Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Uitspraak



200202007/1.

Datum uitspraak: 23 oktober 2002

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Saint-Gobain Isover Benelux B.V.", gevestigd te Etten-Leur,

appellante,

en

gedeputeerde staten van Noord-Brabant,

verweerders.

1. Procesverloop

Bij besluit van 3 juli 2001, kenmerk 766090, hebben verweerders appellante met toepassing van artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht onder meer een last onder dwangsom opgelegd van ƒ 10.000,00 (€ 4537,80) per overtreding met een maximum van ƒ 100.000,00 (€ 45.378,02) van voorschrift 2.1.6, dat verbonden is aan een aan appellante op 16 mei 2000 krachtens de Wet milieubeheer verleende vergunning.

Bij besluit van 5 maart 2002, verzonden op 7 maart 2002, hebben verweerders onder meer het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.

Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 9 april 2002, bij de Raad van State ingekomen op 10 april 2002, beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

Bij brief van 30 mei 2002 hebben verweerders een verweerschrift ingediend.

Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellante en verweerders. Deze zijn aan partijen toegezonden.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 juli 2002, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. H.W.J.M. Oderkerk, advocaat te Breda, [gemachtigden], en verweerders, vertegenwoordigd door mr. R. Bloemsma en ing . P. Haagsma, ambtenaren van de provincie, zijn verschenen.

Voorts zijn burgemeester en wethouders van Etten-Leur, vertegenwoordigd door mr. ing. C.P.J. Vissers, ambtenaar van de gemeente, als partij gehoord.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 122, eerste lid, van de Provinciewet is het provinciaal bestuur bevoegd tot toepassing van bestuursdwang.

Krachtens artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan een bestuursorgaan dat bevoegd is bestuursdwang toe te passen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.

2.2. In voorschrift 2.1.6 is onder meer bepaald dat de emissie van ammoniak in de in voorschrift 2.1.3 genoemde afgassen, gerelateerd aan jaartal, debiet en productiecapaciteit, niet meer mag bedragen dan 55 mg/Nm3 per jaar in de periode 2000 tot 2003 en 50 mg/Nm3 per jaar na deze periode.

2.3. Appellante stelt dat verweerders ten tijde van het nemen van het primaire besluit niet bevoegd waren handhavend op te treden omdat er geen sprake was van een overtreding. Daartoe voert zij onder meer aan dat verweerders ten onrechte afleiden uit de meting van de ammoniakuitstoot van 22 mei 2001 dat de in voorschrift 2.1.6 gestelde norm niet werd nageleefd.

2.4. Verweerders hebben in het bestreden besluit onder meer overwogen dat uit de door vergunninghoudster verrichte meting van 22 mei 2001 is gebleken dat voorschrift 2.1.6 werd overtreden. Daarbij zijn zij uitgegaan van de door vergunninghoudster toegepaste meetonnauwkeurigheid van 5%.

2.5. In het bestreden besluit overwegen verweerders echter dat zij doorgaans bij metingen een meetonnauwkeurigheid aanhouden van 8%. Voorts stellen zij dat uit onderzoek bij gerenommeerde meetinstituten is gebleken dat een meetonnauwkeurigheid van 10% gebruikelijk is. Indien deze laatste percentages worden toegepast op de resultaten van meting van 22 mei 2001, blijkt niet van een overtreding van voormeld voorschrift.

Gelet op het voorgaande oordeelt de Afdeling dat verweerders onvoldoende hebben gemotiveerd waarom zij, in tegenstelling tot hun vaste praktijk, in dit geval zijn uitgegaan van een lager percentage. Als gevolg daarvan staat niet vast dat er sprake was van een overtreding van vergunningvoorschrift 2.1.6. Het bestreden besluit is in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht .

2.6. Het beroep is gegrond. De Afdeling ziet aanleiding met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht het besluit van verweerders van 3 juli 2001 te herroepen.

2.7. Verweerders dienen op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep gegrond;

II. vernietigt het besluit van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 5 maart 2002;

III. herroept het besluit van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 3 juli 2001, kenmerk 766090;

IV. veroordeelt gedeputeerde staten van Noord-Brabant in de door appellante in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 664,35, waarvan een gedeelte groot € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het totale bedrag dient door de provincie Noord-Brabant te worden betaald aan appellante.

V. gelast dat de provincie Noord-Brabant aan appellante het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 218,00) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. H. Beekhuis, Voorzitter, en mr. K. Brink en mr. Ch.W. Mouton, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L.D. Trippert-van Gemeren, ambtenaar van Staat.

w.g. Beekhuis w.g. Trippert-van Gemeren

Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2002

289.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature