Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Vindplaats:

Uitspraak



Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage

zittinghoudende te Amsterdam

Sector Bestuursrecht

enkelvoudige kamer

Uitspraak

artikel 8:70 Algemene wet bestuursrecht (Awb)

j° artikel 33a Vreemdelingenwet ( Vw )

reg.nr. : AWB 99/2048 VRWET en AWB 99/2049 VRWET

inzake : A, eiser, en B e/v A, eiseres,

beiden wonende te C,

tegen : de Staatssecretaris van Justitie, verweerder.

I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING

1. Eisers, echtelieden, geboren op [...] 1965 respectievelijk [...] 1965, bezitten de Bosnische nationaliteit. Zij verblijven, naar zij stellen, sedert 28 juli 1998 als vreemdeling in de zin van de Vw in Nederland. Op 30 juli 1998

hebben zij, mede ten behoeve van hun minderjarige kinderen D, geboren op [...] 1985, en

E, geboren op [...] 1989, aanvragen ingediend om toelating als vluchteling. Bij afzonderlijke besluiten van 16 november 1998 heeft verweerder op deze aanvragen afwijzend beslist. De aanvragen zijn niet ingewilligd vanwege kennelijke

ongegrondheid. Eisers hebben tegen deze besluiten bezwaar gemaakt bij afzonderlijke bezwaarschriften van 11 december 1998, aangevuld bij schrijven van 23 december 1998 (met bijlagen). Bij afzonderlijke besluiten van 29 januari 1999

heeft verweerder de bezwaren ongegrond verklaard.

2. Bij gezamenlijk beroepschrift van 24 februari 1999, aangevuld bij schrijven van 2 april 1999 en 6 september 1999 (met bijlagen), hebben eisers tegen deze besluiten beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft partijen

meegedeeld het beroep versneld te zullen behandelen. Op 18 februari 2000 zijn de op de zaken betrekking hebbende stukken van verweerder ter griffie ontvangen. Bij verweerschrift van 13 maart 2000 heeft verweerder geconcludeerd tot

ongegrondverklaring van het beroep.

3. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 maart 2000. Eisers zijn aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. J.S. Visser, advocaat te Stadskanaal. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door gemachtigde

mr. E.E. van der Kamp, juridisch medewerker ten kantore van Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn, advocaten te

's-Gravenhage. Tevens waren ter zitting aanwezig de minderjarige kinderen van eisers.

II. OVERWEGINGEN

1. Aan de orde is de vraag of de bestreden besluiten in rechte stand kunnen houden.

2. Eisers hebben op 21 augustus 1998 ten overstaan van een contactambtenaar van verweerders ministerie het volgende naar voren gebracht.

Eisers hebben van 1994 respectievelijk van 1992 tot maart 1997 op basis van een "Duldung" in Duitsland verbleven. Tijdens hun verblijf aldaar is eiser medisch behandeld voor kanker. Hij is in Bosnië-Herzegowina vanwege zijn ziekte

voor honderd procent oorlogsinvalide verklaard. Eisers zijn in april 1997 vrijwillig naar Bosnië teruggekeerd teneinde aldaar een rustig en normaal leven te leiden en de medische behandeling van eiser voort te zetten. Eisers kwamen

in het land van herkomst echter in een slechte financiële positie te verkeren, waardoor zij ook niet in staat waren de kosten voor de medische behandeling van eiser te dragen. De oudste zoon van eisers is doofstom. Voor hem was het

niet mogelijk een schoolopleiding te volgen in Bosnië-Herzegowina. Eisers beschikten immers niet over de financiële middelen daartoe. Eisers menen dat er in het land van herkomst geen sprake is van democratie en kunnen zich niet

vinden in de verdere islamisering van het land.

3. In bezwaar hebben eisers het navolgende aangevoerd. Bij gedwongen terugkeer lopen zij het risico te worden onderworpen aan een onmenselijke dan wel vernederende behandeling omdat zij alsdan niet in hun eigen levensonderhoud

kunnen voorzien, met name gezien de kosten voor de medische behandeling van eiser. Voorts zijn er voor de gehandicapte zoon van eisers in Bosnië onvoldoende voorzieningen op het gebied van school en opleiding.

Ook in dit kader speelt het gebrek aan financiële middelen een belangrijke rol. Eisers beroepen zich in deze op de artikelen 3, 5 en 7 van het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK), meer in het bijzonder op de rechten van

gehandicapte kinderen met betrekking tot de speciale behandeling, onderwijs en zorg, die hun bijzondere conditie vereist. Voorts verwijzen zij naar het rapport van S. van Hoorn, verbonden aan het Koninklijk Instituut voor Doven H.D.

Guyot te Haren.

4. In beroep hebben eisers zich op het standpunt gesteld dat, nu in de bestreden besluiten niet is ingegaan op het beroep van eisers op het IVRK en het rapport van de onderwijsinstelling van hun gehandicapte zoon, deze besluiten

reeds om die reden niet op een deugdelijke motivering berusten.

Voorts hebben eisers een brief van 10 augustus 1999 overgelegd van E.

Bouwman, als arts verbonden aan het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA), waarin eiser in verband met een posttraumatisch stress-syndroom voor behandeling wordt verwezen naar de RIAGG.

5. Verweerder stelt zich in de bestreden besluiten op het standpunt dat eisers zich voor de inhoudelijke behandeling van de aangevoerde medische omstandigheden dienen te melden bij de desbetreffende korpschef om aldaar een aanvraag

in te dienen om verlening van een vergunning tot verblijf voor medische behandeling. Voorts is, onder verwijzing naar de besluiten in primo, overwogen dat het asielrelaas van eisers gegrond is op omstandigheden die, hetzij op

zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, niet het vermoeden kunnen wekken dat er rechtsgrond voor toelating bestaat en dat er in bezwaar geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn aangevoerd en ook overigens niet is gebleken

van feiten en omstandigheden die tot een andere beslissing behoren te leiden.

6. In het verweerschrift heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de bestreden besluiten de toets der rechtmatigheid kunnen doorstaan.

Daartoe merkt verweerder het volgende op.

Niet wordt betwist dat geen sprake is van gegronde vrees voor vervolging in vluchtelingrechtelijke zin. Aangevoerd wordt slechts dat sprake is van klemmende redenen van humanitaire aard die tot toelating nopen. Naar verweerders

oordeel valt hetgeen door eisers in dit kader wordt aangevoerd buiten de grondslag van de onderhavige procedure. De aanvragen van eisers dateren van 30 juli 1998. Met de invoering van de enkelvoudige aanvraag bij wetswijziging van

11 juni 1998, welke wetswijziging per 1 juli 1998 in werking is getreden, wordt een asielzoeker in het aanmeldcentrum niet langer in de gelegenheid gesteld naast een aanvraag om toelating tevens een aanvraag om verlening van een

(reguliere) vergunning tot verblijf in te dienen. Wel wordt ambtshalve bezien of de asielzoeker op asielgerelateerde klemmende redenen van humanitaire aard voor een vergunning tot verblijf in aanmerking komt. Blijkens de

parlementaire geschiedenis beperkt deze ambtshalve toets zich tot de vraag of een asielzoeker in het kader van het asielbeleid in aanmerking komt voor een vergunning tot verblijf op grond van klemmende redenen van humanitaire aard.

Hiervan is sprake indien de vreemdeling een geslaagd beroep doet op artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), het Antifolterverdrag, het traumata- of

AMA-beleid. Uitdrukkelijk niet onder asielgerelateerde gronden valt het verblijfsdoel medische behandeling.

Voor zover eisers toelating tot Nederland beogen teneinde hier te lande een medische behandeling te ondergaan, dan wel teneinde hun zoon hier te lande een opleiding te laten volgen, dienen zij hiertoe een aanvraag bij de korpschef

in te dienen. Deze reguliere motieven vallen buiten het bestek van de thans dienende asielprocedure.

De omstandigheid dat eisers zich niet kunnen vinden in de algehele situatie in het land van herkomst, vormt geen aanleiding eisers toe te laten. Het enkele gegeven dat eiser aldaar weinig financiële ontplooiingsmogelijkheden zou

hebben, kan evenmin tot toelating leiden.

Er zijn geen aanknopingspunten om aan te nemen dat juist eisers het reële risico lopen bij terugkeer naar Bosnië-Herzegowina te worden onderworpen aan een behandeling die wordt verboden door artikel 3 EVRM . In aanmerking genomen de

door eisers aangedragen feiten en omstandigheden, bezien tegen de achtergrond van de politieke en maatschappelijke situatie in het land van herkomst, kan naar het oordeel van verweerder niet met vrucht de

conclusie worden getrokken dat sprake is van wezenlijke gronden om aan te nemen dat eisers een reëel risico lopen dat juist zij bij terugkeer zullen worden onderworpen aan een onmenselijke behandeling als bedoeld in artikel 3 EVRM .

Het enkele feit dat eiser niet van gratis medische hulp wordt voorzien is hiertoe ontoereikend, te meer nu niet met medische stukken is onderbouwd dat eiser medische behandeling behoeft.

Niet in geding is dat geen sprake is van een risico op foltering of op een onmenselijke of vernederende bestraffing. Voorts is naar verweerders oordeel niet aannemelijk gemaakt dat gedwongen verwijdering van eisers naar het land van

herkomst een intense graad van lijden zou veroorzaken. In het onderhavige geval kan wellicht worden gesteld dat de leefomstandigheden van eisers in Bosnië-Herzegowina te wensen overlaten. Naar verweerders oordeel kan echter niet

worden gesteld dat deze zodanig ernstig zullen zijn dat tevens schending van artikel 3 EVRM bij uitzetting naar het land van herkomst moet worden aangenomen.

Eisers beroep op het traumatabeleid kan evenmin slagen. Daarbij acht verweerder van belang dat eiser blijkens zijn relaas niet vanwege traumatiserende ervaringen, maar naar aanleiding van de dood van zijn in Duitsland verblijvende

moeder het land van herkomst heeft verlaten. Voorts is eiser na zijn verblijf in Duitsland vrijwillig teruggekeerd en heeft hij vervolgens zijn land niet vanwege traumata maar vanwege onvrede met de - overwegend economische-

algehele situatie wederom verlaten. Er bestonden voor verweerder ten tijde van de bestreden besluiten dan ook geen aanknopingspunten om tot toetsing aan het traumatabeleid over te gaan.

Nu eiser overigens eerst in beroep stelt getraumatiseerd te zijn, moet hieraan, gelet op het ex-tunckarakter van de toetsing in beroep, voorbij worden gegaan. Om diezelfde reden kan de brief van Bouwman van 10 augustus 1999 evenmin

in de beoordeling van de bestreden besluiten worden betrokken, terwijl deze brief, gelet op het voorgaande, evenmin als nadere adstructie van een eerder ingenomen standpunt kan worden beschouwd.

De rechtbank overweegt het volgende.

7. In beroep wordt niet langer betwist dat eisers geen vluchteling zijn.

Evenmin is aannemelijk dat eisers bij terugkeer worden onderworpen aan een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM . Het niet kunnen voorzien in de kosten van levensonderhoud of van medische behandeling levert geen

strijd op met artikel 3 EVRM .

8. Rest de vraag of er in het onderhavige geval sprake is van zodanige klemmende redenen van humanitaire aard dat verweerder op grond daarvan in het verblijf van eisers hier te lande dient te berusten.

Noch in het besluit in eerste aanleg, noch in het besluit op bezwaar heeft verweerder overwogen of daarvan sprake was. Verweerder stelt zich in deze op het standpunt dat uit de Parlementaire Geschiedenis terzake van de op 1 juli

1998 in werking getreden wijziging van de Vw blijkt dat verweerder bij een asielaanvraag uitsluitend zou behoeven te beoordelen of er sprake is van "asielgerelateerde" klemmende redenen van humanitaire aard. Van "asielgerelateerde"

klemmende redenen van humanitaire aard is in casu volgens verweerder geen sprake, zodat eisers een aanvraag om verlening van een vergunning tot verblijf bij de korpschef hadden moeten indienen, bijvoorbeeld voor medische behandeling

of voor de studie van hun doofstomme zoon.

De rechtbank deelt niet het standpunt van verweerder dat sedert juli 1998 bij een asielaanvraag alleen "asielgerelateerde" klemmende redenen van humanitaire aard behoeven te worden beoordeeld. Niet alleen kon verweerder ter zitting

niet aangeven uit welke passage(s) van de wetsgeschiedenis zulks zou blijken, de wetsgeschiedenis van vorenbedoelde wetswijziging, die voornamelijk technisch van aard was, biedt zelfs geen steun voor dit standpunt, gelet op het feit

dat verweerder in de Nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II, 1996-1997, 25 172, nr. 5, p. 7) juist

aangeeft dat de vraag of er sprake is van klemmende redenen van humanitaire aard op zijn eigen merites wordt beoordeeld, dat betrokkenen, indien wordt geconstateerd dat er mogelijk gronden zijn voor verlening van een vergunning tot

verblijf wegens klemmende redenen van humanitaire aard, van het Aanmeldcentrum worden doorverwezen naar het Opvangcentrum, alsmede dat op dit punt geen sprake is van een wezenlijke verandering van de bestaande praktijk.

De rechtbank kan uit deze passage derhalve niet afleiden dat de beoordeling van de vraag of sprake is van klemmende redenen van humanitaire aard sedert de wetswijziging zou zijn gewijzigd, zoals verweerder betoogt. Ook de IND-

werkinstructie nr. 174 van 20 augustus 1998 verschaft op dit punt geen helderheid.

De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder de aanvraag van eisers niet op juiste wijze heeft beoordeeld nu de vraag of sprake is van klemmende redenen van humanitaire aard niet op zijn eigen merites is beoordeeld. De

rechtbank verklaart het beroep derhalve gegrond en gaat over tot vernietiging van het bestreden besluit.

9. De rechtbank bepaalt tevens onder toepassing van artikel 8:72, derde lid, Awb dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven. Een juiste beoordeling van de aanvraag op het punt van de ambtshalve

beoordeling van de klemmende redenen van humanitaire aard had niet tot gegrondverklaring van de beroepen kunnen leiden. De economische, sociale en politieke omstandigheden, waarin eisers na hun terugkeer in Bosnië-Herzegowina

moesten leven, vormen, hoe penibel ook, geen grond voor toelating op grond van klemmende redenen van humanitaire aard. Ook de omstandigheid dat de doofstomme oudste zoon van eisers belang heeft bij voortzetting van zijn na de

aanvraag om toelating begonnen opleiding bij het Koninklijk Instituut voor Doven H.D. Guyot te Haren kan niet leiden tot toelating op grond van klemmende redenen van humanitaire aard. De eerst in beroep naar voren gebrachte en met

een brief van E. Bouwman, arts, ondersteunde stelling dat eiser bij deze arts bekend is met een posttraumatisch stress-syndroom waarvoor eiser is verwezen naar de RIAGG kan, gelet op de ex-tunctoetsing in beroep, evenmin tot een

ander oordeel leiden.

10. Uit hetgeen onder rechtsoverweging II.8 is overwogen vloeit voort dat er aanleiding is verweerder te veroordelen in de kosten die eisers in verband met het instellen van beroep bij de rechtbank redelijkerwijs hebben moeten

maken, te begroten op f 1.420,- als kosten van verleende rechtsbijstand.

11. Ingevolge artikel 8:74, eerste lid, Awb het griffierecht te worden vergoed door de rechtspersoon, aangewezen door de rechtbank

III. BESLISSING

De rechtbank

1. verklaart het beroep gegrond;

2. vernietigt de bestreden besluiten;

3. bepaalt dat de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten geheel in stand blijven;

4. wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon ter vergoeding van het betaalde griffierecht ad f 50,-;

5. veroordeelt verweerder in de proceskosten, begroot op f 1.420,- (zegge: veertienhonderdtwintig gulden), te betalen door de Staat der Nederlanden aan de griffier.

Deze uitspraak is gedaan en uitgesproken in het openbaar op 13 april 2000, door mr. Y.A.A.G. de Vries, rechter, in tegenwoordigheid van mr. L.P. Bizot-Willemse, griffier, die buiten staat is deze uitspraak te ondertekenen.

Afschrift verzonden op: 19 mei 2000

Conc.: NB

Coll:

Bp:(-)

D: B


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature