De SUO bevat de grondslag van de bevoegdheid tot signalering van een vreemdeling in het SIS. De SUO wijst echter niet het bestuursorgaan aan dat die bevoegdheid in Nederland kan uitoefenen. Die aanwijzing moet in het nationale recht geschieden.
Uit de artikelen 3, lid 2 en 3, 48, lid 1 en 2, 77, lid 1, en 107a, lid 1 en 2, van de Vw 2000, in samenhang bezien, volgt dat de minister verantwoordelijk is voor beslissingen betreffende de toegangsweigering van vreemdelingen krachtens de Vw 2000 en de SGC, waaronder signalering van vreemdelingen in het SIS. De artikelen 66a, lid 3, van de Vw 2000 , en 3.103b, lid 1, van het Vb 2000, zijn hiervan een voorbeeld.
De minister is derhalve het bestuursorgaan dat in Nederland de bevoegdheid tot signalering van vreemdelingen in het SIS kan uitoefenen. De bevoegdheid tot opheffing van die signalering moet worden geacht in die bevoegdheid besloten te liggen.