Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Uitspraak



RECHTBANK ZUTPHEN

Rolnummer: 36231 HA ZA 00-1170

Uitspraak: 4 april 2002

Vonnis van de meervoudige kamer voor burgerlijke zaken in de zaak tussen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiser] & ZN. TAILLEURS B.V.,

gevestigd te [woonplaats],

eisende partij,

procureur: mr. A.J.H. Ozinga,

advocaat: mr. F.J.G. Tilman te Veldhoven,

en

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[gedaagde] UNIFORMEN B.V.,

gevestigd te [woonplaats 2],

gedaagde partij,

procureur: mr. J.U. van der Werff.

Partijen worden in dit vonnis mede aangeduid als [eiser] en [gedaagde].

1. Het verdere verloop van de procedure

­ het vonnis van 8 maart 2001;

­ het proces-verbaal van de op 1 mei 2001 gehouden comparitie van partijen;

­ de conclusie van repliek met producties;

­ de conclusie van dupliek met producties;

­ de akte depot van producties in civiele procedure, opgemaakt (op verzoek van

de procureur van [eiser]) door de griffier van deze rechtbank;

­ het proces-verbaal van de op 28 februari 2002 gehouden pleidooien, waarvan over en weer pleitnotities in het geding zijn gebracht en waaraan zijn gehecht de voorafgaand aan het pleidooi ingezonden stukken.

2. De vaststaande feiten

2.1 [eiser] ontwerpt en fabriceert professionele maatkleding, waaronder de tunieken met nummers 343 en 833. De kenmerken van de tuniek met nummer 343 zijn: rechte schouderkappen (rondom aan voor- en bovenzijde voorzien van galon) bevestigd aan voorzijde en achterzijde langs de mouwinzet): voorts: hooggesloten staande kraag aan voorzijde afgerond; verder: bovenstuk van voorpand schuinoplopend van de taille tot de schouderkap aan onderzijde voorzien van goudgalon.

2.2 De modellen 343 en 833 zijn niet gedeponeerd bij het Benelux Tekeningen en Modellen Bureau.

3. De vordering

3.1 [eiser] vordert dat de rechtbank [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:

- zal verbieden om de tunieken nummers 343 en 833 van [eiser] na te maken, te doen of laten namaken, ongeacht of zelf of door of via derden;

- zal verbieden om haar tunieken 01045 en 004, respectievelijk identieke eventueel anders genummerde of genaamde tunieken, te maken, te doen of laten maken, ongeacht of zelf of door of via of middels derden;

- zal verbieden om te maken of te doen of laten maken/namaken, zelf of door of via derden, tunieken gelijk aan of verregaand gelijk aan de tunieken van [eiser] 343 en 833 respectievelijk [gedaagde] te verbieden haar tunieken 01045 en 044 te maken/produceren;

- zal verbieden om alle naastbedoelde tunieken te verkopen of te laten of te doen verkopen, ongeacht of zelf, door of via derden;

- een zelfde verbod zal uitspreken als het gaat om het leveren (doen of laten leveren, zelf of door of via derden, hoe of wat ook) van al deze tunieken;

- zal verbieden om bedoelde tunieken, hoe ook, in het verkeer te brengen of te doen brengen;

- zal bevelen alle onder haar zijnde tunieken van de nummers 01045 en 044, alsook eventueel andersgenummerde of andersgenaamde gelijke tunieken, binnen twee dagen na betekening van het onderhavige vonnis, aan [eiser] te overhandigen - ter vernietiging door deze -, door overhandiging daarvan ten kantore van [eiser], [adres]laan 1-5 te [woonplaats];

- zal veroordelen aan [eiser] schadevergoeding te betalen, zoals nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;

- zal veroordelen aan het voornoemde te voldoen op straffe van verbeurte door [gedaagde] aan [eiser] van een dwangsom van ƒ 10.000,--, te rekenen vanaf de derde dag na betekening van het vonnis, voor iedere dag dat [gedaagde] in strijd daarmee zal handelen;

- zal veroordelen in de kosten van deze procedure.

3.2 [eiser] legt aan haar vorderingen tegen de achtergrond van de vaststaande feiten (onder meer) de navolgende stellingen ten grondslag.

In 1987 heeft [eiser], als fabrikante van kleding, een tuniek uniform model nummer 343 ontworpen. [eiser] heeft tevens in 1980 een tuniek ontworpen met nummer 833.

Beide genoemde ontwerpen zijn werken als bedoeld in de artikelen 1 en 10 van de Auteurswet 1912 (Aw). Voornoemde werken zijn door [eiser] openbaar gemaakt conform artikel 12 Aw , waarbij [eiser] als maker werd bekendgemaakt als bedoeld in artikel 4 Aw .

[gedaagde] heeft in de uitoefening van haar bedrijf onder de nummers 01045 en 044 een tweetal tunieken geproduceerd en verkocht, die wat betreft design geheel identiek zijn aan de modellen 343 en 833. [gedaagde] heeft de ontwerpen van [eiser] nagemaakt. Ook heeft [gedaagde] de modellen 01045 en 044 later dan de modellen 343 en 833 in het verkeer gebracht.

Door de tunieken van [eiser] na te maken en door de nagemaakte tunieken, door verkoop en levering aan derden, in het verkeer te brengen, handelt [gedaagde] jegens [eiser] onrechtmatig. [eiser] lijdt hierdoor schade.

4. Het verweer

4.1 [gedaagde] concludeert dat de rechtbank [eiser] niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vorderingen, althans haar deze zal ontzeggen als zijnde onjuist onbewezen en/of in strijd met de wet met veroordeling in de kosten van het geding.

4.2 [gedaagde] voert de navolgende verweren aan.

[gedaagde] ontkent dat [eiser] een model heeft ontworpen dat model 343 (zoals omschreven onder 2.1) wordt genoemd en dat dit model in 1987 zou zijn ontworpen. [gedaagde] ontkent tevens dat [eiser] een model heeft ontworpen dat model 833 wordt genoemd en dat dit model in 1980 ontworpen zou zijn. Kenmerken van het model 833 ontbreken, zodat het niet mogelijk is te beoordelen welk model door [eiser] precies bedoeld wordt. Mede op grond daarvan betwist [gedaagde] dat de modellen 1045 en 044 gelijk zijn aan de modellen 343 en 833. De door [eiser], ter onderbouwing van haar stellingen, overgelegde verklaring van de heer [A] van [bedrijf F] ziet niet op de modellen 833 en 044. Voorts is [bedrijf F], als brancheorganisatie waarbij [eiser] wel en [gedaagde] niet is aangesloten niet te beschouwen als onafhankelijke instantie. Ook betwist [gedaagde] dat de heer [A] van [bedrijf F] kan worden beschouwd als deskundige.

[gedaagde] betwist voorts dat de modellen 343 en 833 werken zijn als bedoeld in de Auteurswet 1912, althans werken die in aanmerking komen voor de in de Auteurswet opgenomen bescherming, nu voor die bescherming werken met een eigen persoonlijk en oorspronkelijk karakter noodzakelijk zijn. De modellen 343 en 833 worden vervaardigd voor fanfares en muziekkorpsen en zijn geen werken met een eigen persoonlijk en oorspronkelijk karakter. De uniformen zijn afgeleid van bestaande militaire uniformen en daaraan en aan de stijlelementen komt geen bescherming toe, nu [eiser] noch [gedaagde] daarvan de maker is. Dit geldt tevens voor de kenmerken van het model 343, nu deze eerder zijn toegepast en geen ontwerpen van [eiser] zijn. Er is geen sprake van ontwikkeling van nieuwe werken, maar van samenvoegen van bestaande stijlen of stijl- en vormelementen.

Subsidiair voert [gedaagde] aan dat het model 044 voor 1978 is geleverd aan het harmoniegezelschap Fidelio in Woudenberg. De bescherming uit de Auteurswet komt derhalve toe aan [gedaagde] als eerste maker.

[gedaagde] betwist tenslotte dat [eiser] schade heeft geleden als gevolg van de door [eiser] gestelde inbreuk op haar Auteursrecht.

5. De beoordeling van het geschil

5.1 Gelet op de stellingen van [eiser] bij conclusie van repliek alsmede bij gelegenheid van de pleidooien begrijpt de rechtbank dat [eiser] voor de modellen 343 en 833 bescherming vraagt op grond van de Auteurswet 1912. Voor bescherming op grond van de Auteurswet 1912 dient sprake te zijn van een werk met een eigen oorspronkelijk karakter, dat het persoonlijk stempel van de maker draagt. Er dient dan sprake te zijn van een creatieve prestatie van de auteur die in het werk tot uiting komt. Technische, objectieve inventiviteit valt echter niet onder de creativiteit die het auteursrecht beschermt: het dient te gaan om het subjectieve persoonlijke karakter dat tot uitdrukking komt.

5.2 In reactie op het verweer van [gedaagde], dat de modellen 343 en 833 geen werken zijn met een eigen persoonlijk en oorspronkelijk karakter, ze zijn immers afgeleid van militaire uniformen (uit het verleden), heeft [eiser] aangevoerd dat zij ontwerpen heeft gemaakt die totaal afweken van alles wat gedurende tientallen jaren ontworpen was. Oorspronkelijk aan het model 343 is geweest de staande kraag, de mouwkappen en de vlakvorming (in combinatie met de schuine band met galon op de mouwen/de diagonale doorsnijding). De vlakvorming en de diagonale doorsnijding zijn nooit eerder toegepast, noch in de periode 1945/medio 80'er jaren, noch in de periode 1880/1940. Vlakvorming in combinatie met staande kraag en mouwkappen was medio de tachtiger jaren, gelet op de praktijk van de tunieken met lage kragen/platte revers/platte schouder ("vlot, fris en modern"), zeer oorspronkelijk, aldus [eiser].

5.3 Voor de beantwoording van de vraag of een werk voldoende oorspronkelijk karakter heeft is beslissend de situatie ten tijde dat het werk werd gemaakt.

Hierbij is niet beslissend of de ontwerpen ten tijde van het openbaar maken van de werken afweken van wat gedurende tientallen jaren ontworpen was, maar of een dergelijk ontwerp reeds eerder door derden werd gebruikt. [eiser] stelt de modellen 343 en 833 respectievelijk in 1987 en 1980 ontworpen te hebben. Van de door [eiser] aangehaalde elementen voor het model 343: de staande kraag, de mouwkappen en de vlakvorming (in combinatie met de schuine band met galon op de mouwen/de diagonale doorsnijding), kan uit de door partijen overgelegde (kleuren)producties, te weten de producties 2 en 3 in zijn geheel, productie 4 nrs. 266 en 267 en productie 5 in zijn geheel van de voorafgaand aan het pleidooi door [gedaagde] overgelegde index producties, worden geconstateerd dat deze reeds aan het eind van de achttiende eeuw (zoals destijds de bandelier), het begin van de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw door derden voor uniformen werden gebruikt, eerder dan door [eiser]. Ook uit het door [eiser] overgelegde "Veel Veren, Frans Smits, militair stylist, Bartels en Kist, Zaltbommel, 1999", verder mede te noemen "Veel Veren", te weten de foto's van de dagwacht uit het legermuseum op de pagina's 115 tot en met 117, blijkt dat aan het eind van de negentiende eeuw de door [eiser] aangehaalde elementen werden gebruikt.

Tenslotte blijkt uit productie 10, van de voorafgaand aan het pleidooi door [gedaagde] overgelegde index producties, dat de vlakvorming in combinatie met een schuine band reeds eerder bij Advendo is gebruikt in 1976. Ook heeft [gedaagde] zelf eerder uniformen met een dergelijke vlakvorming in combinatie met schuine band toegepast, zoals blijkt uit de, als productie 11 van de voorafgaand aan het pleidooi door [gedaagde] overgelegde index producties, overgelegde foto van muziekvereniging Soli Deo Gloria te Heerde uit 1984. Hierdoor kan niet worden geconcludeerd dat de elementen staande kraag, mouwkappen en vlakvorming (in combinatie met diagonale doorsnijding) oorspronkelijk zijn.

5.4 Uit de door partijen overgelegde (kleuren)producties, te weten productie 2, nr. 148, productie 4, nr. 267 en productie 5, nrs. 271 en 272 van de voorafgaand aan het pleidooi door [gedaagde] overgelegde index producties en uit het door [eiser] overgelegde "Veel Veren", te weten de foto's van de dagwacht uit het legermuseum op de pagina's 115 tot en met 117, kan tevens worden geconstateerd dat ook vlakvorming in combinatie met staande kraag en mouwkappen reeds aan het eind van de achttiende, het begin van de negentiende en het eind van de negentiende eeuw werden gebruikt.

De combinatie van deze stijlelementen, allen geïnspireerd door oude militaire uniformen, levert niet een zodanige totaalindruk op dat sprake is van nieuw oorspronkelijk werk.

5.5 [eiser] heeft gesteld dat van het model 833 met name de belijning oorspronkelijk is. Eerst bij gelegenheid van het gehouden pleidooi heeft [eiser] daaraan toegevoegd dat de bedoelde belijning couté-belijning is, die altijd enkel aan de achterzijde wordt toegepast, maar nu als nieuw stijlelement aan de voorzijde. [gedaagde] heeft vervolgens primair betwist dat de belijning van het model 833 oorspronkelijk is. Van de belijning van het model 833, kan eveneens uit de door partijen overgelegde (kleuren)producties, te weten productie 2, nrs. 145 en 147 van de voorafgaand aan het pleidooi door [gedaagde] overgelegde index producties, worden geconstateerd dat deze reeds aan het eind van de achttiende eeuw door derden aan de voorzijde werd gebruikt, eerder dan door [eiser]. Hierdoor kan niet worden geconcludeerd dat de belijning aan de voorzijde van het model 833 oorspronkelijk is.

5.6 De modellen 343 en 833 zijn geen werken als bedoeld in de Auteurswet 1912, immers van die werken kan niet gezegd worden dat het werken betreft met een eigen oorspronkelijk karakter. Nu de modellen niet voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen, kan in het midden blijven of de modellen 343 en 833 wat betreft design identiek zijn aan de modellen 1045 en 044 van [gedaagde].

5.7 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zijn de vorderingen van [eiser] niet toewijsbaar. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.

De beslissing

De rechtbank, rechtdoende,

wijst de vorderingen van [eiser] af;

veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op H 224,83 aan verschotten en op H 1.951,25 aan salaris voor de procureur.

Dit vonnis is gewezen door mrs. E.A.M. van der Kallen, M.F.J.N. van Osch en E.J. Davids en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 april 2002.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature