Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



RECHTBANK HAARLEM

SECTOR KANTON, LOCATIE HAARLEM

tegenspraak

Parketnummer: 15/371071-02

Uitspraak : 3 april 2003

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen van 6 en 20 maart 2003 in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte]

geboren [1971] te [geboorteplaats]

wonende te [woonplaats].

De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Knap, advocaat te Amsterdam.

1. Tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd:

1

PRIMAIR:

dat hij op of omstreeks 1 december 2002 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, als gebruiker van het luchtvaartterrein, te weten de aankomsthal(len) van terminal 1 en/of 2, niet heeft voldaan aan de eisen die door de exploitant, NV Luchthaven Schiphol en/of Schiphol Group, zijn gesteld ten aanzien van orde en veiligheid op, alsmede het veilig gebruik van het luchthaventerrein (zoals opgenomen in het Landside Aerodrome Manual), immers heeft verdachte toen en daar (telkens) zonder voorafgaande (schriftelijke) toestemming van de exploitant, NV Luchthaven Schiphol en/of Schiphol Group, (telkens) zijn (taxi)diensten aangeboden aan een of meer aldaar aanwezige perso(o)n(en) door (telkens) aldaar een of meer perso(o)n(en) aan te spreken en mondeling zijn (taxi)diensten aan te bieden.

SUBSIDIAIR:

dat hij op of omstreeks 1 december 2002 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, op het luchtvaartterrein, te weten de aankomsthal(len) van terminal 1 en/of 2 (niet zijnde een rijbaan als bedoeld in artikel 1 onder ad van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 ), zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de exploitant, NV Luchthaven Schiphol en/of Schiphol Group, (meermalen) bedrijfsactiviteiten heeft uitgeoefend en/of heeft gevent, immers heeft hij, verdachte, (telkens) zijn (taxi)diensten aangeboden aan een of meer aldaar aanwezige perso(o)n(en) door (telkens) aldaar een of meer perso(o)n(en) aan te spreken en mondeling zijn (taxi)diensten aan te bieden.

2

PRIMAIR:

dat hij op of omstreeks 20 december 2002 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, als gebruiker van het luchtvaartterrein, te weten de aankomsthal van terminal 1, niet heeft voldaan aan de eisen die door de exploitant, NV Luchthaven Schiphol en/of Schiphol Group, zijn gesteld ten aanzien van orde en veiligheid op, alsmede het veilig gebruik van het luchthaventerrein (zoals opgenomen in het Landside Aerodrome Manual), immers heeft verdachte toen en daar (telkens) zonder voorafgaande (schriftelijke) toestemming van de exploitant, NV Luchthaven Schiphol en/of Schiphol Group, (telkens) zijn (taxi)diensten aangeboden aan een of meer aldaar aanwezige perso(o)n(en) door (telkens) aldaar een of meer perso(o)n(en) aan te spreken en mondeling zijn (taxi)diensten aan te bieden.

SUBSIDIAIR:

dat hij op of omstreeks 20 december 2002 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, op het luchtvaartterrein, te weten de aankomsthal van terminal 1 (niet zijnde een rijbaan als bedoeld in artikel 1 onder ad van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 ), zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de exploitant, NV Luchthaven Schiphol en/of Schiphol Group, (meermalen) bedrijfsactiviteiten heeft uitgeoefend en/of heeft gevent, immers heeft hij, verdachte, (telkens) zijn (taxi)diensten aangeboden aan een of meer aldaar aanwezige perso(o)n(en) door (telkens) aldaar een of meer perso(o)n(en) aan te spreken en mondeling zijn (taxi)diensten aan te bieden.

2. Voorvraag

Ter terechtzitting van 6 maart 2003 is de oproeping bevolen van verdachte alsmede diens raadsman voor de terechtzitting van 20 maart 2003.

De officier van justitie heeft vervolgens een dagvaarding tegen 20 maart 2003 doen uitbrengen.

De kantonrechter is van oordeel dat, hoewel de oproeping van verdachte niet op de bij de wet voorgeschreven wijzen is geschied, nu verdachte ter zitting is verschenen de nietigheid daarvan wordt gedekt. De kantonrechter heeft voorts vastgesteld dat de dagvaarding ook overigens geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak en de officier van justitie ontvankelijk is.

3. Bewezenverklaring

De kantonrechter acht het onder 1 primair tenlastegelegde alsook het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigen bewezen; de verdachte dient daarvan te worden vrijgesproken.

De kantonrechter acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair tenlaste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat de verdachte op 20 december 2003 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, als gebruiker van het luchtvaartterrein, te weten de aankomsthal van terminal 1, niet heeft voldaan aan de eisen die door de exploitant, NV Luchthaven Schiphol, zijn gesteld ten aanzien van orde en veiligheid op, alsmede het veilig gebruik van het luchthaventerrein, zoals opgenomen in het Landside Aerodrome Manual, immers heeft verdachte toen en daar telkens zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de exploitant, NV Luchthaven Schiphol, telkens zijn taxidiensten aangeboden aan aldaar aanwezige personen door telkens aldaar personen aan te spreken en mondeling zijn taxidienst aan te bieden.

De kantonrechter grondt haar beslissing op de feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat.

A. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting:

Ik ben van beroep taxi chauffeur. Vanaf 18 november 2001 sta ik steeds vaker in de aankomsthallen om klanten te ronselen. Ik kan u wel zeggen dat ik afhankelijk van mijn ritten ongeveer vijf keer per dag bij een van de aankomsthallen sta te ronselen. Ik ben vandaag ook bezig geweest met ronselen en heb hiervoor al meerdere personen aangesproken voordat ik werd aangehouden door u.Ik heb een aanvraag ingediend om als "aanvuller" te kunnen fungeren. Ik heb op die aanvraag nooit meer iets gehoord. Ik heb de aanvraag vóór december schriftelijk gedaan. Ik heb de aanvraag samen met andere collega's ingediend. Ik ben een erkend taxichauffeur met een vergunning en lid van de brancheorganisatie. Ik ontvang via de Kamer van Koophandel allerlei informatie en tijdschriften. Daarin staat geen informatie over de zogenaamde transponder. Ik hoor alles via de andere taxichauffeurs.

B. Het op ambtsbelofte opgemaakte en op 20 december 2002 gesloten proces-verbaal, mutatienummer PL278C/02-102897, van [X}, wachtmeester der Koninklijke Marechaussee en onbezoldigd douaneambtenaar, welk proces-verbaal zakelijk weergegeven onder meer inhoudt als verklaring van deze verbalisant:

" Op vrijdag 20 december 2002, omstreeks 10:00 uur, was ik op surveillance in Terminal 1 Aankomst op de luchthaven Schiphol. Toen ik op datum en tijd voornoemd in Terminal 1 Aankomst liep zag ik een voor mij onbekende persoon gekleed in een donkere leren jas. Ik hoorde dat de onbekende persoon aankomende reizigers aansprak. Ik hoorde dat hij taxi vervoer aanbood aan de reizigers".

C. Het op ambtsbelofte opgemaakte en op 6 januari 2003 gesloten proces-verbaal mutatienummer: PL278B/02-102897 van [Y], opperwachtmeester der Koninklijke Marechaussee, commandant dienstploeg, brigade Algemene Politiedienst, welk proces-verbaal - zakelijk weergegeven -onder meer inhoudt de tegenover deze verbalisant afgelegde verklaring van Ferdinand Jongkind:

"Mijn functie is bedrijfsvoeringsmanager op de luchthaven Schiphol. Ik kan u verklaren dat door de heer [verdachte] geen toestemming aan de exploitant van de Luchthaven Schiphol is gevraagd om taxivervoer te mogen aanbieden in de hal van de Terminal. De heer [verdachte] heeft geen aanvraag ingediend bij de Schiphol Group om taxi diensten te mogen aanbieden noch is er een aanvraag in behandeling".

D. Het schriftelijk stuk, zijnde een passage uit het Landside Aerodrome Manual. Dit stuk is als bijlage I bij dit vonnis gevoegd en wordt slechts gebezigd in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.

De kantonrechter overweegt voorts ten aanzien van de bewezenverklaring het volgende:

Artikel 1 van de Luchtvaartwet definieert het begrip "luchtvaartterrein" als een aangewezen terrein ingericht voor het opstijgen en landen van luchtvaartuigen.

Artikel 2 lid 2 van het aanwijzingsbesluit luchtvaartterrein Schiphol d.d. 23 oktober 1996, (Stcrt. 1996,211 en gewijzigd in Stcrt. 1999,122) luidt: "Tot het luchtvaartterrein Schiphol behoren de percelen en perceelsgedeelten, die met opgave van kadastrale aanduidingen als bedoeld in artikel 20, tweede lid onder a van de Luchtvaartwet zijn aangegeven op de kaart, opgenomen in bijlage A behorende bij dit besluit. De grens van het luchtvaartterrein is op deze kaart aangegeven in coördinaten volgens het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting". Blijkens de betreffende kaart is terminal 1 binnen deze grenzen gelegen.

4. De strafbaarheid van het feit

Verdachte heeft aangevoerd dat het verbod als neergelegd in artikel 4.6. 3.2.2 (pagina 18, tweede alinea) van het Landside Aerodrome Manual (hierna: LAM) onduidelijk is en te ruim geformuleerd, en aldus de thans geldende regeling aan hetzelfde manco lijdt als de regeling van artikel 2 lid 3 van het Aanvullend Luchthaven Reglement Luchthaven Schiphol, zoals dat luidde voor de wijziging daarvan naar aanleiding van het vonnis van de rechtbank Haarlem sector Kanton, d.d. 27 augustus 2002, met als consequentie dat de in het LAM vermelde regeling evenzeer onverbindend is.

Het in genoemde artikel van het LAM (pagina 18, tweede alinea) vervatte verbod wordt, voorzover al onduidelijk, genuanceerd en gepreciseerd in de daaropvolgende alinea van dat artikel van het LAM. Concurrentie met enig ander, door straffen te handhaven, voorschrift of verbod is voorts niet aannemelijk geworden.

Dit verweer dient daarom te worden verworpen.

Voorzover het verweer van verdachte, al dan niet tevens, aldus dient te worden begrepen dat artikel 4.6. 3.2.2 LAM onduidelijk is ten opzichte van artikel 2 lid 3 van het Aanvullend Luchthaven Reglement Luchthaven Schiphol, dient dit evenzeer te worden verworpen. Immers artikel 2 lid 3, zoals dat thans luidt, verbiedt - kort gezegd - het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten op het luchtvaartterrein - behoudens op een rijbaan - zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de exploitant. Een Aanvuller-overeenkomst als bedoeld in artikel 4.6. 3.2.2 LAM impliceert zodanige schriftelijke toestemming tot het aanbieden - op de in het LAM bepaalde wijze - en uitvoeren van taxidiensten aldaar.

Verdachte heeft voorts aangevoerd dat het onderscheid dat NV Luchthaven Schiphol in het LAM maakt tussen chauffeurs-contractanten (de zogenoemde Schipholtaxi's) en chauffeurs-aanvullers, de onrust en verstoring van orde ter voorkoming waarvan de NV Luchthaven Schiphol regels mag stellen, juist veroorzaakt. Verder heeft hij aangevoerd dat NV Luchthaven Schiphol misbruik maakt van haar bevoegdheid tot het regelen van orde en veiligheid, teneinde de Schipholtaxi's te kunnen bevoordelen. Bovendien hanteert de exploitant de regeling oneerlijk: verdachte heeft al in november 2002 een aanvraag ingediend voor een Aanvuller-overeenkomst maar heeft daarop geen reactie gekregen. Bovendien blijken collega's die wel een Aanvuller- overeenkomst hebben gekregen, van de door of namens de NV aangestelde persoon die tot taak heeft de passagiers naar de taxi's te geleiden, alleen de korte ritten te krijgen, terwijl de lange ritten door deze persoon worden gegund aan de Schipholtaxi's.

Dit verweer dient eveneens te worden verworpen. De geldigheid van een toepasselijk voorschrift wordt niet bepaald door het gebleken effect, respectievelijk de gebleken effectiviteit ervan, terwijl verdachte andere wegen ten dienst staan om de zijns inziens oneerlijke wijze van toepassing door Schiphol aan het oordeel van de rechter te onderwerpen.

Verdachte heeft tenslotte aangevoerd dat de nieuwe regeling, zoals neergelegd in artikel 4.6. 3.2.2 LAM, onvoldoende is kenbaar gemaakt. Ook dit verweer wordt verworpen aangezien verdachte ter terechtzitting heeft verklaard op de hoogte te zijn van de inwerkingtreding van de regelgeving, zowel omdat hij dit van collega's heeft gehoord alsook omdat dit aangekondigd stond in een geschrift, dat was bevestigd aan of bij de buffer voor de zogenoemde "vrije" taxi's.

Het onder 2 primair tenlastegelegde en bewezen verklaarde feit is derhalve een strafbaar feit en levert op

overtreding van een voorschrift, gegeven bij of krachtens artikel 3 Algemeen Luchthaven Reglement in verbinding met artikel 26a van dat Reglement, meermalen gepleegd.

5. Strafbaarheid van verdachte

Verdachte heeft aangevoerd, zo begrijpt de kantonrechter, dat hij door de ongeoorloofde discriminatie die NV Luchthaven Schiphol hanteert, gedwongen wordt het stafbare feit te plegen. Van dwang in strafrechtelijk relevante zin is evenwel geen sprake. Immers verdachte kiest er voor, zoals verdachte ter terechtzitting verklaarde, zijn taxidiensten in de aankomsthallen van het luchtvaartterrein aan te bieden, omdat dit lucratievere ritten oplevert dan wanneer hij in de buffer bestemd voor vrije taxi's respectievelijk "Aanvullers" op zijn beurt wacht. De kantonrechter verwerpt daarom ook dit verweer van verdachte.

Nu overigens geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, is verdachte strafbaar.

6. Strafoverweging

Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de kantonrechter zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Omdat het om een principiële zaak gaat waarbij het zowel het Openbaar Ministerie als verdachte erom te doen is, duidelijkheid te verkrijgen over de strafbaarheid van de thans bewezen verklaarde gedraging, zal de kantonrechter een straf opleggen waarbij zij bepaalt dat deze vooralsnog niet tenuitvoergelegd behoeft te worden.

7. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Van toepassing zijn de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht , artikel

62 lid 3 Luchtvaartwet, de artikelen 132 lid 1 en 166 lid 3 Regeling Toezicht Luchtvaart en de artikelen

3 en 26a van het Algemeen Luchthavenreglement.

8. Beslissing

De kantonrechter beslist als volgt:

Zij verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en 1 subsidiair tenlaste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij.

Zij verklaart bewezen dat verdachte het onder 3. bewezen verklaarde feit heeft begaan.

Zij verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2 primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is vermeld en spreekt verdachte daarvan vrij.

Het bewezen verklaarde feit levert het onder 4 vermelde strafbare feit op.

Zij verklaart verdachte hiervoor strafbaar.

Zij veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 300,00, bij niet betaling te vervangen door 6 dagen hechtenis.

Zij bepaalt dat deze straf niet zal worden tenuitvoergelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaar.

Zij bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd wederom aan een soortgelijk strafbaar feit schuldig maakt.

Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature