U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 20 mei 2014 heeft de staatssecretaris het verzoek van [appellant] en zijn echtgenote om toestemming tot opneming van een buitenlands kind ter adoptie (hierna: beginseltoestemming) niet in behandeling genomen.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



201503029/1/A3.

Datum uitspraak: 23 december 2015

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 17 maart 2015 in zaak nr. 14/3529 in het geding tussen:

[appellant]

en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie.

Procesverloop

Bij besluit van 20 mei 2014 heeft de staatssecretaris het verzoek van [appellant] en zijn echtgenote om toestemming tot opneming van een buitenlands kind ter adoptie (hierna: beginseltoestemming) niet in behandeling genomen.

Bij besluit van 8 september 2014 heeft de staatssecretaris het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 17 maart 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] heeft een aanvullend stuk ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 november 2015, waar [appellant] en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. M.S. van Muiswinkel, werkzaam bij het ministerie, zijn verschenen.

Overwegingen

1. [appellant] en zijn echtgenote hebben verzocht om beginseltoestemming, omdat zij een bij hen bekend kind, genaamd [kind], uit Marokko in hun gezin in Nederland willen opnemen door middel van een zogenaamde kafala-procedure. Op 4 oktober 2013 heeft de rechtbank te Oujda in Marokko een kafala-beslissing uitgesproken, waarbij het verzoek van [appellant] en zijn echtgenote om de zorg voor [kind] te krijgen is toegewezen.

De staatssecretaris heeft het verzoek om beginseltoestemming niet in behandeling genomen, omdat [appellant] en zijn echtgenote het bedrag ter bestrijding van de kosten van verplicht te volgen voorlichting niet hebben voldaan.

2. [appellant] betoogt dat de staatssecretaris heeft gehandeld in strijd met de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (hierna: Wobka). Volgens hem is het verzoek om beginseltoestemming met betrekking tot het reeds bekende kind ten onrechte door de staatssecretaris in plaats van door de stichting Stichting Adoptievoorzieningen (hierna: de stichting) beoordeeld en bij brief van 28 februari 2013 afgewezen. Eerst daarna zijn hij en zijn echtgenote in de gelegenheid gesteld de kosten te voldoen van een nieuw verzoek om beginseltoestemming ten behoeve van de voor adoptie van een onbekend kind verplicht te volgen voorlichting. Vervolgens is hun ten onrechte tegengeworpen dat zij die kosten niet hebben voldaan, aldus [appellant].

2.1. Anders dan de staatssecretaris aanvoert, heeft [appellant] bij de rechtbank een soortgelijk betoog gevoerd en is dit dus niet eerst in hoger beroep naar voren gebracht. De Afdeling ziet dan ook aanleiding het betoog inhoudelijk te beoordelen.

2.2. Ingevolge artikel 2 van de Wobka is de opneming in Nederland van een buitenlands kind met het oog op adoptie uitsluitend toegestaan, indien van de minister van Justitie (thans: de minister van Veiligheid en Justitie, in dit geval de staatssecretaris) een voorafgaande schriftelijke mededeling is verkregen, dat deze in beginsel voor zodanige opneming toestemming verleent.

Ingevolge artikel 4 wordt een verzoek tot verlening van een beginseltoestemming slechts in behandeling genomen, indien de aspirant-adoptiefouders vóór de aanvang van het ingevolge artikel 5, eerste lid, in te stellen onderzoek het bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde bedrag ter bestrijding van de kosten van de in artikel 5, derde lid, bedoelde voorlichting hebben voldaan.

2.3. Het verzoek om beginseltoestemming is ingediend bij de stichting. Bij brief van 16 januari 2013 heeft de stichting de staatssecretaris verzocht het verzoek om beginseltoestemming in behandeling te nemen. Geen grond bestaat voor het oordeel dat de stichting dit ten onrechte heeft gedaan. Zoals immers volgt uit overweging 2.2, is de staatssecretaris het bevoegde bestuursorgaan om al dan niet een besluit op het verzoek om beginseltoestemming te nemen.

Bij brief van 28 februari 2013 heeft de staatssecretaris toelichting gegeven over de procedure en zijn [appellant] en zijn echtgenote gevraagd of zij het verzoek om beginseltoestemming gelet op die toelichting handhaven of intrekken. Anders dan [appellant] betoogt, heeft bij die brief geen beoordeling van het verzoek plaatsgevonden, noch is het verzoek om beginseltoestemming bij die brief afgewezen.

Nadat [appellant] en zijn echtgenote naar aanleiding van die brief van 28 februari 2013 te kennen hebben gegeven hun verzoek niet in te trekken, is hun bij brief van 26 maart 2013 medegedeeld dat het verzoek compleet is zodra zij de kosten voor inschrijving en de eerste verplichte informatiebijeenkomst hebben voldaan. Niet in geschil is dat zij die kosten nimmer hebben voldaan. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat de staatssecretaris hun gezien het bepaalde in artikel 4 van de Wobka met recht bij het besluit van 20 mei 2014 te kennen heeft gegeven dat het verzoek om beginseltoestemming buiten behandeling wordt gelaten.

De conclusie is dat de rechtbank terecht geen grond heeft gezien voor het oordeel dat de staatssecretaris heeft gehandeld in strijd met de Wobka.

Het betoog faalt.

3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. N.S.J. Koeman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van Mossel, griffier.

w.g. Koeman w.g. Van Mossel

lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 23 december 2015

741.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature