Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 31 mei 2005 heeft de gemeenteraad van Eersel, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 mei 2005, het bestemmingsplan "De Mortel" vastgesteld.

Uitspraak



200601399/2.

Datum uitspraak: 22 mei 2006

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker], wonend te [woonplaats],

en

het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,

verweerder.

1.    Procesverloop

Bij besluit van 31 mei 2005 heeft de gemeenteraad van Eersel, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 mei 2005, het bestemmingsplan "De Mortel" vastgesteld.

Verweerder heeft bij zijn besluit van 20 december 2005, kenmerk 1107913, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.

Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 17 februari 2006, bij de Raad van State ingekomen op 21 februari 2006, beroep ingesteld.

Bij deze brief heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 mei 2006, waar verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J.A.J.M. van Houtum, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. A.J.J.M. Danen, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.

Voorts is als partij gehoord de gemeenteraad van Eersel, vertegenwoordigd door R. van de Ven, ambtenaar van de gemeente.

2.    Overwegingen

2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.2.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op het geding van toepassing blijft.

2.3.    Het plan voorziet in de verplaatsing van een tennispark en de bouw van 59 woningen, waaronder appartementen, op de vrijkomende locatie in Eersel.

2.4.    Verzoeker stelt dat verweerder het plan ten onrechte heeft goedgekeurd. Hij voert onder meer aan dat de luchtkwaliteit in het plangebied zal verslechteren en dat er geen compenserende maatregelen worden getroffen.

2.5.    Verweerder heeft in de bedenkingen van verzoeker geen aanleiding gezien het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten en heeft het goedgekeurd. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat uit onderzoek is gebleken dat in het plangebied geen sprake zal zijn van een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat.

2.6.    Uit artikel 37 van het Besluit luchtkwaliteit 2005 (hierna: Blk 2005) volgt dat het Blk 2005 op dit geding van toepassing is.

2.6.1.    Ingevolge artikel 7, eerste lid, van het Blk 2005, voor zover hier van belang, nemen bestuursorganen bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit, de in dit besluit genoemde grenswaarden voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes (PM10) in acht.

Ingevolge artikel 7, derde lid, van het Blk 2005 kunnen bestuursorganen de bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, in afwijking van dat lid mede uitoefenen indien:

a. de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft.

2.6.2.    Ingevolge artikel 20 van het Blk 2005 geldt voor zwevende deeltjes (PM10) een grenswaarde van 50 microgram per m³ als vierentwintig-uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal vijfendertig maal per kalenderjaar mag worden overschreden, en een grenswaarde van 40 microgram per m³ als jaargemiddelde concentratie.

2.7.    Door de milieudienst Regio Eindhoven is een onderzoek verricht naar de gevolgen van het bestemmingsplan op de luchtkwaliteit. Dit betreft het onderzoek "Luchtonderzoek plangebied De Mortel te Eersel", gedateerd 29 juli 2005. Uit het onderzoek blijkt dat de wettelijke grenswaarden voor de luchtkwaliteit niet worden overschreden met uitzondering van de grenswaarde voor de vierentwintig-uurgemiddelde concentratie voor PM10. Volgens het rapport bedraagt de overschrijding van deze grenswaarde in 2010 ten hoogste 57 maal en in 2015 ten hoogste 52 maal. In het rapport is gesteld dat de overschrijding niet door het bouwplan maar door de autonome groei van het lokale verkeer wordt veroorzaakt.

2.8.    De Voorzitter overweegt dat blijkens het onderzoek de grenswaarde voor de vierentwintig-uurgemiddelde concentratie PM10  wordt overschreden en dat derhalve niet wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 7, eerste lid, van het Blk 2005. Ingevolge artikel 7, derde lid, aanhef en onder a, van het Blk 2005 staat echter een reeds bestaande overschrijding van een voor de luchtkwaliteit gestelde grenswaarde niet in de weg aan het uitoefenen van een bevoegdheid, zolang de concentratie van de betrokken stof in de buitenlucht niet verder toeneemt.

Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, ziet de Voorzitter op basis van de thans beschikbare gegevens, nu het onderzoek niet is toegesneden op het Blk 2005, echter onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestemmingsplan niet strijd is met het Blk 2005. In verband hiermee acht de Voorzitter, gelet op de onomkeerbare gevolgen die kunnen ontstaan als gevolg van de inwerkingtreding van het plan, termen aanwezig het bestreden besluit bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen

2.9.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

3.    Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 20 december 2005, kenmerk 1107913;

II.    veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij verzoeker in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Noord-Brabant aan verzoeker onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

III.    gelast dat de provincie Noord-Brabant aan verzoeker het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 138,00 (zegge: honderdachtendertig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.A. Bultema, ambtenaar van Staat.

w.g. Bartel    w.g. Bultema

Voorzitter    ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2006

400.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature