Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 9 december 2015 heeft het college KWS Infra B.V. onder oplegging van een dwangsom gelast artikel 28, eerste lid, van de Wet bodembescherming na te leven door werkzaamheden in een verontreinigde bodem pas uit te (laten) voeren, nadat daarvan melding is gedaan bij het bevoegd gezag.

Uitspraak



201602241/1/A1.

Datum uitspraak: 22 maart 2017

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

KWS Infra B.V., gevestigd te Vianen,

appellante,

en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 9 december 2015 heeft het college KWS Infra B.V. onder oplegging van een dwangsom gelast artikel 28, eerste lid, van de Wet bodembescherming na te leven door werkzaamheden in een verontreinigde bodem pas uit te (laten) voeren, nadat daarvan melding is gedaan bij het bevoegd gezag.

Bij besluit van 19 februari 2016 heeft het college het door [persoon A] beweerdelijk namens KWS Infra B.V. hiertegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Tegen dit besluit heeft KWS Infra B.V. beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 februari 2017, waar KWS Infra B.V., vertegenwoordigd door mr. B.O. Deege, en het college, vertegenwoordigd door F. Warendorf, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Het college heeft het door [persoon A] namens KWS Infra B.V. tegen het besluit van 9 december 2015 gemaakte bezwaar bij besluit van 19 februari 2016 niet-ontvankelijk verklaard. Alvorens daartoe te besluiten heeft het college [persoon A] bij brief van 19 januari 2016 in de gelegenheid gesteld uiterlijk op 16 februari 2016 aan te tonen dat [persoon A] bevoegd was namens KWS Infra B.V. bezwaar te maken. Volgens het college blijkt uit het uittreksel van het handelsregister van KWS Infra Managementdiensten B.V. niet dat de twee ondertekenaars van de volmacht gezamenlijk en met uitsluiting van andere bestuurders bevoegd zijn de volmacht aan [persoon A] te verlenen. Om dat te kunnen vaststellen, hadden ook de statuten binnen de gestelde termijn moeten worden overgelegd, aldus het college.

2. KWS Infra B.V. betoogt dat het college het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daartoe voert zij aan dat een rechtsgeldige volmacht is overgelegd. Uit het uittreksel van het handelsregister van KWS Infra Managementdiensten B.V. blijkt al dat de twee ondertekenaars bevoegd zijn een dergelijk volmacht te ondertekenen. Uit de letterlijke bewoordingen van de omschrijving van de bevoegdheid kan worden opgemaakt dat een bestuurder samen met één andere bestuurder de besloten vennootschap kan vertegenwoordigen. De zogenoemde meervoud ‘s’ in die omschrijving staat immer tussen haakjes. Zij wijst in dit verband op de uitspraak van de Afdeling van 18 augustus 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR5665, waarin een gelijkluidende zinsnede aan de orde was en het niet nodig was om ook de statuten over te leggen. Verder voert KWS Infra B.V. aan dat die verplichting ook niet uit de brief van 19 januari 2016 volgt.

Subsidiair stelt KWS Infra B.V. zich op het standpunt dat het college niet gehouden was het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. Deze niet-ontvankelijkverklaring heeft, gelet op de geringe ernst van de beweerdelijk geconstateerde tekortkoming, onevenredig verstrekkende gevolgen voor de rechtsvinding. Het college had volgens KWS Infra B.V. behulpzamer moeten zijn nadat het had geconstateerd dat de volmacht naar zijn stelling niet voldeed. Daarvoor was na het indienen van de gegevens op 5 februari 2016 tot 16 februari 2016 voldoende tijd en gelegenheid, aldus KWS Infra B.V..

3. Artikel 6:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) luidt:

"Het bezwaar-of beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;"

Artikel 6:6 luidt:

"Het bezwaar of beroep kan niet-ontvankelijk worden verklaard, indien:

a. niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, of

b. het bezwaar- of beroepschrift geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:1 5,

mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn."

4. In de brief van 19 januari 2016 heeft het college verzocht de volgende informatie of gegevens over te leggen:

"een recent uittreksel van het handelsregister van de Kamer van Koophandel (<1 jaar) en statuten of enig ander bewijs waaruit blijkt dat u zelfstandig bevoegd bent namens het bedrijf een bezwaarschrift in te dienen. Uit de door u toe te zenden stukken dient duidelijk te blijken dat de ondertekenaar(s) van het bezwaarschrift zelfstandig bevoegd is/zijn tot het indienen van het bezwaarschrift. Indien uit het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel dan wel uit enig ander bewijs blijkt dat de ondertekenaar(s) van het bezwaarschrift niet zelfstandig bevoegd is/zijn, dient u mij tevens een machtiging te zenden waaruit blijkt dat de ondertekenaar(s) van het bezwaarschrift gemachtigd is/zijn door degene(n) die blijkens het uittreksel/enig ander bewijsstuk bevoegd is/zijn om de ondertekenaar(s) van het bezwaarschrift te machtigen om een bezwaarschrift in te dienen."

5. Op 5 februari 2016 heeft KWS Infra B.V. een uittreksel van het handelsregister van de Kamer van Koophandel van 6 januari 2016 overgelegd. Daaruit blijkt dat KWS Infra Managementdiensten B.V., gevestigd te Vianen enig bestuurder is van KWS Infra B.V.. Verder heeft KWS Infra B.V. een uittreksel van KWS Infra Managementdiensten B.V. van 6 januari 2016 (hierna: het uittreksel) en een door [persoon B] en [persoon C] namens KWS Infra Managementdiensten B.V. ondertekende volmacht overgelegd. In het uittreksel staat bij ‘bevoegdheid’ vermeld: "gezamenlijk bevoegd (met andere bestuurder(s), zie statuten)". Verder staan vier bestuurders vermeld.

6. Niet in geschil is dat [persoon A] geen zelfstandige bevoegdheid heeft om namens KWS Infra B.V. bezwaar in te dienen.

In de brief van 19 januari 2016 is voor de situatie waarbij betrokkene geen zelfstandige bevoegdheid heeft en een volmacht moet worden overgelegd niet uitdrukkelijk om de statuten verzocht. Uit de bewoordingen van het uittreksel volgt dat twee bestuurders gezamenlijk handelend de vennootschap kunnen vertegenwoordigen. KWS Infra B.V. mocht er van uitgaan dat zij met toezending van de machtiging en het uittreksel voldoende gegevens had overgelegd. Voor zover door de verwijzing naar de statuten bij het college twijfel zou bestaan over de bevoegdheid van [persoon B] en [persoon C] om [persoon A] te machtigen een bezwaar in te dienen, lag het op de weg van het college om daarover zekerheid te verkrijgen, alvorens het bezwaar niet ontvankelijk te verklaren. Het college heeft dit ten onrechte nagelaten.

Het betoog slaagt.

7. Het beroep is gegrond. Het besluit van 19 februari 2016 dient wegens strijd met 3:2 van de Awb te worden vernietigd. Uit de statuten volgt dat de aan [persoon A] verstrekte volmacht bevoegd is gegeven. Het voorgaande betekent dat het college een inhoudelijke beslissing op het ingediende bezwaar dient te nemen.

8. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep gegrond;

II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam van 19 februari 2016, kenmerk A.B.2016.2.00823/YVN;

III. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam tot vergoeding van bij KWS Infra B.V. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 990,00 (zegge: negenhonderdnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

IV. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam aan KWS Infra B.V. het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 334,00 (zegge: driehonderdvierendertig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, griffier.

w.g. Michiels w.g. Soede

lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 22 maart 2017

270-833.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature