Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebieden:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Het niet afdragen van inkomen boven het vrij te laten bedrag vormt een afwijzingsgrond.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



Arrondissementsrechtbank te Rotterdam

Enkelvoudige kamer

Bij vonnis van deze kamer van 14 maart 2000 is de definitieve schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard ten aanzien van:

X.,

Wonende te P.,

geboren op Q.

1. Het geding

Op 27 september 2001 heeft de verificatievergadering in bovengenoemde schuldsaneringsregeling plaarsgevonden ten overstaan van de rechter-commissaris. De rechter-commissaris heeft in zijn verslag ex artikel 337, lid 1 van 9 oktober 2001 primair de rechtbank in overweging gegeven om de schuldsaneringsregeling te beëindigen. Uit het proces-verbaal dat van de verificatievergadering is opgemaakt blijkt, dat de rechter-commissaris de nagevolgende redenen daaraan ten grondslag heeft gelegd:

de schuldenaar heeft een achterstand in zijn boedelbijdrage;

er is een nieuwe boedelschuld aan de fiscus ontstaan

de afwikkeling van de schuldsanering wordt nodeloos door de schuldenaar bemoeilijkt, waardoor de boedel op kosten wordt gejaagd in de vorm van salaris voor de bewindvoerder.

Subsidiair heeft de rechter-commissaris de rechtbank in overweging gegeven van de verificatievergadering vast te stellen overeenkomstig het aan het proces-verbaal van de verificatievergadering gehechte ontwerp saneringsplan en de in dat proces-verbaal weergegeven aanvullingen/wijzigingen.

De schuldenaar, de bewindvoerder, mr. C.A.M. Nijhuis, en haar medewerker J.J. Beunder alsmede mw. Domburg, namens de Belastingdienst Rotterdam, zijn verschenen en gehoord ter terechtzitting van 9 oktober 2001.

De bewindvoerder heeft op 10 oktober 2001 nog een fax met bijlagen, waaronder een e-mail van de schuldenaar, aan de rechtbank doen toekomen.

2. De beoordeling

2.1. Aan de orde is thans de vraag of de schuldsaneringsregeling dient te worden voortgezet.

2.2. Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting, waaronder de verklaring van de bewindvoerder en van de schuldenaar, is het volgende gebleken.

2.3. De rechter-commissaris heeft op 7 juni 2000 een beschikking ex artikel 295, lid 3 Faillissementswet (Fw) gegeven waarbij het zogenaamde vrij inkomen van de schuldenaar is vastgesteld op een bedrag van f.1.513,93. De schuldenaar heeft zowel de bewindvoerder als de rechter-commissaris verzocht deze beschikking te (doen) wijzigen, aangezien hij van mening was dat het door de rechter-commissaris vastgestelde vrij te laten bedrag te laag was. De schuldebaar heeft daartoe verwezen naar een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, gewezen op 24 nivember 1999, gepubliceerd op de WSNP jurisprudentiedatabank van de Raad voor Rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch onder registratienummer R9900616. De bewindvoerder heeft geweigerd de rechter-commissaris te verzoeken om het vrij te laten bedrag te wijzigen, aangezien de schuldenaar haar niet voorzag in stukken waaruit het inkomen van zijn echtgenote, de maandelijklse premie voor de ziektekostenverzekering, zijn huur alsmede zijn bijzondere lasten bleken. De rechter-commissaris heeft zich op dit punt achter de bewindvoerder geschaard, zo blijkt uit de brief van de rechter-commissaris aan de schuldenaar van 21 maart 2001. De schuldenaar heeft geweigerd om niet het volledige, doch een gedeelte van het bedrag dat hij boven het op 7 juni 2000 vastgestelde vrij te laten bedrag ontving aan de boedel af te dragen. Volgens de bewindvoerder bedroeg de achterstand in de boedelbijdrage op 31 augustus 2001 f 20.099,45.

2.4. Wat er zij van de vraag of de rechter-commissaris een juiste beschikking ex artikel 295, lid 3 Fw . heeft afgegeven, het is niet aan de schuldenaar om zelfstandig te bepalen welk bedrag hij aan de boedel afdraagt. De rechter-commissaris heeft op 7 juni 2000 genoemde beschikking afgegeven op grond van de destijds door de schuldenaar verstrekte gegevens. Zolang deze beschikking niet is geweizigd door een latere beschikking is de schuldenaar daaraan gebonden en dient hij zijn inkomen minus door de rechter-commissaris vastgestelde vrij te laten bedrag aan de boedel af te dragen. Voldoende is vast komen te staan dat zowel de bewindvoeder als de rechter-commissaris herhaaldelijk de schuldenaar hebben verzocht om de door hem verstrekte informatie omtrent zijn inkomen, alsmede het inkomen van zijn echtgenoot met bescheiden te onderbouwen. Pas op 7 en 9 augustus 2001 heeft de schuldenaar de gevraagde informatie verschaft. Aan de hierboven vermelde handelwijze van de schuldenaar is het dan ook te wijten dat hij thans een achterstand in de boedelbijdrage heeft van ruim f 20.000,-. Tevens blijkt uit het vorengaande dat de schuldenaar nalaat om zijn bewindvoerder adequaat te informeren.

2.5. Voorts is de rechtbank gebleken dat de schuldenaar een nieuwe schuld aan de Belastingdienst heeft laten ontstaan ten gevolge van de fiscale bijtelling voor de door de schuldenaar gebruikte lease-auto. De Belastingdienst heeft een voorlopige aanslag Inkomstenbelasting 2001 opgelegd van f 6.327,-. Daaruit volgt, dat de Belastingdienst kennelijk van oordeel is, dat de schuldenaar de door hem werkgever verstrekte lease-auto niet uitsluitend voor zijn werk, doch ook voor meer dan 1.000 kilometer per jaar voor privé doeleinden gebruikt. Dit oordeel is niet door de schuldenaar bestreden. De bewindvoerder heeft reeds bij brief van 6 juli 2000 de schuldenaar laten weten dat zij een dergelijk fiscale bijtelling niet aanvaardbaar acht. Ondanks die waarschuwing heeft de schuldenaar de hierboven genoemde fiscale schuld laten ontstaan. De schuldenaar heeft verweerd door te verwijzen naar het reeds hierboven genoemde arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Uit dat arrest blijkt niet, welke overwegingen het Hof aan zijn oordeel dat bij de bepaling van de betalingscapaciteit in dat geval met fiscale bijtelling rekening wordt gehouden ten grondsalg heeft gelegd. Wat daarvan ook zij, van een noodzaak voor het gebruik van genoemde auto voor privé doeleinden is de rechtbank niet gebleken.

2.6. Gezien het bovenstaande is voldoende vast komen te staan dat de schuldenaar toerekenbaar tekort is geschoten in zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen en dat hij een bovenmatige schuld heeft laten ontstaan.

2.7. Tenslotte blijkt uit de inhoud van het gehele dossier dat de schuldenaar telkens jegens zowel de bewindvoerder als de rechter-commissaris een houding aanneemt die op gespannen voet staat met de voor de toepassing van de schildsaneringsregeling vereiste positieve saneringsgezindheid.

2.8. Derhalve is er aanleiding om de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen.

2.9. Aangezien de schuldsaneringsregeling wordt beëindigd op grond van het bepaalde in art. 350 derde lid, aanhef en onder c en d Fw, verkeert de schuldenaar van rechtswege in staat van faillissement, zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan. De rechtbank zal aanstonds een rechter-commissaris benoemen en een curator aanstellen.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 14, lid 1 Fw zal een postblokkade worden ingesteld.

2.10. De rechtbank is van oordeel dat het verzoek om op de voet van artikel 3 van het Besluit Salaris Bewindvoerder Schuldsanering een ander salaris voor de bewindvoerder vast te stellen voor toewijzing vatbaar is zoals hierna is vermeld. De kosten van de in de schuldsaneringsregeling bevolen publicaties kunnen uit de boedel worden voldaan en komen dus ten laste van de schuldenaar.

3. De beslissing

De rechtbank:

beëindigd de toepassing van de schuldsaneringsregeling en benoemt in het faillissement van de schuldenaar tot rechter-commissaris mr. A.B.H.M. van Thiel, en stelt aan tot curator mr. C.A.M. Nijhuis,

Postbus 711, 3000 AS Rotterdam;

stelt het bedrag van het salaris van de bewindvoerder vast op f.17.563,23 (exclusief de daarover verschuldigde omzetbelasting);

stelt de kosten van de Faillissementswet bevolen publicaties vast op f.880,92 te vermeerderen met de kosten verbonden aan de in artikel 350, lid 6 Fw voorgeschrevebn publicatie en brengt deze tot laste van de schuldenaar;

geeft last aan de curator tot het openen van de aan de failleerde gerichte brieven en telegrammen ingaande op de datum dat deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.

Gewezen door mr. W.J. van Boven lid van de eerste enkelvoudige kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 oktober 2001 in tegenwoordigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature