Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 1 oktober 2014 heeft de burgemeester aan Blos Horeca B.V. een vergunning verleend voor de exploitatie van horecabedrijf ‘Blos’ met bijbehorend ongebouwd terras, met een geldigheidsduur tot 1 oktober 2017.

Uitspraak



201603749/1/A3 en 201603749/2/A3.

Datum uitspraak: 29 juni 2016

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:

[appellant A], wonend te [woonplaats], en [appellant B], wonend te Amsterdam,

appellanten (hierna in enkelvoud: [appellant]),

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 april 2016 in zaak nr. 15/4062 in het geding tussen:

[appellant]

en

de burgemeester van Amsterdam.

Procesverloop

Bij besluit van 1 oktober 2014 heeft de burgemeester aan Blos Horeca B.V. een vergunning verleend voor de exploitatie van horecabedrijf ‘Blos’ met bijbehorend ongebouwd terras, met een geldigheidsduur tot 1 oktober 2017.

Bij besluit van 22 mei 2015 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 22 april 2016 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld. [appellant] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

[appellant] heeft nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 juni 2016, waar [appellant B], bijgestaan door mr. A. Blokhuis-van Balen, advocaat te Amsterdam, de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. M.F.W. Boermans, werkzaam bij de gemeente, en Blos Horeca B.V., vertegenwoordigd door haar [directeuren], en bijgestaan door mr. L.F.A. Waters, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. [appellant] is eigenaar van het pand aan de [locatie]. In het naastgelegen pand aan de Oudezijds Achterburgwal 22 exploiteert Blos Horeca B.V. horecabedrijf ‘Blos’. Het terras waarvoor de burgemeester een exploitatievergunning heeft verleend ligt aan de overzijde van de weg bij de waterkant, zowel direct tegenover het horecabedrijf als tegenover het pand van [appellant].

Spoedeisend belang

2. Het betoog van de burgemeester dat [appellant] geen spoedeisend belang heeft bij de door hem gevraagde voorziening, omdat de huurder van de eerste verdieping van het pand van [appellant] geen last heeft van het terras en de overige etages nog onbewoond zijn, wordt niet gevolgd. De voorzieningenrechter acht aannemelijk dat de exploitatie van het terras direct tegenover het pand van [appellant] van invloed is op de verhuurbaarheid van dat pand en dat hij reeds daarom een spoedeisend belang heeft bij de door hem gevraagde voorlopige beëindiging van de exploitatie van dit deel van het terras.

Kortsluiting

3. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

Het besluit van 22 mei 2015

4. De burgemeester heeft zich in het besluit van 22 mei 2015 op het standpunt gesteld dat de inrichting van een terras direct aan de gevel van het horecabedrijf niet mogelijk is wegens het smalle grachtenprofiel, de beperkte breedte van het trottoir en een advies van de brandweer. Volgens de burgemeester doet zich daarom een uitzonderlijk geval voor dat het starten van de zogenoemde ‘maatwerkprocedure’ rechtvaardigt. Na toetsing aan de daarvoor geldende criteria heeft de burgemeester aanleiding gezien om aan Blos Horeca B.V. door middel van maatwerk een vergunning te verlenen voor de exploitatie van een terras, gelegen aan de overzijde van de weg, dat breder is dan de gevelbreedte van het horecabedrijf.

Het hoger beroep

5. Het hoger beroep van [appellant] richt zich tegen de verlening van de vergunning voor de exploitatie van het deel van het terras dat aan de overzijde van de weg direct tegenover zijn pand ligt.

Maatwerkprocedure van toepassing?

6. [appellant] voert primair aan dat, als een terras direct aan de gevel niet mogelijk is, Blos Horeca B.V. volgens de algemene uitgangspunten van het Terrassenbeleid 2011 slechts aanspraak kan maken op een terras dat aan de overzijde van de weg ligt en niet breder is dan de gevel van het horecabedrijf. Verder voert [appellant] aan dat een positief advies van de gebiedsbeheerder over de plaatsing van een terras aan de overzijde van de weg ontbreekt. De door de burgemeester genoemde omstandigheid is volgens [appellant] geen uitzonderlijk geval dat het starten van de zogenoemde ‘maatwerkprocedure’ rechtvaardigt. De rechtbank heeft dit volgens [appellant] niet onderkend.

Het Terrassenbeleid 2011

6.1. Volgens paragraaf 3.1 ‘Uitgangspunten terrassen’ van het Terrassenbeleid 2011 moet een terras direct aansluitend aan en/of tegenover de gevel worden geplaatst en is het terras niet breder dan de gevel.

Onder het kopje ‘Samenvatting’ op blz. 3 is vermeld dat van het uitgangspunt dat terrassen direct aan de gevel worden geplaatst kan worden afgeweken ten behoeve van een terras aan de overzijde van de weg als er sprake is van een rijweg met eenrichtingsverkeer of tweerichtingsverkeer met een 30 km-zone en na advies van de gebiedsbeheerder. Ook dient er recht tegenover de gevel van het horecabedrijf ruimte aan de overzijde van de weg beschikbaar te zijn. Indien een terras aan de overzijde van de weg mogelijk is, kan het zijn dat een horecagelegenheid meerdere terrassen heeft.

Volgens paragraaf 3.1.2 ‘Situering van het terras’ is het mogelijk om zowel een terras direct aan de gevel te hebben als een terras aan de overzijde. Als er aan de overzijde van de weg, recht tegenover het horecabedrijf plek is, wordt voor die plek een terrasvergunning verleend. Voor wat betreft de breedte van het terras blijft de gevelbreedte van het horecabedrijf maatgevend. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt als de inrichting van de openbare ruimte daartoe aanleiding geeft. Als er direct aan de overzijde van het horecabedrijf geen plek is voor het terras omdat de openbare ruimte daar voor een ander doel in gebruik is, bijvoorbeeld fietsenrekken, parkeermeters, lantaarnpalen, bankjes, nutsvoorzieningen, zelfbeheer projecten, wordt gekeken of de naastgelegen openbare ruimte wel mogelijkheden biedt. Als dit het geval is, kan de maatwerkprocedure worden gestart. Ook hier is de gevelbreedte van het horecabedrijf uitgangspunt voor de breedte van het terras met dien verstande dat de inrichting van de openbare ruimte reden kan zijn meer of minder te vergunnen.

Volgens paragraaf 5.13 ‘Maatwerk’ moet maatwerk voor individuele gevallen voor uitzonderlijke gevallen mogelijk zijn. Aan de hand van vier criteria wordt bepaald of er maatwerk moet worden geleverd. De criteria zijn:

- toezicht op het terras vanuit de horecazaak;

- verkeersveiligheid;

- het woon- en leefklimaat;

- het meest doelmatige gebruik van de openbare ruimte.

Beoordeling

6.2. Volgens het Terrassenbeleid 2011 kan van het uitgangspunt dat een terras direct aan de gevel wordt geplaatst worden afgeweken ten behoeve van een terras aan de overzijde van de weg, indien er een rijweg met een- of tweerichtingsverkeer met een 30 km-zone is en een positief advies van de gebiedsbeheerder. Anders dan [appellant] betoogt, brengt dit niet met zich dat eerst wordt bezien of plaatsing van een terras aan de overzijde van de weg direct tegenover het horecabedrijf mogelijk is, indien er geen ruimte is voor een terras direct aan de gevel van het horecabedrijf. Onder het kopje ‘Samenvatting’ staat vermeld dat een horecabedrijf meerdere terrassen kan hebben indien een terras aan de overzijde van de weg mogelijk is. In paragraaf 3.1.2 ‘Situering van het terras’ staat verder vermeld dat het mogelijk is om zowel een terras direct aan de gevel te hebben als een terras aan de overzijde. De voorzieningenrechter begrijpt de uitgangspunten aldus, dat naast de plaatsing van een terras direct aan de gevel, ook een terras aan de overzijde van de weg direct tegenover het horecabedrijf mogelijk is, indien er een rijweg met een- of tweerichtingsverkeer met een 30 km-zone is en een positief advies van de gebiedsbeheerder.

6.3. Niet in geschil is dat er voor het horecabedrijf ‘Blos’ een rijweg met eenrichtingsverkeer met een 30 km-zone is. Voorts heeft de burgemeester in het besluit van 1 oktober 2014 te kennen gegeven dat zowel de sector Bouwen en Wonen als de sector Openbare Ruimte, de gebiedsbeheerder, een positief advies hebben uitgebracht over de plaatsing van een terras aan de overzijde van de weg. Voor zover [appellant] in hoger beroep aanvoert dat de rechtbank niet heeft onderkend dat een positief advies van de gebiedsbeheerder ontbreekt, wordt overwogen dat dit feit voor het eerst in hoger beroep is aangevoerd. Aangezien het hoger beroep is gericht tegen de uitspraak van de rechtbank, er geen reden is waarom dit betoog niet reeds bij de rechtbank kon worden aangevoerd en [appellant] dit uit oogpunt van een zorgvuldig en doelmatig gebruik van rechtsmiddelen had behoren te doen, dient dit betoog buiten beschouwing te blijven.

6.4. Voor zover [appellant] klaagt dat de door de burgemeester genoemde omstandigheid geen uitzonderlijk geval is dat het starten van de maatwerkprocedure rechtvaardigt, wordt het volgende overwogen.

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in haar uitspraak van 5 juni 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA2017, dient bij toepassing van paragraaf 5.13 van het Terrassenbeleid 2011 eerst na vaststelling dat zich een uitzonderlijke situatie voordoet, te worden beoordeeld of door middel van maatwerk een vergunning voor de exploitatie van een terras dient te worden verleend.

De burgemeester heeft zich op het standpunt gesteld dat het in paragraaf 3.1.2 van het Terrassenbeleid 2011 gegeven voorbeeld van de uitzonderlijke situatie dat, als er aan de overzijde van het horecabedrijf geen plek is voor een terras, er wordt gekeken of de naastgelegen openbare ruimte wel mogelijkheid biedt, zich in dit geval niet voordoet.

Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester zich echter op het standpunt mogen stellen dat zich in dit geval de uitzonderlijke situatie voordoet dat direct aan de gevel van het horecabedrijf geen plek is voor een terras wegens het smalle grachtenprofiel, de beperkte breedte van het trottoir en een advies van de brandweer. Daarom heeft de burgemeester gekeken of ter compensatie van een terras direct aan de gevel, afgezien van een terras aan de overzijde van de weg direct tegenover het horecabedrijf, ook een terras op de naastgelegen openbare ruimte direct tegenover het pand van [appellant] mogelijk is.

Het betoog faalt.

Belangenafweging

7. [appellant] betoogt subsidiair dat de burgemeester bij de toepassing van de maatwerkprocedure heeft nagelaten om een deugdelijke belangenafweging te maken. Hij voert aan dat het woon- en leefklimaat zich tegen de verlening van een vergunning voor de exploitatie van een terras direct tegenover zijn pand verzet, omdat op de begane grond van zijn pand een kantoor zal worden gevestigd en de werknemers van dit kantoor hinder van het terras zullen ondervinden. Het terras zal volgens [appellant] ook overlast veroorzaken voor de bovengelegen verdiepingen die als woonruimte in gebruik waren en zullen blijven. Voorts heeft de burgemeester nagelaten om te toetsen aan het criterium ‘toezicht op het terras vanuit de horecazaak’. Verder mag het economisch belang van Blos Horeca B.V. volgens [appellant] niet bij de besluitvorming worden meegewogen.

Beoordeling

7.1. Uit het Terrassenbeleid 2011 volgt dat, indien de maatwerkprocedure kan worden gestart, de burgemeester aan de hand van vier criteria zal toetsen of een vergunning kan worden verleend, te weten het toezicht op het terras vanuit de horecazaak, verkeersveiligheid, het woon- en leefklimaat en het meest doelmatige gebruik van de openbare ruimte.

Anders dan [appellant] betoogt, heeft de burgemeester blijkens het primaire besluit van 1 oktober 2014 ook aan het criterium ‘toezicht op het terras vanuit de horecazaak’ getoetst. De burgemeester heeft zich in dat besluit op het standpunt gesteld dat aan dit criterium wordt voldaan. [appellant] heeft op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt waarom dit standpunt onjuist is.

De burgemeester heeft zich in het besluit op bezwaar van 22 mei 2015 voorts op het standpunt gesteld dat het economisch belang van Blos Horeca B.V. zwaarder dient te wegen dan de belangen van [appellant]. Hoewel [appellant] terecht aanvoert dat het economisch belang van een horecabedrijf geen criterium is dat in de maatwerkprocedure wordt genoemd, is er geen grond voor het oordeel dat de burgemeester dit belang ten onrechte bij de besluitvorming heeft betrokken. Het economisch belang van een horecabedrijf staat immers voorop bij de verlening van een exploitatievergunning voor een terras.

De burgemeester heeft in het besluit van 22 mei 2015 verder uiteengezet waarom het criterium van het woon- en leefklimaat zich niet tegen de verlening van een vergunning voor de exploitatie van een terras aan de overzijde van de weg tegenover het pand van [appellant] verzet. De burgemeester heeft daarbij in aanmerking genomen dat op de begane grond van het pand van [appellant] een kantoor gevestigd zal worden en dat, afgezien van één klacht, niet is gebleken van inbreuken op het woon- en leefmilieu. Zoals [appellant] terecht aanvoert, heeft de burgemeester aldus onvoldoende inzicht verschaft in hoeverre de concrete belangen van [appellant] zijn meegewogen.

De rechtbank heeft dit gebrek, gelet op het bepaalde in artikel 6:22 van de Awb , mogen passeren. Daartoe wordt overwogen dat aannemelijk is dat [appellant] door deze schending niet is benadeeld. De burgemeester is ter zitting bij de rechtbank alsnog ingegaan op de belangen van [appellant] en [appellant] heeft de mogelijkheid gehad om hierop te reageren. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de rechtbank terecht overwogen dat de burgemeester zich aanvullend op het standpunt heeft mogen stellen dat het woon- en leefklimaat zich niet tegen de verlening van een vergunning voor de exploitatie van een terras aan de overzijde van de weg tegenover het pand van [appellant] verzet, omdat het hier gaat om een locatie midden op de Amsterdamse wallen en geluidshinder en inkijk in het pand van [appellant] onvermijdelijk zijn.

Het betoog faalt.

Conclusie

8. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

9. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. bevestigt de aangevallen uitspraak;

II. wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. T.E. Larsson-van Reijsen, griffier.

w.g. Troostwijk w.g. Larsson-van Reijsen

voorzieningenrechter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 29 juni 2016

344.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature