Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Brandmerken, onverbindend, ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid, Ingrepenbesluit, brandmerkverbod, identificatiemethoden, Fries stamboekpaard

Uitspraak



Rechtbank Leeuwarden

Sector strafrecht

VERKORT VONNIS

Uitspraak: 2 mei 2006

Parketnummer: 17/850021-05

VONNIS van de politierechter voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],

wonende te [adres].

De politierechter heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 18 april 2006.

De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T. van der Goot, advocaat te Leeuwarden.

TELASTELEGGING

Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.

In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

BEWEZENVERKLARING

De politierechter acht het telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:

hij op 24 juni 2004, te Terwispel, in de gemeente Opsterland, tezamen en in vereniging met een ander, lichamelijke ingrepen bij een dier heeft verricht, waarbij een deel van het lichaam wordt beschadigd, immers hebben verdachte en zijn mededader, toen, aldaar, een paard, Friese merrie, voorzien van een brandmerk, te weten de letters F en S, in de linkerzijde van de hals van dat paard.

De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de politierechter dat niet bewezen acht.

BESPREKING VERWEREN

De verdediging heeft een tweetal verweren aangevoerd die beiden zouden moeten leiden tot ontslag van alle rechtsvervolging.

a. Art. 40 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD) is onverbindend omdat sprake is van strijd met art. 30 EG-verdrag en de EU-richtlijn 90/427.

b. Ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid. Verdachte staat geen andere weg open dan het overtreden van de (Nederlandse) strafwet.

Ten aanzien van het beroep op strijdigheid van art. 40 GWWD met het Europese recht oordeelt de politierechter als volgt:

Artikel 40 van de GWWD verbiedt, kort gezegd, het verrichten van een ingreep bij een dier, waarbij een deel van het lichaam wordt verwijderd of beschadigd.

Bij algemene maatregel van bestuur zijn, althans aanvankelijk, een 40-tal ingrepen bij verschillende diersoorten aangewezen waarvoor het verbod niet gold: dit is neergelegd in het zogenoemde Ingrepenbesluit (Besluit van 25 januari 1996, Stb. 1996, 139 en Besluit van 4 juli 1996, Stb. 1996, 399). Doordat het brandmerken van paarden in het Ingrepenbesluit werd opgenomen (artikel 2 lid 1 onder k juncto artikel 4 lid 1 ) was dit toegestaan voor de duur van vijf jaar, gerekend vanaf de datum van inwerkingtreding van de regeling. Een en ander betekent dat het brandmerken van paarden per 1 september 2001 niet meer onder de uitzonderingen van het ingrepenverbod viel.

Ter zijde zij nog opgemerkt dat bij Besluit van 27 mei 2003, Stb. 2004, 40 het vervallen zijn van dit onderdeel van het Ingrepenbesluit is herbevestigd.

Blijkens de toelichting bij het Ingrepenbesluit heeft de (toenmalige) Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij per ingreep een afweging gemaakt. Hiertoe zijn de navolgende overwegingen gebezigd:

"-de mate van aantasting van het welzijn van het dier, waarbij het zowel gaat om de pijn of het leed dat het directe gevolg van de ingreep is, als om de na verloop van tijd optredende gezondheids- en gedragsstoornissen. Tevens wordt hieronder begrepen de mate van aantasting van de integriteit van het dier. Onder integriteit wordt hier verstaan de fysieke heelheid en gaafheid van het dier.

- het doel of het belang dat direct of indirect met de ingreep wordt gediend, zoals de bescherming van andere dieren of mensen, het economische en sociale belang van de dierenhouder, milieubelangen, of het ethisch belang;

- de effectiviteit van de ingreep;

-het al dan niet aanwezig zijn van praktisch en economisch haalbare alternatieven, die het welzijn van het dier niet of minder aantasten.

Voorts is bij de afweging acht geslagen op de handhaafbaarheid en op de europeesrechtelijke gevolgen van het niet toestaan van een in de praktijk gangbare ingreep. Is er geen sprake van enige (constateerbare) aantasting van welzijn, dan wordt de betreffende ingreep toegestaan. Is wel sprake van een welzijnsaantasting dan moet een afweging gemaakt worden aan de hand van relatieve zwaarte van de betrokken belangen. Zo zal een relatief ernstige aantasting van het welzijn alleen gerechtvaardigd kunnen worden indien daar een zeer zwaarwegend ander belang tegenover staat (...)".

In paragraaf 1 (op 2 na laatste alinea) van de toelichting is vermeld dat de regeling wordt aangemeld bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen, zulks met het oog op de aspecten van het intracommunautaire handelsverkeer.

Voorts wordt aan het slot van paragraaf 2 van de toelichting het navolgende vermeld:

"Geoordeeld is dat mede gelet op het niet-economische belang dat met de regeling wordt gediend, te weten de bescherming van het dier en de effectieve handhaving van de beschermingsmaatregelen, de onderhavige regeling niet (de vetgedrukte passages zijn accentueringen van de politierechter) is aan te merken als een verboden invoerbelemmering in de zin van artikel 30 van het EG-verdrag ".

Voor wat betreft de door de verdediging opgeworpen vraag of artikel 40 GWWD (en in het bijzonder artikel 2 lid 1 onder k van het Ingrepenbesluit) strijdig is met het Europese recht stelt de politierechter vast dat de minister hieraan in de toelichting van het Ingrepenbesluit expliciet aandacht heeft besteed. Uit de hiervoor aangehaalde gedeelten uit de toelichting bij het Ingrepenbesluit blijkt dat de minister de niet (meer) toe te laten ingrepen weloverwogen heeft geselecteerd en daarbij de eventuele Europeesrechtelijke gevolgen heeft gescreend. De politierechter ziet geen reden te twijfelen aan de juistheid van de conclusie dat het Ingrepenbesluit "EU-proof" is. De politierechter is er, anders dan de verdediging, niet van overtuigd dat de handel in Nederlandse, als gevolg van het brandmerkverbod, ongebrandmerkte paarden in intracommunautair verband hinder ondervindt. Met zoveel woorden is ter terechtzitting door verdachte gezegd dat de in- en uitvoer van paarden tussen Duitsland (waar het, althans in bepaalde delen van het land, verplicht is om paarden te brandmerken) en Nederland (waar een brandmerkverbod voor paarden geldt) feitelijk mogelijk is gebleven.

Het streven naar harmonisatie van regelgeving, zoals voorgeschreven in Richtlijn 90/427, behoeft naar het oordeel van de politierechter niet vanzelfsprekend te leiden tot verwezenlijking van het gestelde doel van reclamant: het behoud van het bijzondere brandmerk voor Friese paarden als onderdeel van het Friese cultuurgoed. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat binnen de EU de roep om verscherping van de regels van dierenwelzijn steeds sterker wordt.

Dat de minister destijds aan de praktijk een overgangsperiode van vijf jaar heeft geboden teneinde zich in te stellen op het brandmerkverbod getuigt van een redelijke insteltijd, die met name benut kon worden om te zoeken naar alternatieve identificatiemethoden. Uit de toelichting bij het Ingrepenbesluit blijkt dat, met het oog op dit laatste, een extra ingreep is toegestaan, te weten het vriesbranden bij paarden (onderdeel i).

De overgangsperiode van vijf jaar is, anders dan de verdediging heeft gesuggereerd, niet bedoeld voor het bereiken van harmonisatie op het terrein van dit soort voorschriften tussen de EU-lidstaten. Nergens staat in de toelichting bij het Ingrepenbesluit dat de minister het brandmerken van paarden langer zou willen toestaan indien er EU-lidstaten mochten achterblijven met de tenuitvoerlegging van Richtlijn 90/427. Ook uit een recent antwoord van de Minister op een kamervraag (TK 24-1705, 21 november 2002, noot 1, bijvoegsel onder 4) valt op te maken dat de minister geen reden ziet om het ingestelde brandmerkverbod weer op te heffen.

De politierechter komt dan ook tot een verwerping van het beroep op onverbindendheid van artikel 40 GWWD en /of het betreffende onderdeel van het Ingrepenbesluit wegens strijd met het Europese recht.

Ten aanzien van het beroep op het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid oordeelt de politierechter als volgt:

Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 20 februari 1933, NJ 1933, 918 (Veearts) heeft de raadsman een beroep gedaan op het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid. Hij heeft daartoe aangevoerd dat hem geen ander middel ten dienste staat dan het doelbewust overtreden van de onderhavige Nederlandse strafbepaling. Hij wil het brandmerkverbod dat is neergelegd in die strafbepaling principieel aan de kaak stellen en hoopt aldus te bereiken dat de discussie wordt aangewakkerd over het in zijn ogen onrechtmatige beleid van de Nederlandse regering.

Dit verweer slaagt niet. Anders dan in het door de raadsman aangehaalde arrest staat het in onderhavige zaak geenszins vast dat er geen andere wegen open staan om het dier behoorlijk te kunnen identificeren als (raszuiver en van bepaalde kwalificaties voorzien) Fries stamboekpaard. Onvoldoende is aannemelijk gemaakt dat er voor behoorlijke identificatie geen andere, dierenwelzijnsvriendelijker methode mogelijk is dan het aanbrengen van een brandmerk. De (Nederlandse) strafrechter is niet het juiste forum om het door verdachte nagestreefde belang te dienen. Er stonden in Europees verband vele wegen open die verdachte ten onrechte niet eerst heeft bewandeld.

KWALIFICATIE

Het bewezene levert op het misdrijf:

Medeplegen van een of meer lichamelijke ingrepen bij een dier verrichten, waarbij een deel van het lichaam wordt beschadigd.

STRAFBAARHEID VERDACHTE

De politierechter acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

STRAFMOTIVERING

De politierechter neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:

- de aard en de ernst van het gepleegde feit;

- de omstandigheden waaronder dit is begaan;

- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister;

- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het telastegelegde tot een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel;

- het pleidooi van de raadsman.

Voor toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, zoals gevorderd door de officier van justitie ziet de politierechter geen plaats.

Dit brengt de strafwaardigheid van het handelen van verdachte onvoldoende tot uitdrukking. De politierechter acht het meer passend een voorwaardelijke geldboete op te leggen.

TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN

De politierechter heeft gelet op de artikelen 14 a (oud), 14b (oud), 14c, 23 (oud), 24, 24c en 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 40, 121 en 122 (oud) van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren .

DE UITSPRAAK VAN DE POLITIERECHTER LUIDT

RECHTDOENDE:

Verklaart het telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.

Veroordeelt verdachte te dier zake tot:

Betaling van een geldboete ten bedrage van ? 250 (zegge: tweehonderd en vijftig euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door vijf dagen hechtenis.

Bepaalt, dat deze geldboete niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.Y.B. Jansen, politierechter, bijgestaan door mr. B.E. Martini, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 mei 2006.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature