Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Verweerder heeft een beslissing ex artikel 67 van de Flora- en faunawet (Ffw) genomen, inhoudende dat in bepaalde gebieden in de provincie Limburg en onder bepaalde voorwaarden:

1. jachtaktehouders op de gronden waar zij gerechtigd zijn om gebruik te maken van het geweer of honden, niet zijnde lange honden, met behulp van het geweer of met honden, niet zijnde lange honden, de in bijlage 1 bij de beslissing genoemde diersoorten mogen beperken in het belang van de volksgezondheid en openbare veiligheid, ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren of ter voorkoming van schade aan flora en fauna;

2. jachthouders en grondgebruikers met gebruikmaking van een kastval de in bijlage 2 bij de beslissing genoemde diersoorten mogen beperken ter voorkoming van schade aan flora en fauna;

3. houders van een valkeniersakte op de gronden waar ze gerechtigd zijn om te jagen of op andere gronden met toestemming van de grondgebruiker de in bijlage 1 bij de beslissing genoemde diersoorten mogen beperken met behulp van gefokte slechtvalken en gefokte haviken ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren of ter voorkoming van schade aan flora en fauna.

Verweerder heeft het door eiseres tegen die beslissing gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, aangezien verweerder van mening was dat de beslissing een algemeen verbindend voorschrift is, zodat daartegen geen bezwaar kon worden gemaakt.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Bij uitspraak van deze rechtbank is dit beroep gegrond verklaard, aangezien de beslissing naar het oordeel van de rechtbank een besluit van algemene strekking niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift is, zodat daartegen wel bezwaar kon worden gemaakt. Ingevolge deze uitspraak diende verweerder een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen.

Uitspraak



RECHTBANK MAASTRICHT

Reg.nr. AWB 03 / 974 BESLU ZWA

UITSPRAAK van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken in het geding tussen

Stichting de Faunabescherming te Amstelveen, eiseres,

en

Gedeputeerde Staten van Limburg, verweerder.

Datum bestreden besluit: 1 juli 2003.

Kenmerk: 2003/27934 Afdeling \ GRN.

Behandeling ter zitting: 27 november 2003.

I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING.

Bij het in de aanhef van deze uitspraak vermelde besluit heeft verweerder ingevolge een uitspraak van deze rechtbank van 27 februari 2003 een nieuwe beslissing genomen op de bezwaren van eiseres tegen een beslissing van verweerder ex artikel 67 van de Flora- en faunawet en deze bezwaren ongegrond verklaard.

Daartegen is namens eiseres door haar secretaris, [A] (hierna: de gemachtigde van eiseres), beroep ingesteld.

De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ingezonden stukken en het verweerschrift zijn in kopie aan de gemachtigde van eiseres gezonden. De andere aan het dossier toegevoegde stukken zijn eveneens in afschrift aan de partijen gezonden. De inhoud van deze stukken wordt als hier herhaald en ingelast beschouwd.

Het beroep is gevoegd behandeld met de beroepszaak met registratienummer AWB 03/1057 ter zitting van de rechtbank op 27 november 2003. Eiseres is op deze zitting verschenen bij haar gemachtigde [A]. Namens verweerder zijn ter zitting verschenen L.J.J. Heijkers en

mr. J.J.M. Pouw, ambtenaren der provincie. Na de zitting zijn voormelde beroepszaken gesplitst teneinde in elke zaak afzonderlijk uitspraak te doen. Bij brief van 22 januari 2004 is partijen medegedeeld dat de termijn voor het doen van uitspraak met zes weken is verlengd.

II. OVERWEGINGEN.

Op 3 september 2002 heeft verweerder een beslissing ex artikel 67 van de Flora- en faunawet (Ffw) genomen, inhoudende dat in bepaalde gebieden in de provincie Limburg en onder bepaalde voorwaarden:

1. jachtaktehouders op de gronden waar zij gerechtigd zijn om gebruik te maken van het geweer of honden, niet zijnde lange honden, met behulp van het geweer of met honden, niet zijnde lange honden, de in bijlage 1 bij de beslissing genoemde diersoorten mogen beperken in het belang van de volksgezondheid en openbare veiligheid, ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren of ter voorkoming van schade aan flora en fauna;

2. jachthouders en grondgebruikers met gebruikmaking van een kastval de in bijlage 2 bij de beslissing genoemde diersoorten mogen beperken ter voorkoming van schade aan flora en fauna;

3. houders van een valkeniersakte op de gronden waar ze gerechtigd zijn om te jagen of op andere gronden met toestemming van de grondgebruiker de in bijlage 1 bij de beslissing genoemde diersoorten mogen beperken met behulp van gefokte slechtvalken en gefokte haviken ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren of ter voorkoming van schade aan flora en fauna.

In bijlage 1 zijn vermeld: de beverrat, de muskusrat, de verwilderde gedomesticeerde grauwe gans, de verwilderde duif, de nijlgans, de rosse stekelstaart, de verwilderde kat, de muntjak, de verwilderde nerts, de marterhond en de wasbeer,

In bijlage 2 zijn vermeld: de verwilderde kat, de verwilderde nerts, de marterhond en de wasbeer.

De beslissing is voor wat betreft de beverrat en muskusrat genomen in het belang van de openbare veiligheid alsmede in het belang van het voorkomen van belangrijke schade aan landbouwgewassen.

De beslissing is voor wat betreft de verwilderde gedomesticeerde grauwe gans en de verwilderde duif genomen in het belang van het voorkomen van belangrijke schade aan landbouwgewassen.

De beslissing is voor wat betreft de nijlgans genomen in het belang van het voorkomen van belangrijke schade aan landbouwgewassen alsmede in het belang van het voorkomen van schade aan fauna.

De beslissing is voor wat betreft de rosse stekelstaart, de verwilderde kat, de muntjak, de verwilderde nerts, de marterhond en de wasbeer genomen in het belang van het voorkomen van schade aan flora en/of fauna.

Verweerder heeft het door eiseres tegen die beslissing gemaakte bezwaar op 26 november 2002 niet-ontvankelijk verklaard, aangezien verweerder van mening was dat de beslissing van 3 september 2002 een algemeen verbindend voorschrift is, zodat daartegen geen bezwaar kon worden gemaakt.

Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Bij uitspraak van deze rechtbank van 27 februari 2003 is dit beroep gegrond verklaard, aangezien de beslissing van 3 september 2002 naar het oordeel van de rechtbank een besluit van algemene strekking niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift is, zodat daartegen wel bezwaar kon worden gemaakt. Ingevolge deze uitspraak diende verweerder een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen.

Eiseres heeft ermee ingestemd om voorafgaand aan de nieuwe beslissing geen hoorzitting meer te houden. De Awb-commissie bezwaarschriften van de provincie Limburg heeft verweerder desgevraagd geadviseerd omtrent de nieuwe beslissing op het bezwaar. Dit advies, d.d. 15 mei 2003, houdt in de bezwaren van eiseres gegrond te verklaren, aangezien volgens de commissie niet is aangetoond dat beperking van de stand van de in de bijlagen 1 en 2 vermelde diersoorten noodzakelijk is in het belang van de volksgezondheid en de openbare veiligheid, ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren of ter voorkoming van schade aan flora en fauna. Volgens de commissie is bovendien niet aannemelijk gemaakt dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat dan het vangen en doden van de genoemde dieren.

Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder eiseres alsnog in haar bezwaar ontvangen, doch, in afwijking van het voormelde advies, de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard. Volgens verweerder is de bestrijding van genoemde diersoorten met het oog op de bovenvermelde belangen noodzakelijk en zijn andere methoden om deze belangen veilig te stellen ontoereikend.

Eiseres kan zich daarmee niet verenigen.

Verweerder heeft volgens eiseres niet deugdelijk onderbouwd dat beperking van de stand van bovenvermelde diersoorten in het belang van de volksgezondheid, de openbare veiligheid of ter voorkoming van schade, zoals in de ontheffing nader per diersoort is aangegeven, nodig is. Verweerder suggereert volgens eiseres dat de dieren niet slechts in delen van de provincie Limburg maar in de gehele provincie Limburg voor een of meer van de genoemde belangen een gevaar vormen. Eiseres ontkent dit. Eiseres vindt dat de beperking niet voor (in beginsel) onbeperkte tijd had mogen worden toegestaan. Ook de kring van personen, alle jacht(akte)houders en valkeniers in Limburg, acht eiseres te ruim. Als er al reden zou zijn tot beperking van de stand van een diersoort, dan dient dit volgens eiseres aan enkele deskundige personen te worden overgelaten.

De beperking van de stand zoals door verweerder is toegestaan, is volgens eiseres ook niet effectief. Diersoorten die algemeen voorkomen of zich al op meerdere plaatsen succesvol hebben gevestigd kunnen volgens eiseres namelijk niet meer effectief worden bestreden. Andere van de genoemde diersoorten komen zo weinig voor dat ze eerdergenoemde belangen niet in gevaar kunnen brengen.

Eiseres ontkent dat er ten aanzien van elke door verweerder genoemde diersoort geen andere bevredigende oplossing voor eventuele aantasting van de eerdergenoemde belangen bestaat. Eiseres heeft gewezen op enkele alternatieve mogelijkheden om eerdergenoemde belangen veilig te stellen.

Eiseres voorziet ook nog een aantal andere ongewenste effecten van het bestreden besluit. Zo bestaat het gevaar dat de aangewezen diersoorten worden verward met andere, waaronder beschermde, diersoorten, met als gevolg dat andere soorten onbedoeld worden gedood. Nadeel is ook dat kastvallen niet selectief zijn, waardoor ook andere dan de bestreden diersoorten zullen worden gevangen. Verder denkt eiseres dat de inzet van slechtvalken en haviken als jachtmiddel zal leiden tot wildvang van deze vogels en daardoor, nu deze roofvogels ongeschikt zijn om in gevangenschap te worden gehouden, tot dierenleed.

Eiseres is van mening dat, gelet op het vorenstaande, aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 67 van de Ffw niet is voldaan. Mede gelet op de intrinsieke waarde van het dier staan de nadelige gevolgen van het besluit niet in een evenredige verhouding tot het met het besluit gediende doel.

Eiseres is daarom van mening dat het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Zij heeft de rechtbank verzocht het in primo door verweerder genomen besluit, d.d. 3 september 2002, te schorsen.

De rechtbank dient in dit geding te beoordelen, of verweerder terecht en op goede gronden zijn besluit van 3 september 2002 heeft gehandhaafd. De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.

Uitgangspunt van de Ffw is blijkens de Memorie van Antwoord bij het wetsvoorstel, de bescherming van soorten. De wens tot bescherming van soorten stoelt op het besef van de intrinsieke waarde van dieren, waaronder wordt verstaan de notie dat elk dier een eigen waarde heeft, onafhankelijk van het nut of het belang ervan voor de mens. Die bescherming vertaalt zich onder andere in artikel 2 van de Ffw . Ingevolge dat artikel dient een ieder voldoende zorg voor de in het wild levende dieren in acht te nemen. Deze zorg betreft zowel beschermde dieren als bedoeld in artikel 4 van de Ffw , welke soorten bijzondere bescherming hebben gekregen in de artikelen 9 tot en met 12 van de Ffw , alsook onbeschermde diersoorten. De in het bestreden besluit genoemde diersoorten zijn alle onbeschermde diersoorten.

De Ffw opent de mogelijkheid dat ter wille van zwaarwegende belangen een inbreuk wordt gemaakt op de bescherming van het dier. Gelet op het uitgangspunt van de wet zal dat echter met terughoudendheid dienen te gebeuren en met inachtneming van het uitgangspunt van de intrinsieke waarde. Gelet hierop is een schadebestrijdingsmaatregel alleen te rechtvaardigen indien als vaststaand kan worden aangenomen dat zonder een vergaande onbeschermdverklaring van een diersoort het doel, bijvoorbeeld het voorkomen van belangrijke schade aan landbouwgewassen, niet kan worden bereikt. Zolang daarover geen zekerheid bestaat, brengt het uitgangspunt van de Ffw mee dat niet mag worden overgegaan tot de maximale onbeschermdverklaring, teneinde zeker te zijn dat het doel in ieder geval wordt bereikt, maar dient te worden gekozen voor een minder vergaande onbeschermdverklaring, zoveel mogelijk “op maat” en in ieder geval met mate.

Een van de artikelen die een inbreuk op de bescherming van het dier mogelijk maken is artikel 67 van de Ffw . Ingevolge het eerste lid van dat artikel kan verweerder bepalen dat, wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat, in afwijking van de artikelen 9 tot en met 12, 50, 51 en 53 van de Ffw , de stand van bij ministeri ële regeling aangewezen beschermde inheemse diersoorten of andere diersoorten of verwilderde dieren op door hem aan te wijzen gronden door door hem aan te wijzen personen of categorieën van personen kan worden beperkt in het belang van de volksgezondheid en de openbare veiligheid, ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren of ter voorkoming van schade aan flora en fauna.

De hiervoor bedoelde ministeriële regeling is de Regeling beheer en schadebestrijding dieren. Blijkens artikel 2 van de ze regeling juncto bijlage 1 bij deze regeling zijn alle door verweerder in zijn besluit van 3 september 2002 genoemde diersoorten aangewezen als diersoorten als bedoeld in artikel 67, eerste lid, van de Ffw .

Ingevolge artikel 72, eerste lid, van de Ffw worden bij algemene maatregel van bestuur de middelen aangewezen waarmee, met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 65 tot en met 70 van die wet, dieren mogen worden gevangen of gedood en dienen in deze algemene maatregel van bestuur slechts middelen te worden aangewezen die geen onnodig lijden van dieren veroorzaken.

De hier bedoelde algemene maatregel van bestuur is het Besluit beheer en schadebestrijding dieren. Ingevolge artikel 5 van dit Besluit zijn als middelen als bedoeld in artikel 72, eerste lid, van de Flora- en faunawet waarmee dieren mogen worden gevangen of gedood onder andere aangewezen geweren, honden, niet zijnde lange honden, kastvallen en jachtvogels.

Verweerder heeft zijn besluit voor wat betreft de gedomesticeerde grauwe gans, de gedomesticeerde rotsduif, de nijlgans, de beverrat en de muskusrat gerelateerd aan het belang van voorkoming van belangrijke schade aan landbouwgewassen.

De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende concreet heeft onderbouwd dat te verwachten is dat deze diersoorten op het gehele grondgebied van de provincie Limburg belangrijke schade aan landbouwgewassen zullen toebrengen. Verweerder motiveert zijn standpunt terzake de kans op het ontstaan van deze schade met beweringen en aannamen zonder deze inzichtelijk te maken. Verweerder heeft weliswaar opgemerkt dat degene die van de aanwijzing gebruik maakt desgevraagd dient aan te tonen dat hiermee belangrijke schade wordt voorkomen, maar hiermee miskent verweerder dat verweerder zelf reeds op het moment waarop het besluit ingevolge artikel 67 van de Ffw wordt genomen de kans op het ontstaan van belangrijke schade moet inschatten en dit niet aan anderen mag overlaten.

Verweerder heeft zich ten aanzien van de beverrat en muskusrat behalve op voormeld belang nog gebaseerd op het belang van de openbare veiligheid. Uit het bestreden besluit komt echter onvoldoende naar voren waarom op plaatsen waar dit belang als gevolg van graafactiviteiten van genoemde dieren dreigt te worden aangetast, geen structurele maatregelen zouden kunnen worden getroffen om dit belang veilig te stellen.

Verweerder acht beperking van de stand van de nijlgans, de rosse stekelstaart, de verwilderde kat, de muntjak, de verwilderde nerts, de marterhond en de wasbeer noodzakelijk ter voorkoming van schade aan flora en/of fauna. Verweerder stelt in dit verband dat deze diersoorten in Nederland niet van nature voorkomen, hier geen of weinig natuurlijke vijanden hebben en daardoor een populatieomvang kunnen bereiken die leidt tot negatieve effecten voor de inheemse faunua. Geconstateerd moet worden dat verweerder ook in dit geval een stelling poneert doch deze niet met voldoende feitelijke gegevens onderbouwt. Uit de gedingstukken blijkt namelijk niet dat de hiervoor genoemde soorten een actuele, reële bedreiging voor inheemse diersoorten zijn. De aanwezigheid in Limburg van een of meer exemplaren van de genoemde soorten is onvoldoende om van een dergelijke bedreiging te kunnen spreken.

Gelet op het vorenstaande is het bestreden besluit waarbij verweerder het op 3 september 2002 ingevolge artikel 67 van de Ffw genomen besluit heeft gehandhaafd, op onzorgvuldige wijze tot stand gekomen en onvoldoende gemotiveerd, hetgeen in strijd is met artikel 3:2 respectievelijk artikel 7:12 van de Awb . Het bestreden besluit kan daarom niet in stand blijven.

Eiseres heeft de rechtbank verzocht om het besluit van 3 septeber 2002 te schorsen. Naar aanleiding hiervan en in het belang van de bescherming van de dieren ten aanzien waarvan dat besluit is genomen, zoals dat in de Ffw en de totstandkoming van die wet tot uitdrukking is gebracht, ziet de rechtbank aanleiding gebruik te maken van de haar in artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb gegeven bevoegdheid om de hierna onder rubriek III te vermelden voorlopige voorziening te treffen.

Voorts acht de rechtbank termen aanwezig om verweerder met toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken.

De proceskostenveroordeling heeft betrekking op de reiskosten van de gemachtigde van eiseres wegens het bijwonen van de zitting.

Het bedrag daarvan wordt overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, onder c, van het Besluit proceskosten bestuursrecht en artikel 6, eerste lid, onderdeel III, van het Besluit tarieven in strafzaken door de rechtbank vastgesteld op € 38,77, zijnde de reiskosten per openbaar middel van vervoer, laagste klasse. Van overige proceskosten is niet gebleken.

Op grond van het bepaalde in de artikelen 8:70, 8:72, 8:74 en 8:75 van de Awb wordt als volgt beslist.

III. BESLISSING.

De Rechtbank Maastricht:

1.verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;

2. draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift van 12 september 2002 met inachtneming van deze uitspraak;

3. schorst het besluit van 3 september 2002 tot zes weken na de dag waarop verweerder een nieuwe beslissing op het bezwaar zal hebben genomen;

4. bepaalt dat aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 232,00 wordt vergoed door de provincie Limburg.

5. veroordeelt verweerder in de kosten van de beroepsprocedure bij de rechtbank, aan de zijde van eiseres begroot op € 38,77 (reiskosten), te betalen door de provincie Limburg aan eiseres.

Aldus gedaan door mr. F.A.G.M. Vluggen, in tegenwoordigheid van mr. A.G.P.M. Zweipfenning, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 5b maart 2004 door mr. Vluggen voornoemd in tegenwoordigheid van voornoemde griffier.

w.g. A. Zweipfenning w.g. F.A.G.M. Vluggen

Voor eensluidend afschrift:

de wnd. griffier:

verzonden op:5 maart 2004

Voor een belanghebbende en het bestuursorgaan staat tegen deze uitspraak het rechtsmiddel hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.

De termijn voor het instellen van het hoger beroep bedraagt zes weken.

Bij een spoedeisend belang bestaat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan, nadat hoger beroep is ingesteld, tevens de mogelijkheid om de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te verzoeken een voorlopige voorziening te treffen als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht .


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature