aan de gemeente zou worden uitbetaald, terwijl de gemeente de Ioaz-uitkering aan eiser betaalt. Eiser heeft evenwel geen bezwaar tegen stopzetten van de uitkering mits de uitkering weer komt te herleven als de Anw-uitkering in de toekomst komt te vervallen aangezien beide uitkeringen nagenoeg hetzelfde bedrag uitbetalen. Het IMK te Eindhoven heeft herhaaldelijk telefonisch meegedeeld dat de Ioaz-uitkering moet herleven als de Anw-uitkering wordt stop gezet. Verweerder is niet inhoudelijk op het bezwaarschrift ingegaan door te oordelen dat het eventuele herleven van de Ioaz-uitkering in de toekomst voor het heden niet relevant is en een theoretische kwestie betreft. Eiser is momenteel 57 jaar en de kans dat de Anw-uitkering voor zijn 65e jaar zal vervallen is zeer zeker aanwezig. Eiser wil nu duidelijkheid hebben over zijn uitkering.

4. De rechtbank overweegt als volgt.

5. Allereerst stelt de rechtbank vast dat in de beslissing op bezwaar van 31 mei 2005 een deugdelijke motivering ontbreekt, nu verweerder heeft volstaan met de constatering dat tijdens de behandeling van het bezwaarschrift niet is aangetoond dat het primaire besluit gewijzigd dient te worden. Reeds hierom komt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor vernietiging in aanmerking en is het beroep gegrond.

6. De rechtbank ziet vervolgens aanleiding om te bezien of met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen worden gelaten. Volgens vaste jurisprudentie kunnen de rechtsgevolgen immers in stand blijven indien materieel geen andere beslissing mogelijk is dan een besluit met hetzelfde dictum als het vernietigde besluit en het vernietigde besluit inhoudelijk rechtmatig is.

7. Blijkens het verweerschrift is verweerder van mening dat het verzoek om de Ioaz-uitkering te continueren met verrekening van de Anw-uitkering of de Ioaz-uitkering te bevriezen/stop te zetten en te laten herleven na beëindiging van de Anw-uitkering niet gehonoreerd kan worden. De Anw-uitkering is een voorliggende voorziening boven een Ioaz-uitkering. Omdat eiser een Ioaz-uitkering ontving, dat is een bijstandsuitkering, en in de gelegenheid was om gebruik te maken van een voorliggende voorziening, de Anw-uitkering, is hij verplicht om van deze voorliggende voorziening gebruik te maken.

Als de Anw-uitkering om welke reden dan ook vervalt, is het niet mogelijk om opnieuw gebruik te maken van een Ioaz-uitkering. Een beëindigde Ioaz-uitkering kan slechts op grond van artikel 7 Ioaz herleven. Er dient dan sprake te zijn geweest van een beëindiging als gevolg van werkaanvaarding, waarbij bij nieuwe werkloosheid het recht op uitkering herleeft. In het advies van het IMK wordt niet gesproken over herleving van het recht op een Ioaz-uitkering na beëindiging van de Anw-uitkering. Ten tijde van het uitbrengen van het advies leefde de echtgenote van eiseres nog en was geen sprake van een Anw-uitkering.

8. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de Anw een voorliggende voorziening is ten opzichte van de Ioaz en dat eiser dientengevolge verplicht was van deze voorziening gebruik te maken.

Ter zitting heeft verweerder aangevoerd dat dit volgens hem in de Ioaz is vastgelegd, dan wel dat de Ioaz vergelijkbaar is met de Algemene bijstandswet (Abw) of de Wet werk en bijstand (Wwb), die wel een dergelijke bepaling inhoudt. Hetzelfde geldt volgens verweerder ook voor het gegeven dat ingevolge de Wwb een uitkering wordt beëindigd indien het inkomen langer dan een maand hoger is dan de uitkering. Hetzelfde zou volgens verweerder ook voor de Ioaz en de uitkering van eiser gelden.

9. De Ioaz behoort tot de sociale voorzieningen en heeft tot doel het aanvullen van inkomen tot het niveau van het sociale minimum. In veel opzichten lijkt de Ioaz op de Wwb en diens voorganger de Abw. Echter kent de Ioaz, in tegenstelling tot de Wet werk en bijstand, waarin dit is bepaald in artikel 15, niet de weigerings- of be ëindigingsgrond van een beroep op een passende en toereikende voorliggende voorziening, noch wordt in de Ioaz het desbetreffende artikel van de Wwb van overeenkomstige toepassing verklaard. Hetzelfde geldt voor de door verweerder ter zitting aangevoerde grond over de hoogte van het inkomen. Ook hieromtrent is in de Ioaz niets bepaald dan wel volgt dit niet uit het systeem van de wet. Tevens worden desbetreffende artikelen uit de Wwb in de Ioaz niet van overeenkomstige toepassing verklaard. Voor het standpunt van verweerder is derhalve geen wettelijke grondslag in de Ioaz aanwezig. Ook overigens ziet de rechtbank niet in waarom eiser, zoals verweerder stelt, verplicht was om een Anw-uitkering aan te vragen. De rechtbank hecht er belang aan om in dit kader nog op te merken dat eiser door dit standpunt van verweerder in een voor hem nadeligere positie is geraakt. Immers, eiser loopt in theorie meer kans zijn Anw-uitkering kwijt te raken dan bij de Ioaz-uitkering het geval zou zijn. Volgens de rechtbank had dit voorkomen kunnen worden.

Gelet op het vorenoverwogene ontbeert het bestreden besluit een deugdelijke motivering en kunnen evenmin de rechtsgevolgen in stand blijven.

10. Eiser heeft nog aangevoerd dat beëindiging in strijd is met eerder gemaakte afspraken om de Anw-uitkering te laten uitbetalen aan verweerder die op zijn beurt de Ioaz-uitkering aan eiser betaalt. De rechtbank vat dit op als een beroep op gerechtvaardigd vertrouwen.

Op grond van de gedingstukken is niet aannemelijk geworden dat dergelijke afspraken dan wel onvoorwaardelijke toezeggingen door verweerder zijn gemaakt/gedaan. Eiser onderbouwt zijn stelling met een brief van verweerder van 1 november 2004, waarin onder meer staat vermeld dat verweerder met de SVB een verrekening heeft getroffen. Deze verrekening betreft echter nadrukkelijk de periode van 27 maart 2004 tot en met april 2004.

11. Het voorstel van eiser om de uitkering te laten herleven na beëindiging van de Anw-uitkering kan niet slagen. Ingevolge artikel 7 van de Ioaz is herleving van de uitkering alleen mogelijk bij hernieuwde werkloosheid na werkhervatting. Hiervan is in casu geen sprake.

Een tijdelijke bevriezing van de uitkering is op grond van de Ioaz ook niet mogelijk. Wil eiser in de toekomst aanspraak kunnen maken op een uitkering, bijvoorbeeld na het wegvallen van de Anw-uitkering, dan zal eerst dan kunnen worden getoetst of eiser op dat moment (nog) voldoet aan de voorwaarden voor het recht op uitkering.

Het feit dat het IMK heeft meegedeeld dat de Ioaz-uitkering dient te herleven als de Anw-uitkering wordt stopgezet verandert daar niets aan.

12. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond en dient het besluit te worden vernietigd. Verweerder dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen de rechtbank heeft overwogen.

13. Daarbij wenst de rechtbank verweerder nog te wijzen op de mogelijkheid om ingevolge artikel 9, eerste lid van de Ioaz , de Ioaz-uitkering te verrekenen met de Anw-uitkering. De Anw-uitkering is ingevolge artikel 4, eerste lid onder b van het Inkomensbesluit Ioaz jo artikel 7, eerste lid onder 1 van het Inkomensbesluit Ioaw , inkomen in de zin van artikel 8, eerste lid onder b van de Ioaz .

14. De rechtbank acht termen aanwezig verweerder onder toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage vastgesteld op in totaal € 644,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:

* 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) beroepschrift;

* 1 punt voor het verschijnen ter zitting;

* waarde per punt € 322,00;

* wegingsfactor 1.

15. De rechtbank zal bepalen dat door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan eiser het door hem gestorte griffierecht ad € 37,00 dient te worden vergoed.

16. Beslist wordt als volgt.

Beslissing

De rechtbank,

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit;

- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;

- gelast het Uwv aan eiser te vergoeden het door hem gestorte griffierecht ad € 37,00

- veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten vastgesteld op € 644,00;

- wijst het Uwv aan als de rechtspersoon die de proceskosten dient te vergoeden.

Aldus gedaan door mr. M.G.P.A. Burghoorn als rechter in tegenwoordigheid van mr. A.A.M.J. Smulders als griffier en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2006.

Belanghebbenden kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van toezending hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Afschriften verzonden:


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature