Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Vrijwillig ambtenaar van politie met tijdelijke aanstelling voor de duur van de opleiding eervol ontslagen op grond van artikel 37, tweede lid, Brvp. Verweerder mocht opleiding voortijdig be ëindigen. Beroep gegrond omdat verweerder opzegtermijn van 1 maand niet in acht heeft genomen. Rechtbank voorziet zelf in de zaak.

Uitspraak



RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht

Registratienummer: AWB 05/826 AW

Uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:

[eiser]

wonende te [woonplaats],

en

Regionaal Korpsbeheerder Gelderland Midden, verweerder.

1. Aanduiding bestreden besluit

Besluit van verweerder van 1 maart 2005.

2. Procesverloop

Bij besluit van 20 juli 2004 heeft verweerder eiser per 1 augustus 2004 eervol ontslag verleend.

In het onder 1 genoemde besluit heeft verweerder het ingediende bezwaar gegrond verklaard, maar het ontslag in stand gelaten.

Tegen dit besluit is beroep ingesteld en door verweerder is een verweerschrift ingediend. Naar deze en de overige door partijen ingebrachte stukken wordt hier kortheidshalve verwezen.

Het beroep is behandeld op de zitting van de rechtbank van 28 oktober 2005. Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door P.J. Smink, werkzaam bij CNV Bedrijvenbond te Houten. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. A.G. Haverkamp, werkzaam bij de politieregio Gelderland-Midden.

3. Overwegingen

Eiser is met ingang van 3 september 2002 aangesteld als vrijwillig ambtenaar van politie in tijdelijke dienst voor de tijd dat de basisopleiding gevolgd wordt. Eiser werd ondergebracht bij de Stafdienst Personeel en Organisatie van de politieregio Gelderland-Midden.

Uit de gedingstukken komt naar voren dat eiser tijdens de opleidingsperiode diverse toetsen en herkansingen niet heeft gehaald. Met hem zijn voorts diverse functionerings- en voortgangsgesprekken gevoerd, waaruit moet worden afgeleid dat er ook overigens kritiek bestond op zijn functioneren. In verband hiermede is reeds in mei 2003 besloten de opleiding voorwaardelijk voort te zetten en is op 30 januari 2004 besloten dat voor eiser een aangepast leertraject zou worden ingezet, waarbij eiser erop is gewezen dat bij het niet slagen voor een volgende herkansing de opleiding zou worden beëindigd. Blijkens een functioneringsgesprek op 20 april 2004 is opnieuw op diverse onderdelen kritiek op eisers functioneren geuit en is vastgesteld dat hij nog een aantal toetsen en een module moest overdoen. Op 28 april 2004 is voorts een stage van eiser als onvoldoende beoordeeld.

Op 28 juni 2004 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen eiser, de trajectbegeleider [X] en de regionaal coördinator vrijwillige politie [Y]. In dit gesprek is eiser meegedeeld dat hij niet meer verder mag gaan met de afronding van de opleiding en dat hij wordt voorgedragen voor ontslag.

Bij besluit van 20 juli 2004, dat op 18 augustus 2004 aan eiser is verzonden, heeft verweerder eiser op grond van artikel 37 van het Besluit rechtspositie vrijwillige politie (Brvp) ingaande 1 augustus 2004 eervol ontslag verleend. Dit besluit is, met toevoeging van een motivering ter zake de gronden van het ontslag, bij het bestreden besluit gehandhaafd.

Eiser heeft allereerst aangevoerd dat het bestreden besluit als een nieuw primair besluit moet worden aangemerkt in plaats van een besluit op bezwaar, omdat de motivering van het ontslag pas in het bestreden besluit is neergelegd. Eiser heeft verder aangevoerd dat het primaire besluit van 20 juli 2004 pas op 18 augustus 2004 is verstuurd, zodat het gelet op de rechtszekerheid ook pas op die datum in werking kan zijn getreden. Verder heeft eiser aangevoerd dat hij niet kan worden ontslagen op grond van het eerste lid van artikel 37 van het Brvp, omdat eisers opleiding ten tijde van het ontslag nog niet was beëindigd. Voor zover verweerder het ontslag heeft gebaseerd op artikel 37, tweede lid, Brvp meent eiser dat de opzegtermijn niet in acht is genomen. Ten slotte heeft eiser betoogd dat verweerders oordeel dat hij niet voldoet aan de eisen van bekwaamheid en geschiktheid op een onjuiste formele en feitelijke grondslag berust.

De rechtbank moet beoordelen of het bestreden besluit de rechterlijke toets kan doorstaan.

Anders dan eiser is de rechtbank allereerst van oordeel dat het bestreden besluit een beslissing op bezwaar betreft. Bij het primaire besluit van 20 juli 2004 is eiser ontslag verleend dat na bezwaar van eiser is gehandhaafd. De aard van de bezwarenprocedure, waarin een volledige heroverweging van het primaire besluit plaats vindt, brengt met zich mee dat het bestuursorgaan aan dat besluit klevende gebreken, waaronder motiveringsgebreken, kan herstellen. Zulks is in casu ook gebeurd, waarbij wordt vastgesteld dat in het bestreden besluit geen beslissing is vervat die buiten de grondslag valt van het primaire besluit, noch de omvang van het geding in de bezwarenprocedure te buiten gaat. Op grond hiervan is de rechtbank mitsdien bevoegd van het onderhavige geding kennis te nemen.

Wat de inhoudelijke kant betreft overweegt de rechtbank het volgende.

Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is genoegzaam komen vast te staan dat eisers ontslag heeft plaatsgevonden vóór de feitelijke afronding van de opleiding. Eiser moest op 29 juni 2004 nog een toets afleggen en voorts nog drie herkansingen doen, waartoe hij door verweerder niet in de gelegenheid is gesteld. Vaststaat derhalve dat aan eiser met toepassing van artikel 37, lid 2, van het Brvp ontslag is verleend.

De vraag is vervolgens of verweerder op toereikende gronden heeft kunnen besluiten de opleiding voortijdig te beëindigen. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend. Waar het in dit geval gaat om de beoordeling van het 'kennen en kunnen' van een ambtenaar in opleiding komt aan de rechtbank een terughoudende toetsing toe. Dat brengt met zich mee dat slechts ter beoordeling staat of verweerder op grond van de beschikbare gegevens niet in redelijkheid tot het ontslagbesluit heeft kunnen komen, dan wel daarbij anderszins in strijd heeft gehandeld met het geschreven en ongeschreven recht. Gelet op de inhoud van de diverse gesprekken met eiser, het feit dat hij diverse toetsen niet heeft gehaald, het gegeven dat eiser regelmatig op zijn onvoldoende prestaties is aangesproken en dat hij middels een aangepast leertraject (tevergeefs) in de gelegenheid is gesteld zich te verbeteren, is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit bedoelde beperkte toetsing (ruimschoots) kan doorstaan.

Een en ander impliceert wel, gelet op artikel 37, lid 2, Brvp dat verweerder een opzegtermijn van 1 maand in acht had moeten nemen. Gegeven het feit dat eisers aanstelling in elk geval eindigde bij het einde van de opleidingsperiode waarvoor hij was aangesteld, welke datum naar niet in geschil is op 1 september 2004 moet worden bepaald, had het ontslag van eiser niet eerder dan per die datum kunnen worden verleend.

Het bestreden besluit komt op grond hiervan voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank ziet aanleiding met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat het ontslag ingaat op 1 september 2004.

De rechtbank ziet aanleiding voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb . De rechtbank begroot deze kosten op € 644,-, ter zake van rechtsbijstand. Van andere voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.

Het hiervoor overwogene leidt de rechtbank, mede gelet op artikel 8:74 van de Awb , tot de volgende beslissing.

4. Beslissing

De rechtbank,

verklaart het beroep gegrond;

vernietigt het bestreden besluit voor zover het de ingangsdatum van het ontslag betreft;

bepaalt de ontslagdatum op 1 september 2004 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het bestreden besluit;

veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 644,- en wijst de politieregio Gelderland-Midden aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;

bepaalt dat de politieregio Gelderland-Midden het door eiser betaalde griffierecht van

€ 138,- aan hem vergoedt.

Aldus gegeven door mr. F.H. de Vries als rechter in tegenwoordigheid van mr. A.J. Holtrop, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2006.

De griffier, De rechter,

Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel6:24 juncto 6:13 van de Awb, binnen 6 weken na de dag van verzending hiervan, hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Verzonden op:


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature