Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Deze rechterlijke uitspraak is tegenwoordig bekend onder ECLI:NL:RBAMS:2002:AE5181 , LJN AE5181

Uitspraak



Rechtbank Amsterdam

Sector Bestuursrecht Algemeen

enkelvoudige kamer

Uitspraak

In het geding met reg.nrs. AWB 02/830 BELEI AWB 02/832 BELEI

van:

1. De stichting Comité Hou 't Science Park Groen, gevestigd te Amsterdam, eiseres, vertegenwoordigd door drs. [P.K.S.], voorzitter van de stichting,

2. [eiseres 2], wonende te Amsterdam, eiseres,

tegen:

de gemeenteraad van Amsterdam, verweerder,

vertegenwoordigd door mr. H.W. Bartels, mr. M. Plasmans, drs. J. Straub en

mr. H. Verhaar, allen werkzaam bij de gemeente Amsterdam.

1. PROCESVERLOOP

De rechtbank heeft op 6 maart 2002 beroepschriften ontvangen van eiseressen gericht tegen het besluit van verweerder van 16 januari 2002 met nummer 9A, verzonden op 25 januari 2002 (hierna het bestreden besluit).

De zaken zijn gevoegd behandeld. Het onderzoek is gesloten ter zitting van 14 mei 2002.

2. OVERWEGINGEN

De gemeente Amsterdam ontwikkelt samen met de Universiteit van Amsterdam (UvA) en de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) het Wetenschappelijk en Technologie Centrum Watergraafsmeer (WTCW). Het betreft het ontwikkelen van het terrein, gelegen in het noordoostelijke deel van de polder Watergraafsmeer, tot een internationaal kenniscentrum binnen de werkvelden natuur- menswetenschappen, informatica, wiskunde, fysica en "high-performance computing and networking". Het kenniscentrum moet een optimale ontwikkeling van wetenschappelijk toponderzoek en onderwijs op hoog niveau mogelijk maken en wil ruimte bieden aan marktgerichte bedrijven en kantoren die aan deze werkvelden gelieerd zijn. Tevens zal worden voorzien in (studenten)woningen.

Het terrein waarop voornoemde plannen moeten worden gerealiseerd bevat thans (kantoor)bebouwing van de UvA en het NWO (het huidige Science Park). Op het terrein bevinden zich 17 volkstuinen van Tuingroep de Molukken, alsmede beplanting van de voormalige volkstuinvereniging Frankendael. Voor het overige bestaat het terrein uit polderlandschap, waarin zich historische boerderijen bevinden.

Op 22 april 1997 heeft verweerder voor genoemde plannen de Nota van Uitgangspunten vastgesteld.

Op 21 mei 2001 hebben onder meer [P.K.S.], in persoon en namens het toen luidende 'Comité Hou 't Science Park Groen', en [eiseres 2], verweerder te kennen gegeven dat zij voornemens zijn een initiatief te nemen voor het houden van een referendum inzake het door verweerder te nemen besluit omtrent het WTCW. Op 30 augustus 2001 is de stichting Comité Hou 't Science Park Groen opgericht. De stichting stelt zich ten doel het bieden van een tegenwicht tegen de negatieve effecten van de planvorming voor het WTCW-terrein in het gebied zelf en de wijde omgeving.

Eiseres [eiseres 2] is inwoner van Amsterdam en heeft een volkstuin in het betrokken gebied.

Bij besluit van 23 mei 2001, met nummer 284, heeft verweerder ingestemd met het Stedenbouwkundig Programma van Eisen WTCW. Bij besluit van gelijke datum, met nummer 318, heeft verweerder bepaald dat voornoemd besluit een besluit is in de zin van artikel 1.4, aanhef en onder g, van de Verordening op het Referendum 1998 Amsterdam (de Verordening) en dat daarover derhalve geen referendum wordt gehouden.

Tegen dat besluit hebben eiseressen bezwaar gemaakt en zich tot de voorzieningenrechter van de rechtbank gewend met het verzoek een voorlopige voorziening te treffen. Bij uitspraak van 5 september 2001 is het verzoek afgewezen.

Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder overeenkomstig het meerderheidsadvies van de commissie bezwaar- en beroepschriften, de bezwaren van eiseressen ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd. In het meerderheidsadvies van de bezwaar- en beroepscommissie is - samengevat - het volgende geadviseerd:

- Bij de afweging of sprake is van spoedeisende gemeentelijke belangen dienen naast de belangen van de gemeente ook de belangen van de UvA, het NWO en van het Amsterdamse Science Park een rol te spelen.

- De omstandigheid dat de planvorming lang heeft geduurd maakt niet reeds dat geen beroep kan worden gedaan op artikel 1.4, aanhef en onder g van de Verordening. Door de geruime voorbereidingstijd die voor de uitvoering van de plannen nodig is, is thans sprake van urgentie.

- In het kader van het te ontwikkelen WTCW worden bedrijfsverzamelgebouwen gerealiseerd. Om de bouw en exploitatie mogelijk te maken is een nieuwe ontsluitingsweg van groot belang. De toegang van met name zwaar vrachtverkeer is beperkt. De Ooster Ringdijk is als waterkering niet geschikt voor vrachtverkeer. Daarbij komt dat vanaf 4 oktober 2001 de Ooster Ringdijk voor alle autoverkeer wordt afgesloten. De Kruislaan biedt, vanwege de laagte van het viaduct, geen oplossing. Het houden van een referendum betekent dat niet voor het broedseizoen 2002 met de voor de aanleg van de weg noodzakelijke bomenkap kan worden begonnen.

- Uit de stukken is voldoende aannemelijk is geworden dat een te houden referendum negatieve gevolgen heeft voor de planontwikkeling ten behoeve van het station Watergraafsmeer. Als er een referendum komt zal niet met een planstudie worden gestart, aangezien voor de planontwikkeling Stedenbouwkundig Programma van Eisen (SPvE) WTCW nodig is en de ontwikkeling van laatstgenoemde afhankelijk is van de komst van een station.

- Snelle uitbreiding van de bedrijfsruimte op het WTCW terrein is van belang. Er staan 15 huidige en 20 nieuwe (toekomstige) huurders op de wachtlijst om in aanmerking te komen voor bedrijfsruimte op het WTCW-terrein. Als de bedrijfsruimte niet binnen afzienbare tijd ter beschikking komt, is er een gerede kans dat de bedrijven zich elders gaan vestigen.

- Er moet een verhuisketen op gang worden gebracht. Op het WTCW-terrein is voorzien in de nieuwbouw van de Faculteit voor Natuurkunde, Wiskunde en Informatica. De nieuwe faculteit maakt deel uit van het huisvestingsplan van de UvA. Na de verhuizing naar het WTCW-terrein ontstaat op het Roeterseiland ruimt om onder meer het indoorsport-complex, dat als gevolg van de plannen rondom de Zuidas moet verdwijnen, te realiseren.

Stichting Comité Hou 't Science Park groen (hierna de stichting) en [eiseres 2] (hiern[eiseres 2]) bestrijden dat de inwerkingtreding en/of uitvoering van verweerders besluit van 23 mei 2001 inzake het SPvE geen uitstel verdraagt.

De stichting heeft in beroep verwezen naar het bezwaarschrift, het hoorverslag en het minderheidsstandpunt van de gemeenteraad (hierna: de Raad) en heeft voorts ter zitting het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd.

De stichting is van oordeel dat geen spoedeisend belang van de gemeente zich tegen het referendum verzet en dat het belang van de zaak dusdanig groot is dat het gerechtvaardigd is het SPvE WTCW voorwerp te maken van een open en democratische discussie welke beslist kan worden door een referendum tijdens de verkiezingen voor de Provinciale Staten in maart 2003. Tegenover de belangen van de gemeente moeten de belangen van natuur, recreatie, en cultuur en de leefbaarheid een rol spelen. Er is geen sprake van spoedeisende gemeentelijke belangen omdat zulke belangen immers volgens de Verordening en toelichting slechts zien op het hebben van concrete schadeposten. In dit geval is daarvan niet gebleken. Er kan daarnaast geen sprake zijn van vertraging van de ontwikkeling van het WTCW veroorzaakt door een te houden referendum, gezien de nog te voeren procedures in het kader van de ruimtelijke ordening en bodemsanering. Ten slotte zal de planvoering en uitvoering van het WTCW nog jaren vergen. De stellingen van de stichting ten aanzien van de door verweerder in het bestreden besluit op concrete punten - zoals het NS-station - gehanteerde motivering zullen in het hiernavolgende aan de orde komen.[eiseres 2] heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat geen sprake is van gemeentelijke spoedeisende belangen. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft zij gesteld dat van de juistheid van de door verweerder in het primaire besluit opgeworpen redeneringen niets is gebleken. Immers, een ontsluitingsweg kan er voorlopig niet komen, omdat de kapvergunningen zijn geschorst. Met de planstudie met betrekking tot het nieuw te bouwen station is nog geen begin gemaakt. Indien die planstudie al tot een positieve uitkomst zou leiden, zal nog een lang tijdstraject volgen voor definitieve toestemming voor aanleg van een station. Voorts is onduidelijk welke bedrijven op de zogenaamde wachtlijst voor het project staan. Bovendien lopen er nog een aantal procedures, waarvan de uitkomst moet worden afgewacht.

De rechtbank overweegt als volgt.

Artikel 1.4, aanhef en onder g, van de Referendumverordening 1998 (de Verordening) bepaalt dat over iedere beslissing van de gemeenteraad een referendum kan worden gehouden, met uitzondering van de beslissingen waarvan de inwerkingtreding of uitvoering niet kan worden uitgesteld vanwege de daarmede gemoeide spoedeisende gemeentelijke belangen.

In artikel 2.2, vierde lid, van de Verordening is bepaald:

"Indien de Gemeenteraad van oordeel is dat de conceptbeslissing niet behoort tot de in art. 1.4. vermelde uitzonderingen, neemt hij, zo nodig tegelijkertijd met de eigenlijke beslissing, de beslissing om de uitvoering of inwerkingtreding van deze beslissing op te schorten totdat een beslissing naar aanleiding van de uitslag van het te houden referendum is genomen (...)".

In de toelichting op artikel 1.4 van de Verordening wordt onder het kopje "Spoedeisende gemeentelijke belangen" vermeld: " Aangezien een Referendumprocedure zeven maanden in beslag kan nemen, kan het zijn dat de spoedeisendheid (zie lid g) van de met een gemeenteraadsbesluit gemoeide gemeentelijke belangen niet toestaat dat over de uiteindelijke status van het gemeenteraadsbesluit (en de uitvoering ervan) zo lang onzekerheid blijft bestaan. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn bij het verstrijken van een fatale termijn voor het verkrijgen van rijkssubsidie of bij contracten met derden waarvoor een deadline geldt".

Voorop staat dat verweerder bij de invulling van het begrip "spoedeisende gemeentelijke belangen" beoordelingsvrijheid heeft. Die beoordelingsvrijheid houdt ook in dat verweerder - rekening houdend met de belangen van alle burgers - een inschatting maakt van het bij de uitvoering van een besluit te volgen tijdstraject. Het vorenstaande betekent dat de rechtbank een terughoudende toets past; het is niet aan de rechtbank om de politieke besluitvorming over te doen en uit te maken of sprake is van een situatie waarbij de inwerkingtreding of de uitvoering van het besluit waarover het referendum wordt gewenst niet kon worden uitgesteld. Dat oordeel is voorbehouden aan de Raad als vertegenwoordigend orgaan, die over een democratische legitimatie daartoe beschikt, welke de rechtbank ontbeert. De rechtbank staat voor de beantwoording van de vraag of verweerder in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat de inwerkingtreding van zijn besluit van 23 mei 2001 inzake het SPvE niet kon worden uitgesteld vanwege de daarmee gemoeide spoedeisende gemeentelijke belangen. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. Daartoe wordt het navolgende overwogen.

Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de ontwikkeling van het WTCW-terrein als een volwaardig wetenschapsterrein een gemeentelijk belang betreft.

Verweerder heeft aangegeven dat voor de aanleg van het terrein een nieuw bestemmingsplan wordt ontworpen. Op het terrein worden bedrijfsverzamelgebouwen gerealiseerd voor startende high-tec bedrijven. Van deze zogenaamde matrixgebouwen zijn de eerste vier reeds opgericht, de vijfde is in aanbouw en de zesde is in voorbereiding. Het WTCW-terrein wordt ontsloten door twee toegangswegen, te weten de Kruislaan en de Ooster Ringdijk. Voorts is in het SPvE voorzien in een nieuw aan te leggen wegtracé de WTCW-laan. Voor de realisering van dat wegtracé was een vrijstellingsprocedure ex artikel 19 van de WRO vereist, aangezien voor het aanleggen niet is voorzien in het thans vigerende bestemmingsplan.

Voordat met het aanleggen van het nieuwe wegtracé kan worden begonnen zal een groot aantal bomen moeten worden gekapt, waarvoor kapvergunningen zijn vereist. Genoemde vergunningen zijn in staat van procedure. Voor de ontwikkeling van het WTCW dient een gedeelte van het terrein te worden gesaneerd.

Verweerder heeft erop gewezen dat de Ooster Ringdijk bij besluit van 4 oktober 2001 is afgesloten voor alle autoverkeer en dat niet alle bouw- en vrachtverkeer gebruik kan maken van de Kruislaan gezien de hoogte van het spoorviaduct waar de Kruislaan onderdoor loopt.

Aangezien gelet op artikel 2.2. lid 4 van de Verordening alle gemeentelijke besluitvorming had moeten worden opgeschort, heeft verweerder in redelijkheid kunnen oordelen dat het toestaan van een referenduminitiatief had geleid tot grote vertraging in de - bij een dergelijk groot project op elkaar afgestemde - planontwikkeling. Verweerder heeft er in dit verband op gewezen dat dit had moeten leiden tot opschorting van de artikel 19, lid 1, WRO-procedure voor de verbindingsweg, waarvoor inmiddels op 14 februari 2002 de planologische vrijstelling is verleend, en tot opschorting van alle voorbereidende werkzaamheden zoals het houden van inspraak en het artikel 10 van het Besluit Ruimtelijke Ordening (BRO)-overleg ten behoeve van het opstellen van het concept bestemmingplan WTCW, dat inmiddels met ingang van 6 maart 2002 ter inzage is gelegd. Evenmin hadden de benodigde kapvergunningen kunnen worden aangevraagd. Verweerder heeft in redelijkheid kunnen oordelen dat gemeentelijke belangen zich verzetten tegen verdere vertraging van de reeds al geruime tijd bezig zijnde planontwikkeling en dat met name de toegangs- en verbindingsweg voor het gebied enige urgentie had gekregen. Verweerder heeft daarbij kunnen betrekken dat de Ringdijk als waterkering niet geschikt is voor bouwverkeer. Dat de ontwikkeling van de weg ook al is vertraagd vanwege de beroepen tegen de kapvergunningen, maakt dit oordeel niet anders. Integendeel, verweerder heeft de mogelijkheid van verder uitstel vanwege beroepszaken kunnen betrekken bij zijn oordeel dat ten tijde van het bestreden besluit een vertraging van ongeveer zeven maanden als gevolg van een referenduminitiatief zich niet verdroeg met de gemeentelijke belangen.

Voorts is de bouw van een station Watergraafsmeer volgens het SPvE één van de voorwaarden voor de ontwikkeling van het WTCW. Zowel in het structuurplan als in de Nota van Uitgangspunten is een NS-station bij de Kruislaan als voorwaarde voor ontwikkeling opgenomen. De realisering ervan geschiedt in een aantal fases: de verkenningfase, de planstudiefase, de projectbesluitfase en de realisatiefase. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat verkenningsfase is afgerond en dat alle voorbereidende onderzoeken inclusief het haalbaarheidsonderzoek in positieve zin zijn afgerond. Verweerder heeft voorts aangegeven dat thans op korte termijn door het de Minister van Verkeer en Waterstaat aan Railinfrabeheer opdracht wordt gegeven een planstudie te starten. Voorts is verklaard dat sinds 14 december 2001 duidelijk is dat middelen ter beschikking zijn gesteld voor financiering van het station, welk budget het Rijk heeft toegezegd. Naar verweerder heeft meegedeeld was daarvóór in september 2000 de Beleidsnota Aanleg nieuwe stations van de Minister van Verkeer en Waterstaat verschenen, waarin de procedures en criteria voor de besluitvorming stations waren aangegeven. Vervolgens is een zogenaamd Overgangscontract gesloten tussen het Rijk en de Nederlandse Spoorwegen (NS) voor de exploitatie van de treindienst op het hoofdrailnet. Daarin is het station Watergraafsmeer expliciet opgenomen als één van de mogelijk te openen stations in de periode tot 2005.

Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam aangetoond dat de vertraging die ontstaat door het houden van een referendum had kunnen leiden tot een aanzienlijke vertraging of zelfs mogelijk afstel van de komst van het station. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is immers naar voren gekomen dat er een niet denkbeeldige kans was dat de NS bij een referendum het station Watergraafsmeer uit haar dienstregelingvoorstel 2002-2005 zou schrappen en dat ten gevolge daarvan voor de aanleg van het station geen beroep meer zou kunnen worden gedaan op de daarvoor beschikbare gelden. Voorts heeft verweerder aangevoerd dat het hiervoor weergegeven proces tot ontwikkeling van het station Watergraafsmeer zonder uitvoering van het SPvE tot stilstand was gekomen, terwijl het er thans naar uitziet dat het station in 2005 geopend kan worden. Verweerder heeft de ontwikkeling van het station in redelijkheid kunnen aanmerken als spoedeisend gemeentelijk belang. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verweerder voor de ontwikkeling van het station mede afhankelijk is van de rijksoverheid en de NS en dat de gemeente voor de financiering moet meedingen met andere gegadigden voor infrastructurele werken. Dit is dan ook een situatie waar de toelichting van artikel 1.4 van de Verordening op ziet en waarin verweerder in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat onzekerheid over de uiteindelijke status van het SPvE zich niet verdroeg met spoedeisende gemeentelijke belangen.

Nu verweerder zowel van de aanleg van de weg als de ontwikkeling van het station in redelijkheid kon oordelen dat dit spoedeisende belangen waren die er aan in de weg stonden dat de uitvoering van het SPvE werd opgeschort, kunnen reeds deze onderdelen van de motivering het bestreden besluit dragen. Verweerder heeft bovendien bij zijn besluit kunnen betrekken dat uitstel van verhuizing van de faculteit kan leiden tot een vertraging van nieuwe studentenhuisvesting en - faciliteiten en uiteindelijk tot vertraging van het Zuidas-project. Voorts heeft verweerder mee kunnen laten wegen dat hij met het oog op de economische ontwikkeling van het betrokken gebied de bedrijfsruimte in het gebied op korte termijn wenste uit te breiden, mede gelet op de omstandigheid dat het de opzet van het science-park vormt om tevens ruimte te bieden marktgerichte bedrijven die aan de faculteit gelieerd zijn.

Het vorenstaande houdt in dat de beroepen van eiseressen niet kunnen leiden tot vernietiging van het bestreden besluit. Zij zullen ongegrond worden verklaard.

Er is geen aanleiding om gebruik te maken van de bevoegdheid tot veroordeling in de proceskosten. Evenmin is grond aanwezig om te bepalen dat het griffierecht moet worden vergoed.

Beslist wordt als volgt.

3. BESLISSING

De rechtbank:

- verklaart de beroepen ongegrond.

Gewezen door mr. M. de Rooij, rechter,

in tegenwoordigheid van mr. J.F. Kuiken, griffier,

en openbaar gemaakt op:

De griffier, De rechter,

Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling be-stuursrechtspraak van de Raad van State te 's-Gravenha-ge.

Afschrift verzonden op:

Conc: jfk

D:


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature