U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 8 maart 2016 heeft het college het definitieve plaatsingsplan vastgesteld voor de plaatsing van ondergrondse restafvalcontainers (hierna: ORAC's) in de wijk Sweelinckplein (wijk 43A) te Den Haag.

Uitspraak



201602793/1/A1.

Datum uitspraak: 12 april 2017

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Den Haag,

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 8 maart 2016 heeft het college het definitieve plaatsingsplan vastgesteld voor de plaatsing van ondergrondse restafvalcontainers (hierna: ORAC's) in de wijk Sweelinckplein (wijk 43A) te Den Haag.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] en het college hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 februari 2017, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door mr. R.W. Schrijver en ing . R. van Coevorden, zijn verschenen.

Overwegingen

1.    Bij het besluit heeft het college concrete locaties in de wijk Sweelinckplein aangewezen waar ORAC's worden geplaatst. Onder meer is voorzien in de plaatsing van ORAC's aan de Suezkade ter hoogte van nummer [...] (locatie 43A-13A). [appellant], die woont op het adres […], kan zich niet verenigen met de aanwijzing van die locatie en heeft aan het college alternatieve locaties voorgesteld die volgens hem meer geschikt zijn voor het plaatsen van containers.

2.    Bij de keuze van een locatie voor ORAC's heeft het college beleidsruimte en dient het een afweging te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plaatsingsplan. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden en de naar voren gebrachte alternatieve locatie of het college in redelijkheid tot zijn keuze heeft kunnen komen.

3.    [appellant] betoogt dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen omdat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar het kabel- en leidingennetwerk in de ondergrond van de Suezkade. Volgens [appellant] heeft een medewerker van de gemeente Den Haag op de informatiebijeenkomst op 26 oktober 2015 te kennen gegeven dat het ondergrondse netwerk in de wijk niet goed inzichtelijk is. Toch zijn er in het gedeelte van de Suezkade tussen zijn woning en de Laan van Meerdervoort - in welk gebied ook locatie 43A-13A ligt - geen proefsleuven gegraven om ondergrondse belemmeringen in kaart te brengen en om te bezien of een andere locatie in dit gebied meer geschikt is voor het plaatsen van de ORAC's, aldus [appellant].

3.1.    Het college heeft ter zitting naar voren gebracht dat na de totstandkoming van het besluit uit de zogenoemde KLIC-meldingenkaart is gebleken dat op locatie 43A-13A ondergrondse elektriciteitskabels liggen. Het is volgens de netbeheerder niet mogelijk om de stroom die door deze kabels loopt om te leiden en de kabels vrij te schakelen. Locatie 43A-13A is daarom niet geschikt voor het plaatsen van ORAC's, aldus het college.

    Gelet op het voorgaande bestaat grond voor het oordeel dat het college voorafgaand aan het besluit onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de mogelijkheden om ORAC's te plaatsen op en rondom locatie 43A-13A. [appellant] betoogt dan ook terecht dat het college het besluit van 8 maart 2016 onzorgvuldig heeft genomen.

    Het betoog slaagt.

4.    Het beroep is reeds daarom gegrond. In aanmerking genomen dat het college ter zitting van de Afdeling te kennen heeft gegeven dat er geen ORAC's zullen worden geplaatst op locatie 43A-13A en dat het zogenoemde 'oor' dat in voorbereiding op de plaatsing van ORAC's reeds is aangelegd zal worden verwijderd, behoeft hetgeen [appellant] voor het overige naar voren heeft gebracht geen bespreking meer.

    Het besluit van 8 maart 2016 moet wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht worden vernietigd, voor zover daarin locatie 43A- 13A is aangewezen voor het plaatsen van ORAC's.

5.    Het college moet op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het beroep gegrond;

II.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag van 8 maart 2016, kenmerk DSB/2016.93, RIS 292643, voor zover daarin locatie 43A-13A is aangewezen voor de plaatsing van ORAC's;

III.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Den Haag tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 47,11 (zegge: zevenenveertig euro en elf cent);

IV.    gelast dat het college van burgemeester en wethouders van den Haag aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. R.J.J.M. Pans, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Dijken, griffier.

w.g. Pans    w.g. Van Dijken

lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 12 april 2017

595.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature