Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaats:

Deze rechterlijke uitspraak is tegenwoordig bekend onder ECLI:NL:RVS:2006:AX2112 , LJN AX2112

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 14 februari 2006 heeft verweerder krachtens de Wet milieubeheer aan [vergunninghouder] een vergunning verleend voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting voor de op- en overslag van losgestorte producten of stukgoed, gelegen aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 15 februari 2006 ter inzage gelegd.

Uitspraak



200602313/2.

Datum uitspraak: 12 mei 2006

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

1.    [verzoekers sub 1], wonend te [woonplaats],

2.    [verzoekers sub 2], wonend te [woonplaats],

en

het college van burgemeester en wethouders van Meppel,

verweerder.

1.    Procesverloop

Bij besluit van 14 februari 2006 heeft verweerder krachtens de Wet milieubeheer aan [vergunninghouder] een vergunning verleend voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting voor de op- en overslag van losgestorte producten of stukgoed, gelegen aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 15 februari 2006 ter inzage gelegd.

Tegen dit besluit hebben verzoekers sub 1 bij ongedateerde brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 maart 2006, en verzoekers sub 2 bij brief van 26 maart 2006, bij de Raad van State ingekomen op 28 maart 2006, beroep ingesteld.

Bij ongedateerde brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 maart 2006, hebben verzoekers sub 1 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij ongedateerde brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 maart 2006, hebben verzoekers sub 2 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van verzoekers sub 1 en verzoekers sub 2. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.

De Voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 25 april 2006, waar verzoekers sub 1, van wie [gemachtigde] in persoon, verzoekers sub 2, van wie [gemachtigde] in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door G.H. Wortelboer, S.C. Offringa, A. van der Wal en Y.E. Boersma, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.

Voorts is als partij gehoord vergunninghouder, bijgestaan door mr. W.R. van der Velde, advocaat te Groningen.

2.    Overwegingen

2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.2.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten, op dit geding van toepassing blijft.

   Op 1 december 2005 zijn de wet van 16 juli 2005, houdende wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Stb. 2005, 432), en het besluit van 8 oktober 2005, houdende wijziging van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 2005, 527), in werking getreden. Nu het bestreden besluit vóór 1 december 2005 is genomen, moet dit worden beoordeeld aan de hand van het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wet en dit besluit.  

2.3.    De inrichting is gesitueerd op het krachtens de Wet geluidhinder gezoneerde industrieterrein ‘Oevers D’. De woningen van verzoekers zijn gelegen op dit industrieterrein.

2.4.    Ingevolge artikel 8.8, derde lid, aanhef en onder a, van de Wet milieubeheer neemt het bevoegd gezag bij de beslissing op de aanvraag in ieder geval in acht de voor de onderdelen van het milieu, waarvoor de inrichting gevolgen kan hebben, geldende grenswaarden, voor zover de verplichting tot het in acht nemen daarvan is vastgelegd krachtens of overeenkomstig artikel 5.2 dan wel voortvloeit uit de artikelen 41, 46 tot en met 50, 53, 65 tot en met 68 of 72, tweede lid, van de Wet geluidhinder.

    Ingevolge artikel 8.10, eerste lid, van de Wet milieubeheer kan de vergunning slechts in het belang van de bescherming van het milieu worden geweigerd. Ingevolge het tweede lid van dit artikel, voor zover hier van belang, wordt de vergunning in ieder geval geweigerd indien verlening daarvan niet in overeenstemming zou zijn met hetgeen overeenkomstig artikel 8.8, derde lid, door het bevoegd gezag in acht moet worden genomen.

   Ingevolge artikel 8.11, tweede lid, kan een vergunning in het belang van de bescherming van het milieu onder beperkingen worden verleend. Ingevolge het derde lid van dit artikel, zoals dat v óór 1 december 2005 luidde, worden aan een vergunning de voorschriften verbonden die nodig zijn ter bescherming van het milieu. Voor zover door het verbinden van voorschriften aan de vergunning de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, niet kunnen worden voorkomen, worden aan de vergunning de voorschriften verbonden, die de grootst mogelijke bescherming bieden tegen die gevolgen, tenzij dat redelijkerwijs niet kan worden gevergd.

   Hieruit volgt dat de vergunning moet worden geweigerd, indien de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken door het stellen van voorschriften en beperkingen niet kunnen worden voorkomen dan wel niet voldoende kunnen worden beperkt.

   Bij de toepassing van de artikelen 8.10, eerste lid, en 8.11, zoals dat v óór 1 december 2005 luidde, van de Wet milieubeheer komt verweerder een zekere beoordelingsvrijheid toe, die haar begrenzing onder meer vindt in hetgeen voortvloeit uit de meest recente algemeen aanvaarde milieutechnische inzichten.

2.5.    Verzoekers sub 1 stellen dat onvoldoende rekening is gehouden met het geluid van shovels op het terrein dat is gelegen op een afstand van ongeveer 150 meter van hun huis. Zij vrezen voorts dat de geluidbelasting van de inrichting niet inpasbaar is in de zone. Verzoekers sub 2 stellen dat ten onrechte geen geluidnorm is vastgesteld voor hun woning. Verder vrezen zij geluidhinder te ondervinden als gevolg van het verkeer van en naar de inrichting.

2.5.1.    Tot de aanvraag, welke blijkens het dictum van het bestreden besluit deel uitmaakt van de vergunning, behoort een akoestisch onderzoeksrapport van 19 juli 2005, opgesteld door Ramakers raadgevend ingenieursbureau bv, kenmerk 53.134-1 (hierna: het akoestisch onderzoeksrapport). Uit het akoestisch onderzoeksrapport blijkt dat de geluidbelasting van de inrichting inpasbaar is in de zone rond het industrieterrein. Niet gebleken is dat dit rapport op onjuiste uitgangspunten is gebaseerd. Nu de inrichting is gelegen op een gezoneerd industrieterrein, kan de vergunning, gelet op de uitspraak van de Afdeling van 16 september 1996, E03.94.1331 (BR 1997, p. 50), niet worden geweigerd wegens geluidhinder van het verkeer van en naar de inrichting. De Wet geluidhinder voorziet bovendien niet in geluidgrenswaarden voor woningen die zijn gelegen op een gezoneerd industrieterrein. De woningen van verzoekers worden bij de vergunningverlening krachtens de Wet milieubeheer dan ook niet beschermd. De bezwaren betreffende geluidhinder treffen dan ook geen doel.

2.6.    Verzoekers sub 1 vrezen voor geurhinder als gevolg van het in werking zijn van de inrichting. Zij stellen dat ten onrechte geen geuronderzoek is gedaan, terwijl uit ervaring blijkt dat soortgelijke bedrijven regelmatig geuroverlast veroorzaken. Verzoekers sub 2 stellen dat verweerder ten onrechte geen geurnormen aan de vergunning heeft verbonden.

2.6.1.    Verweerder betoogt dat, nu alleen droge grondstoffen binnen de inrichting worden opgeslagen, het opnemen van aparte geurnormen niet noodzakelijk is. Indien de ingevolge de vergunning verplichte stofbeperkende maatregelen worden getroffen, zal zijns inziens geurhinder eveneens in voldoende mate worden voorkomen. Van vergelijkbare inrichtingen op het gezoneerde industrieterrein is geen sprake, aldus verweerder.

2.6.2.    Gelet op de in de vergunning opgenomen voorschriften en mede in aanmerking genomen de aard van de inrichting en de afstand ervan tot de woning van beide verzoekers, is de Voorzitter van oordeel dat voor onaanvaardbare geurhinder niet behoeft te worden gevreesd. Het opnemen van aparte geurnormen in de vergunning is dan ook niet noodzakelijk. Gelet op het vorenstaande kan een geuronderzoek naar het oordeel van de Voorzitter eveneens achterwege worden gelaten.

2.7.    Verzoekers sub 2 stellen dat ten onrechte door verweerder niet is bepaald dat de werktijden van de inrichting moeten aansluiten bij die van andere bedrijven op het gezoneerde industrieterrein.

2.7.1.    Blijkens de aanvraag, die deel uitmaakt van de vergunning, is de inrichting van maandag tot en met zaterdag geopend van 6 tot 23 uur. Nu niet is gebleken van onaanvaardbare milieugevolgen die nopen tot beperking van de werktijden, ziet de Voorzitter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening op dit punt.

2.8.    Verzoekers sub 1 en sub 2 betogen dat de concentratie van zwevende deeltjes (PM10) op het gezoneerde industrieterrein reeds boven de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van 40 µg/m3 ligt. Ook is sprake van meer dan 35 overschrijdingen per jaar van de grenswaarde voor de vierentwintig-uurgemiddelde concentratie, aldus verzoekers. Verzoekers sub 1 vrezen voor een toename van de concentratie van PM10 als gevolg van onderhavige vergunningverlening. Verweerder moet huns inziens eerst nader onderzoek (laten) verrichten alvorens een beslissing te kunnen nemen over het vestigingsbeleid van de gemeente voor hun industriegebied. Verzoekers sub 2 stellen dat ook vrachtwagenbewegingen van en naar de inrichting en op het terrein van de inrichting leiden tot een toename van de concentratie van zwevende deeltjes.

2.8.1.    Verweerder stelt zich op het standpunt dat alleen op het gezoneerde industrieterrein een overschrijding van de grenswaarde voor de  jaargemiddelde concentratie plaatsvindt. Bovendien zal het aantal dagen dat een overschrijding van de grenswaarde voor de vierentwintig-uurgemiddelde concentratie plaatsvindt gelijk blijven, hetgeen in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 7, derde lid, onder a, van het Besluit luchtkwaliteit 2005 (hierna: Blk 2005), aldus verweerder. Zijns inziens gelden de grenswaarden niet voor het terrein van de inrichting, nu dit moet worden aangemerkt als arbeidsplaats als bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet 1998.  

2.8.2.    In de inrichting vindt onder meer op- en overslag plaats van sterk en licht stuifgevoelige, niet bevochtigbare stoffen in de klassen S1 en S3. De emissies van stof ontstaan bij de knijpbak van de kraan door het laden en lossen van schepen, bij de stortput voor het laden en lossen van bulkwagens, bij de shovel voor het laden van bulkwagens, en bij het afzuigsysteem in de stortput.

   Uit het rapport van 11 januari 2006, opgesteld door TNO Built Environment en Geosciences, kenmerk 2006-D-R0026/B, blijkt dat de jaargemiddelde concentratie van PM10 in de beschouwde scenariojaren  lokaal boven de grenswaarde van 40 µg/m3 komt, in de directe omgeving van bedrijven op het gezoneerde industrieterrein. Niet duidelijk is echter in hoeverre de inrichting van vergunninghouder hieraan een bijdrage levert en of er dientengevolge verslechtering optreedt van de bestaande luchtkwaliteit als gevolg van onderhavige vergunningverlening.

   De Voorzitter merkt voorts op, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 5 april 2006 in zaak no. 200506157/1, dat de tekst van het Blk 2005, noch de Nota van toelichting hierop, enig aanknopingspunt bevat voor het standpunt van verweerder dat wordt voldaan aan artikel 7, derde lid, onder a, van het Blk 2005 wanneer het aantal dagen dat de vierentwintig-uurgemiddelde grenswaarde wordt overschreden, gelijk blijft. Bepalend is of de concentratie zwevende deeltjes in de buitenlucht ten minste gelijk blijft.

2.9.    Gelet op het vorenstaande ziet de Voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter ziet voorts aanleiding, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, te trachten de behandeling van de hoofdzaak, voor zover mogelijk , te bespoedigen.

2.10.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

3.    Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Meppel van 14 februari 2006;

II.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Meppel tot vergoeding van bij verzoekers sub 1 in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 39,27 (zegge: negenendertig euro en zevenentwintig cent); het dient door de gemeente Meppel aan verzoekers sub 1 onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Meppel tot vergoeding van bij verzoekers sub 2 in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 39,27 (zegge: negenendertig euro en zevenentwintig cent); het dient door de gemeente Meppel aan verzoekers sub 2 onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

III.    gelast dat de gemeente Meppel aan verzoekers het door hen voor de behandeling van de verzoeken betaalde griffierecht ten bedrage van € 141,00 (zegge: honderdeenenveertig euro) voor verzoekers sub 1 en € 141,00 (zegge: honderdeenenveertig euro) voor verzoekers sub 2 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.T. Heijstek-van Leussen, ambtenaar van Staat.

w.g. Boll    w.g. Heijstek-van Leussen

Voorzitter    ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 12 mei 2006

353.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature