U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 10 september 2014 heeft het college aan de gemeente Goirle omgevingsvergunning verleend voor het kappen van een houtopstand aan de Turnhoutsebaan ter hoogte van nummer [..] te Goirle.

Uitspraak



201506997/1/A1.

Datum uitspraak: 16 november 2016

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op de hoger beroepen van:

1. de "Stichting Brabantse Milieufederatie", gevestigd te Tilburg, en [appellant sub 1B], wonend te Goirle (hierna tezamen en in enkelvoud: de Brabantse Milieufederatie),

2. het college van burgemeester en wethouders van Goirle,

appellanten,

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 3 augustus 2015 in zaken nrs. 15/4610, 15/4841, 15/4611 en 15/4842 in het geding tussen:

de Brabantse Milieufederatie,

[appellant sub 1B],

en

het college.

Procesverloop

Bij besluit van 10 september 2014 heeft het college aan de gemeente Goirle omgevingsvergunning verleend voor het kappen van een houtopstand aan de Turnhoutsebaan ter hoogte van nummer [..] te Goirle.

Bij afzonderlijke besluiten van 1 juni 2015 heeft het college de door de Brabantse Milieufederatie daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 3 augustus 2015 heeft de rechtbank het door de Brabantse Milieufederatie daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de besluiten van 1 juni 2015 vernietigd, het besluit van 10 september 2014 herroepen en bepaald dat de aangevraagde omgevingsvergunning voor de activiteit kappen wordt geweigerd en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde bestreden besluiten. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de Brabantse Milieufederatie hoger beroep ingesteld. Verder heeft het college voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het college heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 juni 2016, waar de Brabantse Milieufederatie, vertegenwoordigd door [appellant sub 1B] en [partij], beiden bijgestaan door mr. J.E. Dijk, advocaat te Haarlem, en het college, vertegenwoordigd door mr. L.W. Brands, K.M.J. van Woerkom, ing . A. Luckman, ing. L.M. van Tilborg-Spaan, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

1. De bij besluit van 10 september 2014 verleende omgevingsvergunning heeft betrekking op de kap van een zomereik met een omtrek van ongeveer 3,5 meter en een leeftijd van minimaal 150 jaar oud.

2. [appellant sub 1B] woont vlakbij de zomereik. Hij vindt dat de kwaliteit van zijn leefomgeving achteruit gaat als de zomereik wordt gekapt.

3. De rechtbank heeft overwogen dat uit de getoonde foto’s en de Groene Kaart volgt dat de zomereik onderdeel uitmaakt van een bomenrij die bestaat uit meer dan 20 bomen. Aan beide zijden van de weg staan meer dan 20 gelijksoortige eiken in een rij aan de zijde van de weg. Deze houtopstanden zijn als zodanig opgenomen op de Groene Kaart. Dat aan deze zijde van de weg de afstand tussen de bomen ter plaatse van de zomereik enkele meters meer bedraagt dan aan de overzijde, maakt volgens de rechtbank niet dat de rij wordt onderbroken en dat sprake is van een solitaire boom. Datzelfde geldt volgens de rechtbank voor het feit dat de zomereik dichter op de weg staat en de omstandigheid dat de zomereik zich in leeftijd onderscheidt van de andere bomen. Het voorgaande vindt bevestiging in het feit dat de melding van de kap door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland is getoetst en is geaccepteerd, evenals het verzoek om compensatie van de herplantingsplicht. Volgens de rechtbank betekent dit dat de zomereik onder de Boswet valt. Het in artikel 4.11, eerste lid, van de APV neergelegde kapverbod is niet van toepassing, zodat het college niet bevoegd is een omgevingsvergunning te verlenen. Daaruit volgt dat de omgevingsvergunning geweigerd had moeten worden, aldus de rechtbank.

4. De Brabantse Milieufederatie betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de Boswet niet van toepassing is op de zomereik.

Zij voert daartoe onder meer aan dat de zomereik een zelfstandige eenheid omvat en geen deel uitmaakt van een rijbeplanting als bedoeld in artikel 5, tweede lid, gelezen in verbinding met artikel 15, derde lid, van de Boswet .

4.1. Ingevolge artikel 1, vierde lid, aanhef en onder a, van de Boswet zijn de hierna volgende artikelen van de ze wet, behoudens het bepaalde in afdeling VII, niet van toepassing op houtopstanden op erven en in tuinen. Ingevolge artikel 2, eerste lid, voor zover hier van belang, is hij die het voornemen heeft om tot vellen of doen vellen van houtopstand over te gaan verplicht van dat voornemen ten minste één maand doch niet langer dan één jaar tevoren door toezending van een formulier kennis te geven aan Onze Minister.

Ingevolge het derde lid is het verboden te vellen of te doen vellen zonder dat een voorafgaande, tijdige kennisgeving als bedoeld in het eerste lid is gedaan.

Ingevolge artikel 5, tweede lid, voor zover hier van belang, vindt het bepaalde bij de artikelen 2 en 3 geen toepassing ten aanzien van houtopstanden, welke een zelfstandige eenheid vormen, en hetzij geen grotere oppervlakte beslaan dan 10 are, hetzij ingeval van rijbeplanting, gerekend over het totaal aantal rijen, niet meer bomen omvatten dan 20.

Ingevolge artikel 15, derde lid, voor zover hier van belang, is de gemeenteraad niet bevoegd regelen te stellen ter bewaring van bossen en andere houtopstanden, welke niet zijn gelegen binnen een bebouwde kom als bedoeld in artikel 1, vijfde lid, behoudens ter bewaring van houtopstanden als bedoeld in de artikelen 1, vierde lid, onderdeel a, en 5, tweede lid.

4.2. Niet in geschil is dat de zomereik zich bevindt buiten de bebouwde kom als bedoeld in de Boswet, zoals die bij besluit van 9 mei 2000 door de gemeenteraad van de gemeente Goirle is vastgesteld.

4.3. Op de groene kaart als bedoeld in artikel 4.10, eerste lid, aanhef en onder e, van de Algemene Plaatselijke Verordening Goirle 2014 (hierna: de APV) is de zomereik weergegeven. Deze staat aan de Turnhoutsebaan. Volgens de groene kaart bestaat er tussen de zomereik en de nabij gesitueerde bomen een afstand die gemiddeld genomen ongeveer drie keer zo groot is als de onderlinge afstand die bestaat tussen de andere bomen die langs de Turnhoutsebaan staan. Ook uit de in het geding gebrachte foto’s blijkt dat er gemiddeld genomen een aanzienlijk grotere afstand bestaat tussen de zomereik en de nabij gesitueerde bomen dan de afstand die bestaat tussen de andere bomen die langs de Turnhoutsebaan staan. Verder blijkt daaruit dat de zomereik, die zich qua omvang en leeftijd duidelijk onderscheidt van de nabijgelegen jongere en smallere bomen, niet min of meer in één denkbeeldige lijn staat met die bomen, maar direct aan de weg staat terwijl de andere bomen op ongeveer 1,5 m afstand van de Turnhoutsebaan staan. Uit het vorenstaande vloeit naar het oordeel van de Afdeling voort dat de zomereik geen onderdeel uitmaakt van een bomenrij die bestaat uit meer dan 20 bomen.

Dat de melding van de kap door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland is getoetst en geaccepteerd, leidt niet tot een ander oordeel.

Gelet op artikel 5, tweede lid, gelezen in verbinding met artikel 15, derde lid, van de Boswet betekent dit dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de gemeenteraad wel bevoegd was regels te stellen ter bewaring van de zomereik. Het in artikel 4.11, eerste lid, van de APV neergelegde kapverbod is derhalve van toepassing, zodat het college zich in de besluiten van 1 juni 2015 terecht op het standpunt heeft gesteld dat het bevoegd is om een omgevingsvergunning te verlenen. Hierin kan derhalve geen grond worden gevonden om die besluiten te vernietigen. Het betoog slaagt.

5. Het hoger beroep van De Brabantse Milieufederatie is gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Gelet hierop zal de Afdeling alsnog de (overige) bij de rechtbank door de Brabantse Milieufederatie aangevoerde beroepsgronden beoordelen, nu de rechtbank daaraan niet is toegekomen.

6. De Brabantse Milieufederatie betoogt dat het college heeft gehandeld in strijd met het beleid als neergelegd in de Nota Kapbeleid Gemeente Goirle (hierna: de Nota Kapbeleid). De Brabantse Milieufederatie voert daartoe aan dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met alternatieven. Zo kan volgens de Brabantse Milieufederatie de maximumsnelheid op de Turnhoutsebaan van 80 kilometer per uur tot 70 of 60 kilometer per uur worden verlaagd. De provincie heeft, toen zij nog wegbeheerder was van de Turnhoutsebaan, op 3 april 1995 besloten ter plaatse van de zomereik de maximum snelheid te verlagen tot 50 kilometer per uur toen de gemeente weigerde een kapvergunning te verlenen voor de zomereik. Volgens de Brabantse Milieufederatie is deze beslissing genomen teneinde ter plaatse een veilige situatie te garanderen en kan daarom nu niet gesteld worden dat het verlagen van de toegestane snelheid geen redelijk alternatief is.

Verder heeft het college volgens de Brabantse Milieufederatie onvoldoende rekening gehouden met mogelijke andere alternatieven als een permanente snelheidscontrole en het verleggen van de weg ter plaatse van de zomereik. Mede gezien de grote waarde van de boom, kan volgens de Brabantse Milieufederatie dit alternatief niet zonder meer terzijde worden geschoven vanwege de daarmee gemoeide kosten.

Verder voert de Brabantse Milieufederatie aan dat de verkeersveiligheid is gebaat bij opgaande wegbeplanting in de vorm van bomen, omdat de automobilist hiermee zijn snelheid in perspectief weet te plaatsen. Volgens de Brabantse Milieufederatie zal de gemiddelde snelheid van wegverkeer kunnen toenemen als gevolg van het verwijderen van de zomereik.

6.1. Ingevolge artikel 4.10, eerste lid, aanhef en onder e, van de APV wordt in deze afdeling onder groene kaart verstaan: topografische kaart met bijhorend register, met daarop beschermde waardevolle houtopstanden in de vorm van lijnvormige beplanting (boomstructuren), vlakvormige gebieden met houtopstanden die een functionele eenheid vormen (boomzones) en solitaire bomen of boomgroepen

Ingevolge artikel 4.11, eerste lid, is het verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag een beschermde houtopstand te vellen of te doen vellen

Ingevolge het vierde lid kan de vergunning worden geweigerd op grond van onder andere:

a. alternatieven waarbij de houtopstand, vermeld op de Groene kaart, kan worden gespaard;

b. natuurwaarde van de houtopstand;

c. landschappelijke waarde van de houtopstand;

d. waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;

e. beeldbepalende waarde van de houtopstand;

f. cultuurhistorische waarde van de houtopstand;

g. waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand;

h. concreetheid en haalbaarheid project.

6.2. Niet in geschil is dat de zomereik op de groene kaart staat.

Volgens §4.4.1 van de Nota Kapbeleid staan op de groene kaart waardevolle houtopstanden waarvoor een zware bescherming geldt. Uitgangspunt is om deze houtopstanden te behouden ('nee, tenzij' principe). De vergunning kan worden geweigerd op basis van de volgende criteria:

1. Er zijn goede alternatieven aanwezig

2. Waarden houtopstand:

a. natuurwaarde;

b. landschappelijke waarde;

c. waarde voor stads- en dorpsschoon;

d. beeldbepalende waarde;

e. cultuurhistorische waarde;

f. waarde voor recreatie en leefbaarheid.

Er dient een belangenafweging te worden opgesteld, waarbij een afweging plaatsvindt tussen het belang (de reden) van de kapaanvraag en de waarde van de te kappen houtopstand.

De aanvrager dient een toelichting te geven op wat hij gaat doen, wat de reden is voor het verwijderen van de houtopstand en of alternatieven voor behoud van de houtopstand zijn onderzocht, aldus de Nota Kapbeleid.

6.3. Niet in geschil is dat de zomereik een hoge natuur-, landschappelijke - en cultuurhistorische waarde heeft.

Desondanks heeft het college zich op het standpunt gesteld dat de gevraagde omgevingsvergunning dient te worden verleend, omdat de zomereik, vanwege de ligging pal naast de Turnhoutsebaan, een potentieel gevaar vormt voor de verkeersveiligheid van die weg. Dit standpunt van het college acht de Afdeling niet onredelijk. Daarbij is van belang dat het college aannemelijk heeft gemaakt dat uit het oogpunt van de verkeersveiligheid naast een dergelijke weg een obstakelvrije zone is gewenst, teneinde de berm "vergevingsgezind" te maken, zodat in geval van een onveilige situatie een ongeval kan worden voorkomen dan wel de ernst daarvan beperkt blijft. Verder is daarbij van belang dat vanaf 2012 op de Turnhoutsebaan al 51 ongevallen hebben plaatsgevonden, waarvan vier met een dodelijke afloop. Bij één van de ongevallen met dodelijke afloop was de zomereik het eerst aangereden object.

De Brabantse Milieufederatie betoogt tevergeefs dat de maximumsnelheid op de Turnhoutsebaan van 80 kilometer per uur tot 70, 60 of 50 kilometer per uur kan worden verlaagd. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het college aannemelijk heeft gemaakt dat de Turnhoutsebaan een regionale functie heeft met veel doorgaand verkeer, zodat het verlagen van de maximum snelheid deze functie in onevenredige mate aantast.

Verder faalt het betoog van de Brabantse Milieufederatie dat een permanente snelheidscontrole kan dienen als alternatief voor de beoogde kap van de zomereik. Het college heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de zomereik, gelet op de ligging pal naast de Turnhoutsebaan, ook een onevenredig gevaar zou opleveren voor de verkeersveiligheid indien niet harder zou worden gereden dan de maximum toegestane snelheid van 80 kilometer per uur.

Voorts betoogt de Brabantse Milieufederatie tevergeefs dat de Turnhoutsebaan ter hoogte van de zomereik kan worden verlegd. Het college heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat dit alternatief onevenredig hoge kosten met zich brengt.

Verder faalt het betoog van de Brabantse Milieufederatie dat de verkeersveiligheid is gebaat bij opgaande wegbeplanting in de vorm van bomen en de gemiddelde verkeerssnelheid zal kunnen toenemen als gevolg van het verwijderen van de zomereik. Daarbij is van belang dat, ook indien de zomereik zou worden gekapt, aan weerszijden van de Turnhoutsebaan rijen andere bomen staan. Tevens heeft het college toegezegd na de kap van de zomereik zeven nieuwe eiken aan te zullen planten langs die weg.

Gelet op het vorenstaande heeft het college niet gehandeld in strijd met de Nota kapbeleid. De conclusie is dat het college de in bezwaar gehandhaafde omgevingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen verlenen.

7. Het door de Brabantse Milieufederatie ingestelde beroep tegen de besluiten op bezwaar van 1 juni 2015 is ongegrond.

8. Naar aanleiding van het hoger beroep van de Brabantse Milieufederatie heeft het college voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld. Omdat, gelet op het voorgaande, de door het college gestelde voorwaarde niet is vervuld, is het incidenteel hoger beroep van het college vervallen. Aan een inhoudelijke bespreking ervan wordt daarom niet toegekomen.

9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

10. Redelijke toepassing van artikel 8:114, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht brengt met zich dat het in hoger beroep betaalde griffierecht door de griffier van de Raad van State aan de Brabantse Milieufederatie wordt terugbetaald.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het door de "Stichting Brabantse Milieufederatie" en [appellant sub 1B] ingestelde hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 3 augustus 2015 in zaken nrs. 15/4610, 15/4841, 15/4611 en 15/4842;

III. verklaart de door de Stichting Brabantse Milieufederatie en [appellant sub 1B] bij de rechtbank ingestelde beroepen ongegrond;

IV. verstaat dat de griffier van de Raad van State aan de Stichting Brabantse Milieufederatie en [appellant sub 1B] het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 497,00 (zegge: vierhonderdzevenennegentig euro) voor de behandeling van het hoger beroep terugbetaalt.

Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzitter, en mr. R.J.J.M. Pans en mr. G.T.J.M. Jurgens, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.A.W. van Leeuwen, griffier.

w.g. Borman w.g. Van Leeuwen

voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 16 november 2016

543.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature